,© Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2021
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave (met uitzondering van de bijlagen) mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in
enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige
andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet
1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16
Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
,Module 1 Schaarste, geld en handel
Antwoorden
Inhoudsopgave
1 Voor niks gaat de zon op 5
§1 Kiezen is kostbaar 5
§2 Kiezen of delen 6
§3 Toepassen 7
2 Van ruilen komt geen huilen 9
§1 Wederzijds voordeel 9
§2 Eigendomsrechten, transactiekosten en instituties 10
§3 Ruil, scholing en specialisatie 13
§4 Toepassen 14
3 Geld, de smeerolie van ruil 17
§1 De uitvinding van geld 17
§2 De verschijningsvormen van geld 18
§3 De waarde van geld 20
§4 Waar komt geld vandaan 21
§5 Toepassen 22
Afsluiting 24
,Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op
Paragraaf 1 Kiezen is kostbaar
1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Welke behoefte heeft iemand die reist met het vliegtuig?
Behoefte aan vervoer om van de ene plaats naar de andere te komen.
b Welke kosten heeft iemand die vliegt nog meer behalve de prijs van het vliegticket?
Bijvoorbeeld: Kosten van ongerief van het zitten in het vliegtuig.
Lees bron 4.
c Wat is de overeenkomst tussen de bron en de introductie van het hoofdstuk?
Er is sprake van een keuzeprobleem. In de introductie: wat doe je met je geld en tijd (de
keuze voor het een beperkt de keuze voor het andere). In bron 4, bijvoorbeeld: hoe wordt de
grond gebruikt: als bos of voor de verbouw van suikerriet? En: gebruik je eetbare gewassen
als biobrandstof of als voedsel?
2
Welk begrip uit de leertekst past het best bij de volgende voorbeelden?
A Gerard gebruikt de scooter om boodschappen te doen.
B Palmolie kan als grondstof voor voedsel of biobrandstof dienen.
C Ans zou het liefst elke week nieuwe kleding kopen.
D Ans heeft niet voldoende geld om elke week nieuwe kleding te kopen.
A = middel, B = alternatief aanwendbaar, C = behoeften, D = schaarste
3
a Paula moet kiezen hoe zij de vrijdagavond zal doorbrengen. In de tabel staan de kosten en
baten van verschillende aanwendingsrichtingen. Vul de tabel in. Ga uit van de volgende
gegevens:
De baten
Vier uur vakkenvullen bij Jumbo levert Paula in totaal € 12 op, terwijl haar moeder haar
€ 2,50 per uur betaalt als zij haar vier uur komt helpen in de keuken. Paula gaat het liefst uit
op vrijdagavond. Zij heeft er € 5 voor over om de avond uit te kunnen gaan.
De kosten
Paula werkt niet graag bij een supermarkt. Zij schat de kosten van vier uur werk in de
supermarkt op € 8. Haar moeder helpen in de keuken vindt zij minder vervelend: in totaal € 3.
Uitgaan is prettig, waardoor er geen kosten aan verbonden zijn.
Activiteit Kosten Baten Baten − kosten
Uitslapen €3 € 10 €7
Werken bij de supermarkt €8 € 12 €4
Sporten €0 €5 €5
b Bekijk de bij opdracht a ingevulde tabel. Welk bedrag per uur moet Jumbo minimaal bieden
om Paula over te halen in de supermarkt te komen werken? Verklaar je antwoord.
Werken bij Jumbo had boven € 7 aan (netto) baten moeten uitkomen. De baten hadden meer
dan € 8 + € 7 = € 15 moeten zijn. Dus € = (meer dan) € 3,75 per uur.
4
Praktijkonderzoek ‘Wie krijgt een donororgaan?’ legt uit hoe in de VS wordt omgegaan met de
schaarste in donororganen.
a Hoe verdeelt men in de VS het kleine aanbod van donororganen over de veel grotere vraag
naar donororganen?
Men kijkt naar de geschiktheid van een patiënt om een donororgaan te ontvangen. Hoe meer
geschikt, hoe groter de kans om een donororgaan te krijgen.
Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 1 Schaarste, geld en handel
, b Bedenk bij het verdelen van donororganen twee alternatieve verdelingssystemen die volgens
jou eerlijk zijn. Verdedig je keuze.
Bijvoorbeeld: De leeftijd laten meewegen (jonge mensen verliezen meer levensjaren, oudere
mensen hebben al een groot deel van hun leven achter de rug). Of: Een systeem van loting
(iedereen heeft dan evenveel kans).
c Op welke manier wordt op een veiling van schilderijen het (beperkte) aanbod verdeeld over
de (vele) vragers?
De vragers bieden tegen elkaar op. Wie het hoogst biedt (en dus het meest betaalt), krijgt het
schilderij.
d Waarom hebben veel mensen geen bezwaar tegen het veilingsysteem bij het verdelen van
schilderijen en wel bezwaar tegen het veilingsysteem bij het verdelen van donororganen?
Veel mensen vinden dat iedereen een gelijke kans op goede gezondheidszorg moet krijgen.
Met het veilingsysteem zouden rijke mensen veel meer en betere zorg kunnen kopen dan
mensen met weinig of geen geld. Dat vinden veel mensen oneerlijk. Bij niet-noodzakelijke
luxegoederen, zoals schilderijen, leeft dit idee minder of niet.
Paragraaf 2 Kiezen of delen
1
Welke combinaties zijn mogelijk bij de getekende budgetlijn van bron 2?
[ ] A Twee broodjes en vier liter water.
[ ] B Vier broodjes en drie liter water.
[ ] C Zes broodjes en twee liter water.
[ ] D Nul liter water en acht broodjes.
[ ] E Vijf liter water en een broodje.
2
Gegeven: de prijs van een boek is € 12. De prijs van een broodje kroket is € 2. Het budget is € 36.
a Teken de budgetlijn. Plaats het aantal broodjes kroket op de x-as.
b Stel de vergelijking van de budgetlijn op.
€ 36 = € 12 × aantal boeken + € 2 × aantal broodjes kroket
3
In de leertekst wordt uitgelegd dat in bron 3 lijn A de nieuwe budgetlijn is als gevolg van een
toename van het budget.
Bij welke combinatie van veranderingen kan lijn A ook het resultaat zijn?
( ) A De prijs van water en broodjes stijgt met hetzelfde percentage.
( ) B De prijs van water en broodjes daalt met hetzelfde percentage.
( ) C De prijs van water en broodjes stijgt met hetzelfde bedrag.
( ) D De prijs van water en broodjes daalt met hetzelfde bedrag.
Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 1 Schaarste, geld en handel