Economie samenvatten H1 & H2
H1.1 Een perfecte markt
Het is voor een bedrijf gunstiger om op een markt te komen waar weinig of geen aanbieders zijn, dan
als er veel zijn. Bij een homogeen product ziet de consument geen onderscheid door wie het is
gemaakt. Bij heterogene producten ziet de consument wel verschil in wie het heeft gemaakt.
De drempels en dingen die je moet ondergaan om tot een markt toe te treden noem je de
toetredingsdrempels.
Er zijn verschillende marktvormen:
Volkomen Monopolistische Oligopolie Monopolie
concurrentie concurrentie (duopolie)
Heel veel aanbieders (heel) veel aanbieders Weinig aanbieders 1 aanbieder
Homogene producten Heterogene producten Homogene/heterogene -
producten
- - Kartels = prijsafspraken -
Geen invloed op de Volledig invloed op de
prijs prijs
Transparante markt Transparante markt
Vrije toetreding Hoge toetredingskosten
Als de prijs niet te beïnvloeden is, dan kan de producent wel nog de geproduceerde hoeveelheid
aanpassen, je spreekt dan van een hoeveelheidsaanpasser.
Er is sprake van het break-even-punt als p=MO=GO, winst = 0. Als MO boven MK ligt dan zorgt extra
productie alleen maar voor een toename van de totale winst.
De totale winst bij een maximale afzet teken je in een grafiek door: (GO – GTK (bij Q max))* Qmax
Maximale winst: MO = MK
Links van MO = MK, extra productie en verkoop zorgt voor toename van totale winst. Rechts van
MO = MK, zorgt extra productie een afname van de totale winst.
Max winst tekenen: je neemt de Q bij MO = MK en doet die * (GO – GTK) bij die Q.
H1.2 De enige aanbieder
Een monopolie is een marktvorm waar er maar 1 aanbieder is, er zijn verschillende monopolies:
Natuurlijke monopolies -> ontstaan doordat het efficiënter wat als 1 producent de productie in
handen nam.
Staatsmonopolie -> monopolie in handen van de staat/overheid.
Technisch monopolie -> door octrooi/patent is er alleenrecht om een product te produceren.
Feitelijk monopolie -> door economische macht wordt de hele markt beheert, dit kan komen door
een overname of fusie.
Doordat er geen andere aanbieders zijn kan de monopolist zelf zijn prijs bepalen, hij is een
prijszetter. Omdat de consument nog steeds bepaald hoeveel zijn vragen zijn voor de monopolist GO
en de vraaglijn hetzelfde. MO daalt altijd 2x zo snel als GO. MO = TO’
Als een monopolist de omzet wil maximaliseren dan zorgt hij dat MO = 0, dan kan TO namelijk niet
meer toenemen.
Hetzelfde product tegen verschillende prijzen aan verschillende klanten verkopen is
prijsdiscriminatie. Hierdoor haalt een aanbieder meer uit de markt. Er zijn 2 voorwaardes:
- De aanbieder moet voldoende marktmacht hebben
, - Deelmarkten/marktsegmenten kunnen onderscheiden worden
Prijsdiscriminatie kan je opdelen in 3 sectoren:
- Eerstegraads, prijs verschilt per klant
- Tweedegraads, prijs verschilt per hoeveelheid
- Derdegraads, prijs verschilt per klantengroep
Doormiddel van prijsdiscriminatie kan de aanbieder het consumentensurplus afnemen. Hierdoor
neemt het producentensurplus en de winst toe.
H1.3 Je onderscheiden van de concurrent
Een oligopolie is een marktvorm waarin er een beperkt aantal aanbieders zijn. Bij een oligopolie
maken de producenten gebruik van verschillende soorten concurrentie: Prijsconcurrentie, het
concurreren op basis van prijs. Bij niet-prijsdiscriminatie concurreren de producten op basis van
andere producteigenschappen dan de prijs. Voorbeelden hiervan zijn:
Spaaracties, de kwaliteit en kenmerken van een product, dienstverlening, etc.
Oligopolist is ook een prijszetter, ze moeten rekening houden dat als ze de prijs verhogen de afzet zal
dalen en dat ze klanten verliezen. Een prijsverhoging bij een oligopolist heeft een grotere afzetdaling
tot gevolg dan een monopolist.
Het dalen van de prijs is ook niet gunstig, ander aanbieders gaan mee en de winst daalt. Als de
producenten hun verkoopprijzen niet veranderen bij (kleine) veranderingen in productiekosten,
spreek je van prijsstarheid.
Als aanbieders hun producten onderscheiden van die van de concurrenten noem je dat
productdifferentiatie. Bijvoorbeeld: vormgeving, verpakking en kwaliteit.
Oligopolisten kunnen ook afspraken maken, dit noem je een kartel en het is streng verboden. Ze
kunnen afspraken maken over de prijs, de productiehoeveelheid, de verdeling van de markt, etc.
De ACM (Autoriteit Consument en Markt) houdt toezicht op het misbruik van marktmacht, zoals het
vormen van een kartel. Binnen de EU doet de Europese Commissie dit.
H1.4 Veel verschillende concurrenten
Als de consument denkt dat het product een heterogeen product is dan kan dan producent enigszins
de prijs bepalen, deze marktvorm noem je monopolistische concurrentie. Veel aanbieders maar
heterogene producten.
Een aanbieder op deze markt is tot zekere hoogte een prijzetter, hij moet wel letten op wat zijn
concurrentie doet qua prijs. Slaagt de aanbieder erin om bij dezelfde prijs meer consumenten te
trekken, dan schuift de vraaglijn (GO-lijn) naar rechts, de MO schuift mee. MO = MK, komt bij een
grotere hoeveelheid te liggen.
De producenten proberen doormiddel van marketing hun vraaglijn naar rechts te verschuiven. Als de
omvang van de markt gelijk blijft gaat dit ten koste van andere aanbieders. Als het een groeiende
markt is dan is het voor aanbieders veel makkelijker om meer vraag te creëren dan in een
teruglopende markt. Hoge prijs- en afzetniveaus zorgen voor hoge winsten en trekken nieuwe
aanbieders aan, uiteindelijk daalt door het toetreden van nieuwe aanbieders de GO-lijn weer naar
links.
Winstgevende bedrijven investeren een deel van de winst terug in het bedrijf om zo de concurrent
voor te blijven. Ze kunnen ook de voorsprong behouden door efficiënter te produceren. Bedrijven
groeien ook door het overnemen (overname) of te fuseren (fusie) met een concurrent.