Samenvatting Forensische aspecten van Kindermishandeling
Thema’s:
1. Slachtoffer van mishandeling: wel of niet vertellen?
2. Betrouwbaarheid van verklaringen van slachtoffers
3. Het kindverhoor door de politie
4. Medisch-forensische aspecten
5. Daders: typen, profielen, eigenschappen
6. Behandeling van daders en recidive
7. Cycle of violence: van slachtoffer tot zelf dader worden
Week 1, Artikel 1: Disclosure of child sexual abuse: What does the research tell us about the ways
that children tell?:
Sexually abused children often display secrecy, tentative disclosures and retractions of abuse.
The majority of abused children (2/3) do not reveal their abuse during their childhood, but keep it
hidden.
A large dark number, lacking evidence and no standard symptoms for CSA cause and unknown
amount of cases.
Most children remain silent about abuse.
CSAAS to determine why victims are reluctant to disclose abuse.
5 components:
- Secrecy
- Helplessness
- Entrapment and accommodation
- Delayed, conflicted and unconvincing disclosures
- Retraction of disclose
Other factors are self-blame, self-doubt, fear of the perpetrator.
Psychological consequences and those psychological states have consequences for behaviour.
Disclosures are often delayed and gradual.
CSAAS = Child Sexual Abuse Accommodation Syndrome.
More non-disclosure when: perpetrator was a family member.
No correlation was found between age and non-disclosure, demographic variables or severity of the
abuse.
Critique with adult retrospective research: memory is not 100% reliable, false denials,
Depending on age, children have different disclosure rates. With age, children become more likely to
disclose.
Not disclosing at a young age could be because younger children do not know what the abuse
means, or don’t have developed enough linguistic skills to disclose.
Once children have disclosed, they are likely to maintain their allegations when asked again.
Substantiated abuse cases when one of the following criteria is met: perpetrator convictions, plea
bargains or confessions, medical evidence, other physical evidence, and children’s statements.
,Active disclosure = detailed, coherent, first-person descriptions of the abuse
Tentative disclosure = vague, partial disclosrues of the abuse.
Biased and suggestive interview techniques can lead to false allegations and uninterpretable results.
Having supportive parents can lead do disclosure.
Week 1, Artikel 2: Barriers and facilitators to disclosing sexual abuse in childhood and
adolescence: A systematic review:
Children and young people often choose not to disclose sexual abuse, thus preventing access to help
and allowing perpetrators to continue undetected.
Barriers can be:
- Limited support, lack of understanding
- Perceived negative consequences
- Feelings of self-blame, shame and guilt
Facilitators for children to disclose:
- Asking directly
- Providing information about sexual abuse (appropriate for the age)
- Reduce the feeling of guilt and shame by giving emotional support and understanding.
There is a need for developmentally appropriate school-based intervention programmes that
facilitate children’s disclosure by reducing feelings of responsibility, self-blame, guilt and shame.
In addition, prevention programmes should encourage family members, friends and frontline
professionals to identify clues of sexual abuse, to explicitly ask children about the possibility of
sexual abuse and also to respond supportively if they disclose.
Week 1, Artikel 3: Victimization of Children With Disabilities:
Children with disabilities (CWDs) are 2-3 times more likely to be victims of child abuse but may have
more difficulty than their typically developing (TD) peers reporting their experiences.
More nondisclosure or delayed disclosure among CWD’s
CWDs were more likely to be abused by a parental figure.
Higher levels of disability were associated with increased risk of sexual abuse.
Boys with disabilities who were over 4 years of age were at especially high risk
There is also a strong association between disability and maltreatment.
People with mental disabilities seldom report their experiences to the police. Disabled people have
difficulty providing testimony when interviewed often becoming confused and uncomfortable,
especially when asked suggestive or complex questions .
Alleged victims with disabilities may suffer more severe forms of sexual abuse than TD children.
Higher levels of disability were associated with increased risks of sexual abuse.
The alleged perpetrators were more often found to be parental figures when suspected victims were
CWDs rather than TD children.
HC 1:
,Basisinformatie over kindermishandeling wordt niet behandeld, want is al eerder behandeld in de
minor. De basisinfo staat op Brightspace en moet je zelf doornemen.
Vormen van kindermishandeling, hoe vaak komt het voor.
Des te langer tijd tussen gebeurtenis en verklaring, kan invloed hebben op de betrouwbaarheid van
de verklaring.
Voor de kerst vooral over slachtoffers, na de kerst over daders.
Gastsprekers over het verhoor, medische info en de behandeling van daders.
Hoofdzaken van de artikelen moet je kennen.
Auteurs weten bij de artikelen. Ook weten wat voor soort onderzoek gedaan is (steekproef, over de
tijd, alleen 1 geslacht)
Slachtoffer van misbruik: wel of niet vertellen?
Ook misbruik in de dans- en turnwereld.
2017 #Metoo beweging. Maar is allemaal achteraf, men loopt er lang zelf mee rondt.
Hoofdvragen:
Hoe vaak komt zwijgen voor?
Hoe kun je dit onderzoeken?
Wat zijn de drempels om te vertellen?
Disclosure – delayed disclosure – non-disclosure
Childhood non-disclosure:
Alle slachtoffers zwijgen in het begin bij misbruik door familie.
Dit komt door schuldgevoel, schaamte en angst. Dit zorgt voor geheimhouding (CSAAS).
Uiteindelijk kan een voorzichtige disclosure plaatsvinden, maar men kan ook de verklaring weer
terugtrekken en ontkennen.
Disclosure is een proces, niet een plotselinge gebeurtenis.
30%-80% van de slachtoffers zouden hier niet over praten.
Een manier om te onderzoeken hoe vaak mensen hierover zwijgen = retrosprectieve studie door
volwassenen te vragen naar gebeurtenissen als kind en het wel/niet hierover vertellen.
^ Veel verschillen tussen studies. Dit kan komen door het verschil in vragen, bijv. direct na het
incident disclosure of binnen 1 jaar na het incident.
Kritiek bij retrospectieve studies:
- Geen dubbelcheck gedaan/mogelijk bij anderen
- Geheugen is niet 100% betrouwbaar, bijv. wel disclosen maar dit niet herinneren.
- Definitie disclosure niet 100% duidelijk. Uit jezelf vertellen of ook als antwoord op een vraag?
Vaak geen bewijs, alleen de verklaring van het kind.
Tegenwoordig steeds vaker online misbruik, dan wel bewijsmateriaal. Maar alsnog is de verklaring
van het kind belangrijk, omdat het vaak pas met de verklaring aan het licht komt.
Per toeval daders vinden door het vinden van beeldmateriaal bij invallen.
, Vaak wordt of vrij snel verteld, of pas na lange tijd.
Disclosure hoeft niet perse aan politie zijn, kan ook ouder of peer zijn.
Het is onwaarschijnlijk dat kinderen de misbruik niet herinneren, stressvolle gebeurtenissen kunnen
we vaak juist goed herinneren. Dus een andere drempel om te vertellen.
Andere soort studies zijn kinderen met SOA’s (Lawson & Chaffin), klinische studies.
Na diagnose worden ouder en kind apart ondervraagt. Ondanks het bewijs zwijgen/ontkennen
kinderen alsnog. Dus ook bij bewijs non-disclosure. Bij sterker bewijs wel iets meer disclosure.
Ecologisch model disclosure
Individueel
Micro = directe kring, familie, vrienden en school
Exo = support systemen verder weg, buren lokale politiek en media.
Macro = attitudes en ideologie cultuur
Individuele factoren: schaamte om te vertellen, misbruikt door een bekende, leeftijd
Leeftijd kan juist doen vertellen (geen besef van verkeerd gedrag) of juist niet door verbaal zwakker.
Leeftijd ouder kan juist doen vertellen (inzien fout gedrag) of juist niet door taboe.
Geslacht: jongens wachten langer met vertellen.
Verstandelijke beperking hangt samen met disclosure.
Zijn vaker slachtoffer, is een kwetsbare groep door minder kennis over seksualiteit, afhankelijk van
verzorger, meer fysiek contact in verzorging. Verzorgers zijn vaak daders.
Mensen met verstandelijke beperking disclosen minder vaak. Als zij dit wel doen is dit vaker delayed
disclosure dan direct vergeleken met kinderen zonder beperking.
Niet vertellen wegens:
- Schuld- en verantwoordelijkheidsgevoel (meewerken, niet tegenstribbelen want dan sneller
voorbij,fysieke seksuele reactie van het slachtoffer, blaming the victim)
- Angst (door bedreigingen van dader, gevolg dat gezin uit elkaar valt, ook positieve gevoelens
hebben voor dader en deze niet willen straffen, angst om niet gelooft te worden)
Victim blaming door anderen als eerste reactie. Wanneer de observer meer gelijkenis ziet met het
slachtoffer, leidt dit tot minder victimblaming (=defensive attribution hypothesis). Terwijl bij meer
gelijkenis met dader, dan meer victimblaming.
Meer victimblaming bij jongens als slachtoffer.
Wanneer de ouders het kind geloven leidt dit tot meer disclosure.
Kinderen kunnen heel goed inschatten hoe hun ouders zullen reageren en anticiperen op deze
mogelijke reactie.
Week 2, Artikel 1: Do children unintentionally report maltreatment? Comparison of disclosures of
neglect versus sexual abuse?:
Children’s initial reports often play a key role in the identification of maltreatment.
In this paper disclosure patterns in neglect and sexual abuse.
Neglect came to light because a third party informed the emergency services. Sexual abuse came to
light because of the children’s own report. This because children had more perceived awareness
about this subject.