Economie, Recht en Management
De economische analyse van het recht
Inleiding rechtseconomie
Hoofdstuk 1 De economische analyse van het recht
Rechtseconomie: economische benadering van het recht, wordt aangewend om
- De effecten van juridische regels op het gedrag van mensen te beschrijven en te
voorspellen.
- Evalueren of deze effecten maatschappelijk gezien wenselijk zijn
- Alternatieve oplossingen formuleren.
Doelstelling: maximale maatschappelijke welvaart, ofwel maximale efficiëntie.
§3 De economische analyse van het recht
3.1 Positieve en normatieve analyse van het recht
Positieve rechtseconomie: zoals het recht is. Er wordt getracht om de gedragseffecten van
rechtsregels te voorspellen of evalueren.
Normatieve economische analyse: wordt getracht om aan te geven hoe het recht er uit zou
moeten zien. Uitgangspunt: recht moet efficiënt zijn. Normatieve rechtseconomie doet
beleidsmatige aanbevelingen.
3.2 Het recht als een systeem van (gedrags)prikkels
Rechtsregels creëren prikkels die toekomstig gedrag van mensen kunnen sturen. Daardoor kan
worden voorkomen dat ongewenste situaties of ongewenste gedragingen zich in de toekomst
zullen doordoen.
3.3 Invloed rechtsregels op individuele en maatschappelijke welvaart
Welvaart: mate waarin behoeften bevredigd worden met de beschikbare middelen.
Individuele welvaart: de mate waarin de behoeften van een individu worden bevredigt.
Maatschappelijke welvaart: welvaart van alle individuen gezamenlijk.
Rechtsregels geven prikkels aan mensen om bepaald gedrag te kiezen doordat zij de
individuele welvaart van mensen beïnvloeden.
Rechtsnormen duiden aan welk gedrag wordt verwacht.
Uiteindelijk doel van de rechtseconomie: rechtsregels die de maatschappelijke welvaart
maximaliseren.
3.4 De veronderstelling van rationeel handelen
Rechtseconomie gaat uit van de gedragsveronderstelling dat mensen rationeel handelen en
trachten hun individuele welvaart te maximaliseren. Het idee dat mensen rationeel handelen
impliceert dat zij reageren op prikkels vanuit rechtsregels en dat veranderingen in
rechtsregels de gedragskeuzen van mensen zullen beïnvloeden.
Rationeel gedrag: als iemand er naar neigt uit de hem ter beschikking staande alternatieven de
gedragslijn te kiezen die zijn welvaart het meeste dient, zonder dat men altijd een uitgebreide
kosten-baten analyse maakt.
,3.5 Efficiëntie
3.5.1 Efficiëntie als kernbegrip binnen de rechtseconomische analyse
Efficiëntie (doelmatigheid): rechtsregels dragen bij aan de maatschappelijke welvaart,
wanneer door die rechtsregels het totale saldo van baten en kosten in gunstige zin verandert.
Maximale efficiëntie: als een rechtsregel meebrengt dat een zo gunstig mogelijk saldo van
kosten en baten voor alle partijen wordt bereikt.
Binnen de economische analyse van het recht worden verschillende criteria gebruikt aan de
hand waarvan de mate van efficiëntie van een rechtsregels kan worden bepaald:
1. Pareto efficiëntie
Pareto verbetering: als een rechtsregel wordt ingevoerd of veranderd, en ten gevolge daarvan
de welvaart van één of meer personen toeneemt en niemand erop achteruit gaat.
Pareto efficiënt: als het niet meer mogelijk is om de positie van één individu te verbeteren,
zonder nadeel toe te brengen aan de positie van een ander individu.
Voordeel: er zijn geen verliezers.
Nadeel: criterium is erg strikt en biedt weinig ruimte voor verandering.
2. Kaldor-Hicks efficiëntie
Geeft de verhouding aan tussen de totale baten van rechtsregels en de totale kosten daarvan.
De verandering levert de winnaars genoeg winst op om de verliezers te kunnen compenseren
en dan nog beter af te zijn.
Het nut van dit principe is dat de kans wordt verhoogd dat elke voorgestelde verandering in
het recht netto de maatschappelijke welvaart vergroot, dat wil zeggen: dat het totale effect van
de rechtsregels gunstig is.
3.6 Negatieve externaliteiten en het Coase-theorema
3.6.1 Negatieve externe effecten
De vraag rijst of overheidsingrijpen, in de zin van regelgeving, eigenlijk nodig is om de
efficiënte situatie te kunnen bereiken.
Negatieve externe effecten: activiteiten waarbij schade aan anderen wordt toegebracht.
Internaliseren van externe effecten: gezien het perspectief van maximalisatie van de
maatschappelijke welvaart, dient de schade aan anderen en/of de maatschappij meegewogen
door de veroorzaker.
3.6.2 Coase-theorema I
Als er geen transactiekosten zouden bestaan, is de oplossing van negatieve externe effecten
geen probleem. Transactiekosten: alle kosten die met een transactie gemoeid zijn.
Coase-theorema: in een situatie zonder transactiekosten maakt het niet uit wie de
eigendomsrechten over een bepaald goed heeft. Zolang er geen transactiekosten zijn, zal er
altijd via marktwerking een efficiënte allocatie van het goed tot stand komen.
D.m.v.: onderhandelingen tussen partijen zullen alle mogelijke welvaartsverbeteringen
worden gerealiseerd en zal het goed gaan naar de partij met de hoogste waardering voor het
goed, er is dan geen tussenkomst van de overheid nodig.
3.6.3 Coase-theorema II
Transactiekosten bestaan wel. Transactiekosten zorgen ervoor dat overheidsingrijpen in de zin
van regelgeving wel nodig is om het probleem van negatieve externe effecten op te lossen.
,De overheid kan d.m.v. rechtsregels gewenst gedrag en de efficiënte maatschappelijke
oplossing in de hand werken.
§4 De waarde en betekenis van de rechtseconomie
4.1 De waarde van rechtseconomie
1. De rechtseconomie kan inzicht verschaffen.
2. De rechtseconomie geeft een neutraal normatief en systematisch kader aan bijv.
wetgevers, rechters en beleidsmakers, aan de hand waarvan juridische vragen kunnen
worden geanalyseerd. Dit bevordert de methodologische en consistente
besluitvorming.
Voordeel rechtseconomie: door het algemene kader verbindt het verschillende rechtsgebieden
met elkaar, dit bevordert vergelijking en stimuleert consistentie.
4.2 Rechtsvaardigheid versus efficiëntie?
De rechtseconomische benadering zou te weinig aandacht besteden aan
rechtvaardigheidsaspecten en tot onrechtvaardige resultaten kunnen leiden. Bij de
beoordeling van het recht dienen naast economische argumenten ook juridische en ethische
argumenten te worden meegewogen. Een rechtsregel kan goed zowel aan de maatstaf van
rechtvaardigheid als het efficiëntiecriterium worden getoetst. Door aan beide criteria te
toetsen, voorkomt men echter dat er te veel regels zijn of worden opgesteld, die inefficiënt
zijn zonder dat men dat eigenlijk weet. Een rechtvaardige regel is meestal ook efficiënt.
Hoofdstuk 2 Eigendomsrecht
§1 Inleiding (Waarom eigendomsrecht?)
Zolang goederen niet schaars zijn: goederen in zodanige mate aanwezig zijn dat in de
behoeften van iedereen kan worden voorzien, is er geen behoefte aan eigendom en
eigendomsrecht.
Gevolgen eigendomsrecht: - Men kan ongestoord van een zaak genieten.
- Je hebt het recht om een goed over te dragen.
Eigendomsrecht is de basis van de markteconomie.
§2 Het rechtseconomische eigendomsbegrip verschilt van het eigendomsbegrip in het
Europees-continentale recht
2.1 Definitie eigendomsrecht
Eigendom (Europees-continentaal recht): een privaatrechtelijk subjectief recht dat aan de
houder ervan een absoluut recht geeft op een lichamelijke zaak.
Eigendom (rechtseconomie): wisselende betekenis. Oorzaken wisselende betekenis:
- Rechtseconomie is niet gebonden aan de positiefrechtelijke definitie van één
welbepaald rechtsstelsel.
- Rechtseconomie is voornamelijk gegroeid in Anglo-Saksische landen, waar de term
property losser gebruik wordt dan op het Europees continent.
Omschrijving eigendomsrecht: ‘een eigendomsrecht is een institutioneel erkende, actuele of
toekomstige bevoegdheid van een persoon, groep of instelling om een lichamelijk of
onlichamelijk goed te gebruiken, ervan te genieten of erover te beschikken.
2.2 Een institutioneel erkende bevoegdheid
De fysieke controle die iemand uitoefent over een goed, moet verenigbaar zijn met de
rechtsnormen die gelden in de sociale context waar deze controle wordt uitgeoefend.
,2.3 Een actuele of een toekomstige bevoegdheid
Eigendomsrecht kan slapend zijn: bloot eigendom, wordt slechts effectief wanneer het
vruchtgebruik op het goed ten einde komt.
Een toekomstig eigendomsrecht heeft ook een economische waarde: wordt mede bepaald door
de tijdsduur van het actuele eigendomsrecht (vruchtgebruik).
2.4 Een bevoegdheid van personen, groepen of instellingen
De rechtseconomie laat het eigendomsbegrip niet afhangen van de aard van de houder ervan.
Hoe groter de groep, hoe groter de autonomie over het uitoefenen van het eigendomsrecht
waarschijnlijk zal zijn.
2.5 Een lichamelijk of onlichamelijk goed
Onlichamelijke goederen: bijv. intellectueel eigendom (H11)
2.6 Bevoegdheid tot gebruik, genot en beschikking
In het Europees-continentaal recht verenigt de eigenaar deze bevoegdheden.
In de rechtseconomie: ook het recht om één van deze bevoegdheden uit te oefenen, zal in de
rechtseconomie als eigendomsrecht worden beschouwd. Er vind een opdeling van
eigendomsrechten plaats: toekomstige eigendomsrecht vs. actuele eigendomsrecht.
Rechtseconomie splitst het soms verder op in vijf onderdelen:
- de bevoegdheid tot toegang
- de bevoegdheid om de opbrengst van een goed te verwerven
- de bevoegdheid om het goed te beheren
- de bevoegdheid om anderen van het gebruik en de opbrengst van het goed uit te
sluiten
- de bevoegdheid om het goed aan anderen over te dragen of het te vernietigen
§3 Waarom eigendomsrecht?
3.1 Afwezigheid eigendomsrechten leidt tot inefficiëntie
Politieke functie: beschermt de burgers tegen willekeurig overheidsingrijpen en maakt het
voor de burgers mogelijk om op een onafhankelijke wijze welstand te verwerven.
Economische functie: dankzij eigendomsrechten kunnen schaarse goederen efficiënter worden
gebruikt.
Een toestand van eigendomsloosheid met betrekking tot een schaars goed is inefficiënt:
1. Eigendomsloosheid leidt tot overgebruik
2. Eigendomsloosheid leidt tot suboptimale timing, bijv. de omwonenden zullen echter
niet wachten tot het moment waarop de opbrengst het hoogst ligt, omdat zij vrezen dat
de anderen toch vervroegd tot houthak zullen overgaan.
3. Eigendomsloosheid leidt tot onderinvestering, wanneer iemand investeert in een goed
waarop geen eigendomsrecht rust, dan kunnen andere medegebruikers van dit goed
van deze investering meeprofiteren.
3.2 De ontwikkeling van eigendomsrechten; de Demsetz-criterium
Demsetz stelde: samenleving zouden eigendomsrechten invoeren wanneer de opbrengst
ervan, namelijk het vermijden van de bovengenoemde problemen, groter wordt dan de kosten.
, §4 Individueel eigendom of collectief eigendom?
4.1 Individueel eigendom of collectief eigendom
Centrale vraag: Waarom gemeenschappen in bepaalde gevallen eerder opteerden voor
collectief eigendom en in andere gevallen eerder voor individueel eigendom?
In de eerste plaats moet erop worden gewezen dat er geen sprake is van een binaire keuze
maar van een continuüm. Een gemeenschap kan eigendom poolen (meer collectief maken) of
fragmenteren (opdelen in meer stukken). Dit gebeurt d.m.v. een kosten-batenanalyse.
Bij het poolen zijn de reguleringskosten belangrijk. Bij het reguleren van het gedrag van de
medegebruikers komen verschillende kostenposten kijken: naarmate men meer poolt, nemen
deze kosten toe. Naarmate men meer individualiseert, nemen zij af.
Als kosten van het fragmenteren moet worden gewezen op de uitsluitingskosten, het verlies
van schaalvoordelen en de problemen met mogelijk herpooling.
Op het continuüm tussen volledige collectiviteit en volledige individualisering van eigendom,
zal het meest efficiënte punt gelegen zijn waar: de som van de reguleringskosten en
uitsluitingskosten en verlies aan schaalvoordelen het laagst is.
§5 Het probleem van de anti-commons
5.1 Mogelijke transactiekosten in een anti-commons situatie
Commons: collectief eigendom, meerdere individuen hebben een gebruiksrecht op het goed,
zonder dat één van deze individuen de anderen van het gebruik kan uitsluiten. Probleem:
overmatig en prematuur (voorbarig) gebruik.
Anti-commons: een goed waarbij meerdere individuen tegelijkertijd rechten van uitsluiting
uitoefenen, zodat wanneer één individu van het goed gebruik wil maken, hij de instemming
van alle anderen nodig heeft. Waardoor transactiekosten ontstaan. Probleem: ondermaats en
later dan gewenst gebruik.
Transactiekosten in een anti-commons situatie worden voornamelijk bepaald door:
- Het aantal anti-commoners
- De complementariteit van de uitsluitingsrechten. Volledige complementariteit: als het
project allen maar door kan gaan als alle anti-commoners hun toestemming hebben
gegeven.
- Het Cournot-duopolie, de complementariteit kan ook leiden tot een prijszetting die
hoger ligt dan bij een monopolie. Cournot-duopolie: als twee complementaire
goederen worden gemonopoliseerd door twee verschillende firma’s. Als een
monopolist zijn prijs verhoogt boven het evenwicht, dan draagt hij daar de gevolgen
van in de zin van een lagere vraag. De complementaire duopolist kan er echter op
speculeren dat als hij zijn prijs verhoogt, de ander dit niet zal doen waardoor de vraag
naar zijn onderdeel niet buitenmatig daalt terwijl hij alleen van de prijsverhoging
profiteert. De andere kan echter dezelfde redenering aanhouden waardoor de prijs
boven de evenwichtsprijs uitschiet. Gevolg: welvaartsverlies.
5.2 Anti-commoners in de juridische praktijk
Soms kunnen bepaalde rechtsregels en rechtsinstellingen methoden vormen om de
inefficiënties, die het gevolg zijn van fragmentatie, terug te dringen.