SAMENVATTING SOCIALE INSTITUTIES
Inleiding
Sociale instituties: organisaties, voorzieningen en diensten die als doel hebben het welzijn
van burgers te optimaliseren.
Welzijnsboom heeft veel takken, onderaan zitten H1 en H2 als basis. H3 t/m H8 zijn de
sociale kaart: dit is het actuele zorgaanbod.
België is een grondwettelijke staat: de grondwet zet in grote lijnen uit hoe de staat
bestuurd moet worden en hoe instellingen georganiseerd zijn. Het is gebaseerd op het
idee van Montesquieu: hij zei dat iedereen die macht heeft geneigd is deze te misbruiken
en daarom moet macht verdeeld worden.
Het land wordt geleid door een koning maar hij heeft beperkte macht, enkel samen met
zijn ministers heeft hij macht monarchie.
Wetten mogen gemaakt worden door het parlement die wordt verkozen door het volk.
Het is een representatieve democratie: het volk beslist niet zelf maar laat zich
vertegenwoordigen door parlementsleden.
België is ook een parlementair stelsel: alleen parlementsleden worden verkozen,
ministers en het staatshoofd niet.
België is een federale gedecentraliseerde staat: de hogere overheid geeft een deel van
haar bevoegdheden aan andere autonome organen. De wetgeving staat hiërarchisch in
,verband, de lagere overheid moet altijd de norm van de hogere respecteren. De hoogste
norm is de grondwet, er mag dus geen wet in strijd zijn met de grondwet.
Vlaams en federaal
Grof geschetst omvatten de bevoegdheden van de federale overheid eigenlijk alles wat te
maken heeft met het algemene belang. In het algemene belang van alle Belgen beheert
de federale staat bij voorbeeld financiën, leger, justitie, sociale zekerheid, buitenlandse
zaken evenals belangrijke delen van volksgezondheid en van binnenlandse zaken, etc.
Vlaamse bevoegdheden:
Cultuur: taalgebruik, kunsten, cultureel erfgoed, musea, bibliotheken, media en
sport
Onderwijs: bijna alle aspecten van het onderwijsbeleid, met uitzondering van de
federale residuele onderwijsbevoegdheden, zoals de leerplicht
Gezondheidszorg: erkenning van zorgverstrekkers en zorginstellingen,
kwaliteitsbewaking van zorginstellingen (eerstelijnszorg, ziekenhuizen,
preventieve gezondheidszorg, thuiszorg, ouderenzorg, geestelijke
gezondheidszorg, revalidatie en verslaving), hulp aan bejaarden en preventie
Bijstand aan personen: jeugdbescherming, jeugdbeleid, gezinsbeleid en
kinderopvang, gezinstoelagen (bv. kinderbijslag, geboortepremie en
adoptiepremie), bejaarden- en gehandicaptenbeleid, het gelijke kansen beleid en
de integratie van migranten, bestuurlijk toezicht op de OCMW.
Justitie: vervolgingsbeleid, jeugdsanctierecht, eerstelijns juridische bijstand en
justitiehuizen.
, Hoofdstuk 1: Welzijn in de verzorgingsstaat
Verzorgingsstaat | Welvaartsstaat
De verzorgingsstaat biedt alle burgers een redelijk bestaan. Deleeck kiest voor het woord
welvaartsstaat: samenlevingsvorm van sommige rijke geïndustrialiseerde landen waarbij
een aantal grondrechten van de burger effectief gewaarborgd worden. De grondrechten
zijn bedoeld om zijn materiële welvaart en zijn kansen tot ontplooiing te bevorderen. Dit
alles gebeurt binnen de parlementaire democratie en met behoud van de vrije
markteconomische productiewijze. De welvaartstaat beschermt de welvaart van burgers
en bouwt uit waar nodig.
Kenmerken van de welvaartsstaat
1. Hoog welvaartspeil: economische ontwikkelingen hebben geleidt tot een hoge
levensstandaard
2. Overheidsoptreden om welvaart te spreiden en grondrechten te waarborgen:
a. Door de sociale zekerheid uitkeringen
b. Zorgsectoren dienstverlening via overheidssubsidie zoals onderwijs,
gezondheidszorg
3. Verwezenlijken grondrechten (recht op
werk/huisvesting/onderwijs/cultuur/inkomen) vooral gericht op het voorkomen
van problemen door het preventief organiseren van de solidariteit (sociale
zekerheid) en het uitbouwen van het zorg apparaat (sociale instituties)
4. Behoud vrije markt en belang van overleg: beslissingen komen tot stand in
overleg. Het gaat om sociaal overleg tussen ondernemingen, organisaties en de
overheid (uitbouw van de welvaartsstaat is dus niet alleen een taak van de
overheid).
5. Binnen democratie de welvaartsstaat is niet autoritair, er is overleg en inspraak,
parlementaire democratie
Samengevat: waarborgt grondrechten van burger met het oog op materiële welvaart en
meer kansen op ontplooiing.
Welvaartsstaat is niet-staats en verzuild
- De welvaartsstaat is niet-staats = sociale organisaties zijn betrokken in
besluitvorming en uitvoering van het sociaal beleid. Zij nemen deel aan de
besluitvorming en uitvoering en de overheid controleert.
Verzuild middenveld (het middenveld zijn de sociale organisaties)
- Verzuiling = levensbeschouwing (religie, ideologie) is verbonden met een aantal
maatschappelijke activiteiten (bij een christelijke zorgverzekering)
- Verzuiling vermindert = ontzuiling: mensen gaan bijvoorbeeld naar een andere
zorgverzekering omdat die aantrekkelijker is
Korte historische schets
Fase 1 - Grotere levensstandaard dankzij industriële revolutie/Franse
1800-1880 revolutie
De sociale kwestie - Weinig overheidstussenkomst: arbeiders uitgebuit en weinig
rechten
- Dankzij solidariteit vrijwillig aansluiten bi een kas zodat ze toch hulp
kregen de voorlopers van ziekenfondsen en vakbonden
Fase 2 - Stemrecht en sociale wetten
1880-na WW 1 - Vakbonden en landsbonden van ziekenfondsen ontstaan
Begin van arbeidersbescherming - Verzekering blijft vrijwillig
en sociale verzekeringen
Fase 3 - Toename werkloosheid
Interbellum - Groeiend besef van belang overheidsingrijpen om de economie uit
Economische depressie en crisis de slop te halen en de crisis op te lossen
- Groeiend belang aan sociaal overleg betere bescherming van
arbeiders
, - Enkel pensioen en kinderbijslag verplicht, ziekte en
werkloosheidsverzekering waren nog vrijwillig
Fase 4 - Basis gelegd voor de welvaartsstaat
Na WW 2 - 1944: sociale zekerheid systematisch georganiseerd en voor alle
Concrete uitbouw traditionele werknemers verplicht gesteld
welvaartstaat - Uitbouw zorgvoorzieningen
- Vanaf 1973 (oliecrisis) stagnering: meer werkloosheid, hoge sociale
uitgaven, wijzigingen in de samenleving (bevolking/economie)
Fase 5 - Jaren 80 veel besparingen
Heden - Verschuiving naar de actieve welvaartsstaat
Actieve welvaartstaat - ‘Big society’: model waar het opnemen van individuele
verantwoordelijkheid en gemeenschapszin centraal wordt geplaatst
en de overheid zit terugtrekt uit meerdere taken
Situeren in tijd
Pensioen Fase 3
Ziekenfondsen Fase 4
Leerplicht Fase 4
Vakbonden Fase 4
Kinderbijslag Fase 3
Werkloosheidsuitkering Fase 4
Stemrecht mannen/vrouwen In 1919 mannen en in 1948 vrouwen
Actieve welvaartsstaat
- Toenemende druk door vergrijzing, hoge werkloosheid, globalisering, hoge
collectieve uitgaven begrotingstekort activeringsidee: niet de mensen vis
geven, maar ze leren vissen.
- Doelstelling: verhoging van de activiteitsgraad van de bevolking = meer mensen
aan het werk.
Nieuwe sociale kwestie en risicosamenleving
Van een industriële samenleving naar een postindustriële samenleving belang
dienstensector neemt toe we kunnen spreken van een kennis- of
informatiemaatschappij.
- Levenslang leren: laaggeschoolden vinden moeilijker een job
- Belang scholingsniveau: positie van lager opgeleiden wordt steeds kwetsbaarder.
Nieuwe sociale kwestie: kwetsbaarheid van laaggeschoolden en de daaruit vloeiende
ongelijkheid en armoede.
Risicosamenleving: risico’s worden steeds voorspelbaarder, we weten nu bijvoorbeeld dat
laaggeschoolden een grotere kans hebben op werkloosheid.
Welzijn, welzijnsbeleid, welzijnszorg en welzijnszorgbeleid
Welzijn - Toestand van welbevinden
- Kunnen ontplooien
- Respect en engagement voor de ontplooiing van anderen
Welbevinden - Gezondheid (breed) = kwaliteit van leven
- Welzijn welvaart
Welzijnsbeleid = - Via beleid welzijn/welbevinden bevorderen
sociaal beleid - Verantwoordelijkheid van verschillende ministers
Welzijnszorg - Antwoorden bieden aan noden
- Verandert door de tijd
Welzijnszorgbeleid - Specifiek beleidsterrein
- Verantwoordelijkheid van minister van Welzijn
Soorten sociale overheidsuitgaven: sectoren en categorieën
- Sectoraal beleid: richt zich op verschillende sectoren van het maatschappelijk
leven
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jeannettevanengelenhoven. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.