2.1
Stalin schafte de NEP af zodat hij de grote doorbraak kon bereiken: de SU moest
snel veranderen in een moderne industrienatie, dit wou hij doen door
collectivisatie. Collectivisatie was dat boeren hun bedrijfjes moesten opgeven en
zich aan moesten sluiten bij grote collectieve boerderijen: kolchozen of
reusachtige staatsboerderijen sovchozen. Collectivisatie zou leiden tot hogere
opbrengsten en bestrijding van de klassenvijand op het platteland, de zogeheten
koelakken. Volgens het vijfjarenplan moest in 1934 20% van de boeren zijn
gecollectiviseerd, maar eind 1929 eiste Stalin al ‘totale collectivisatie’. Alle
koelakken moesten van hun land gehaald worden.
De collectivisatie liep uit op een totale oorlog tegen het platteland, dit kwam
doordat de boeren een makkelijke prooi waren voor de communisten, daardoor
gingen de communisten de boeren plunderen. Niet alle boeren lieten dit toe, er
ontstonden opstanden. Miljoenen boeren werden opgepakt en naar de goelag-
archipel gebracht, een kamp waar gevangenen een soort slavenarbeid moesten
doen.
2.2
Door collectivisatie werden de eeuwenoude dorpsgemeenschappen werden voor
een groot deel vernietigd, de kerken werden verwoest of werden gebruikt als
opslagplaats. Doordat de kolchoz vaak samen viel met het dorp bleef er wel iets
van het oude gemeenschapsgevoel bestaan, het ging alleen minder opvallend.
De Communistische partij had het platteland in bedwang, de kolchozen werden
geleid door een kolchozvoorzitter(hogerhand benoemd partijlid). Die luisterde
weer naar het machine en tractor station(MTS), die beheerde namens de staat de
landbouwmachines, ook kreeg de kolchoz voorzitter instructies van hoge
partijfunctionarissen. In 1933 werd het binnenlands paspoort ingevoerd, hiermee
kon je door de SU reizen, boeren kregen dit niet.
Iedereen en alles was ondergeschikt aan het plan waarin stond wat welke
kolchoz precies moest produceren. Boeren kregen vaak bijna niks of in natura
uitbetaald.
De collectieve landbouw bleek inefficiënt, er was een gebrek aan machines en
zaaigoed. In 1935 kregen boeren een eigen stukje land, er stonden wel hoge
belastingen op, maar wat de boeren overhielden mochten ze zelf verkopen. De
opbrengst was hoog.
2.3
democratisch-centralisme: ieder partijlid moest zich onvoorwaardelijk bij de
besluiten van de meerderheid neerleggen.
Stalin had als de secretaris-generaal de leiding over de partij-organen. Met de
functie van secretaris-generaal hield Stalin continu zuiveringen, hij schoof het
oude partij kader opzie en verving het door jongeren uit ‘proletarische
bevolkingsgroepen’. De nieuwelingen hadden alles aan Stalin te danken en
steunden hem daarom trouw. In 1929 was Stalin alleenheerser
De NKVD was verantwoordelijk voor de binnenlandse veiligheid, ze kregen
gevangenissen, werkkampen en een deel van het transportsysteem onder zich.
, Ze hielden toezicht door een groot netwerk van spionnen. In 1936 benoemde
Stalin, Jezjov tot hoofd van NKVD benoemd.
Tijdens de grote terreur werden miljoenen mensen verdwenen in kampen.
Vrouwen en kinderen van communisten, intellectuelen, technici enz, konden
allemaal van straat geplukt worden. Wie Stalin niet volgde zag hij als een vijand,
uiteindelijk kreeg hij toch door dat de grote terreur de SU in gevaar bracht. Jezjov
kreeg de schuld van alles, in 1939 werd Jezjov gearresteerd en in 1940
geëxecuteerd.
2.4
In 1936 kwam de Stalin-constitutie, hierin stond dat de partij de leidende kern was
van alle maatschappelijke en staatkundige organisaties. Elke kolchoz, fabriek en
andere officiële instelling werd geleid door een partijsecretaris.
Je kon niet zomaar een partijlid worden, je moest geselecteerd worden. Ze
genoten van privileges maar stonden ook onder strikte controle, en liepen
constant gevaar, ze moesten absolute toewijding aan Stalin tonen. Partijleden
moeten het communistische goede voorbeeld geven. De ‘helden van de sovjet
unie’ waren een groot voorbeeld voor communisten, overal hingen posters van ze
als propaganda. Ook liet Stalin duizenden monumenten van Lenin opgericht
worden en miljoenen exemplaren van lenins boeken en artikelen drukken.
Veel mensen geloofden in Stalin door de angst en terreur, veel mensen hadden
niks meer, Stalin was hun enige houvast. Stalin bleef zelf meestal op de
achtergrond zodat hij bij misstappen de schuld aan iemand anders kon geven.
3.1
Stalin wilde een totalitaire samenleving: een samenleving waarin de staat niet
alleen de economie en de politiek, maar het hele leven bepaalde. Het individu
speelde volgens Stalin geen rol, zijn ideale nieuwe sovjetmense was één met de
massa. Om de nieuwe Sovjetmens te creëren begon Stalin in 1929 een culturele
revolutie, deze moest een eind maken aan alle oude gedachten, normen en
waarden. De Sovjetmens was iemand die het algemeen belang (van het land / de
partij / Stalin) boven zijn eigen belang stelde en die bereid was zichzelf daarvoor
op te offeren.
Tijdens de revolutie nam Stalin ook strengere maatregelen in het onderwijs,
kinderen moesten verplicht 4 jaar naar school. Op de scholen in niet-
russischtalige gebieden werd het Russisch verplicht ingesteld als 2de taal. Op
basisscholen ging het vooral om basishygiëne, rekenen, lezen en schrijven, in het
vervolgonderwijs lag de nadruk op techniek en natuurwetenschappen. Onderwijs
moest ook helpen bij de vorming van de nieuwe mensen, daarom werden
godsdienst en bijgeloof bestreden. Er ging veel tijd in de politieke vorming en
verering van Lenin en Stalin.
Tijdens de Grote Terreur moesten kinderen de foto's van opgepakte leiders
doorkrassen, hun verdwenen uit beeld. In alle wetenschappen werd Stalin de
deskundige, zo werd in biologie de erfelijkheidsleer verboden
3.2
De communistische jeugdbond Komsomol was van groot belang onder Stalin,
89t de leden werd het toekomstige partijkader geselecteerd. Zij moesten later de