Kennisbasis Natuur en Techniek
Jaar 2 van de pabo.
Theorie van H 6 t/m 11 + H13.
Inhoud
Natuurbeleving voor jong & oud..................................................................................................................... 1
Onderzoeken: zowel middel als doel............................................................................................................. 2
Weten en leren: over kennis en kennisverwerving.........................................................................................2
Een flexibel lesmodel voor onderzoekend leren.............................................................................................3
Vragen bij onderzoekend leren: kinderen die vragen, worden juist niet overgeslagen...................................4
Werkvormen voor onderzoekend en ontdekkend leren..................................................................................5
Verslagleggen en verslag uitbrengen.............................................................................................................5
Natuurbeleving voor jong & oud
Landschappen: verkennen, overzichtelijk natuurgebied.
, Planten: groente &fruit, plant in huis, symbolische waarde (kerstboom).
Natuurverschijnselen: regenboog, onweer, regenbuien.
Dieren: huisdier waarmee je een band op bouwt, vlinders bewonderen.
Techniek wordt ingezet voor medische mogelijkheden, energietransitie, milieuvervuiling. Ook wordt onze privacy hierdoor minder..
Kinderen naar de beleving van natuur onderzoeksresultaat:
- Kinderen spelen vooral met de natuur (stenen, takken).
- Ze zien natuur als niet-levend, want bomen en takken bewegen toch niet?
- Spelen, vruchten eten, geneesmiddel maken of materiaal verzamelen voor de hut.
Ze vinden techniek pas interessant als ze ermee kunnen spelen. De beleving helpt geleidelijk vertrouwd te raken met N&T.
Vervolgens worden ze betrokken en onderzoeken ze dingen. De natuur kan ook stoornissen bij kinderen verminderen (onderzocht)
De natuurbeelden en -beleving bepaald de manier hoe mensen de natuur benaderen.
De beleving stimuleren bij N&T doe je als leerkracht met je eigen houding, ontspannen sfeer, laat ze zelf onderzoeken.
Ontdekkend leren is voorspelling doen, proefje, om vervolgens de voorspelling te controleren.
Ontwerpend leren is inleven in problemen, maak een ontwerp en voer deze uit.
Hou rekening met de emoties in de klas als je een dier meeneemt, geef de dier een naam en verplicht niks.
Er is een verband tussen waarnemen, beleven en handelen.
Objectief waarnemen is zakelijk, feiten, wetenschap, nieuwsgierig.
Subjectief waarnemen is kunst, waarden van iemand, verwondering en eigen interpretatie.
Expressie activiteiten scherpt de zintuigen, aldus de waarneming aan.
Onderzoeken: zowel middel als doel
Nieuwsgierigheid zorgt voor intrinsieke motivatie.
De V-motoren voor nieuwsgierigheid:
- Verwondering: het gewone bijzonder maken.
Verwarring en twijfel: meerdere ideeën over een onderwerp.
- Verbazing: iets geks of onverwachts doen.
- Verlangen naar uitsluitsel: zelf antwoorden bedenken.
- Verwachting en vermoedens: voorproefje.
- Verbeeldingskracht: benieuwd zijn naar het onbekende.
Een kennishiaat is een ongemak die kinderen kwijt willen, dit kan alleen door antwoord te krijgen op hun vragen.
Toon zelf een nieuwsgierige en onderzoekende houding. De kleuters gaan in een veilige omgeving zelf op onderzoek. De midden-
en bovenbouw onderzoeken systematischer. Ze moeten een groeimindset ontwikkelen waarbij ze doorzetten &uitdaging aan gaan
Bij onderzoek ben je kritisch, objectief, nauwkeurig, werk je samen en deel je de resultaten.
Een vrije exploratie is een motiverend begin van de leer- en ontwikkelprocessen. Daarbij kunnen ze het doen om het doen.
Bij lerend onderzoeken gaan ze zonder strategie de eigenschappen onderzoeken (trail-and-error) om te kijken hoe het werkt.
Vervolgens leren ze doelgericht te zoeken waarbij ze variabelen verkennen, zoals de als-dan, met verschillende factoren.
In de laatste fase leren ze doelgericht te werken vanuit een vraag, waarbij ze nadenken en een plan moeten opzetten.
Onderzoek aan de concrete werkelijkheid:
1. Waarnemen met zintuigen: eigenschappen van materiaal ontdekken, waardoor ze vertrouw worden met het object.
2. Inventariserend onderzoek: herkennen, identificeer, classificeer. Wat, wanneer ,hoeveel?
3. Nauwkeurig vergelijken en meten: consumentonderzoek, hartslag voor en na het sporten.
4. Waarnemen van korte/lange periode: bij natuurverschijnselen of een productieproces (plant die groeit).
5. Opzetten & uitvoeren van experiment: je kijkt naar het effect van materiaal en naar omstandigheden.
a. Gevolgenonderzoek: wat gebeurt er als?
b. Oorzaken onderzoek: wat moet ik doen met.. om dit voor elkaar te krijgen?
c. Verifiërend onderzoek: is het waar dat? Kijken of de verwachting klopt.
d. Relatie beschrijven onderzoek: kijk of de valsnelheid wordt aangepast als je de grootte van parachute aanpast.
Als het resultaat niet klopt, dan pas je de hypothese aan.
Empirische cyclus bij N&T:
- Vooraf de confrontatie: activeer de V-motoren, maak een kennishiaat waarbij ze antwoorden willen krijgen.
- Fase A met verkenning: een vrije exploratie en overleg, ze bedenken operationele vragen.
- Fase B met onderzoek opzetten: een hypothese stellen, plan van aanpak, tijd, taakverdeling en materialen.
- Fase C met onderzoek uitvoeren: verzamel de waarneming- en meetresultaten.
- Fase D de conclusie: resultaten in grafiek verwerken, conclusie noteren, terugkoppeling naar de hypothese.
- Erna de presentatie: wat heb je gedaan, welke resultaten heb je gekregen en wat heb je ontdekt.
Weten en leren: over kennis en kennisverwerving.
Bij het selecteren van leerinhoud kijk je naar hun belangstelling, de plaats en tijd (zomer), opbouw met kennis, relaties met andere
vakken, uitvoerbaarheid en de verwachtingen vanuit de overheid.