Hoorcollege 1. Introductie en onderzoekscyclus
Tentamen: neem een rekenmachine mee (geen grafische)!!! Geen formules leren, die krijg je
op het tentamen.
Bepaalde vragen kunnen gemakkelijk beantwoorden met behulp van officiële gegevensbronnen.
Recidive is onder ex-gedetineerden hoog, ongeveer de helft gaat binnen twee jaar opnieuw de fout
in Werkt gevangenisstraf? Deze vraag is lastiger te beantwoorden, hiervoor moet je onderzoek
doen. Je begint bij het vaststellen van het doel van gevangenisstraf (vergelding, incapacitatie,
terugdringen recidive). Je kunt niet kijken naar alle doelen. Vaak wordt het terugdringen van recidive
onderzocht, dit is ook makkelijker te meten. Ook belangrijk is om te kijken naar niet-wenselijke
effecten van gevangenisstraf (kwijtraken woning, werk en gezin; psychische problemen; nieuwe,
criminele contacten opdoen). Je zou dus eigenlijk moeten kijken naar al die wenselijke en
onwenselijke gevolgen van gevangenisstraf. Dit is niet te doen, daarom maken onderzoekers keuzes.
Dit doe je vaak door empirisch onderzoek te doen. Empirisch onderzoek= onderzoek gebaseerd op
ervaringen, waarnemingen en bevindingen (zo objectief mogelijk onderzoek doen: het maakt niet uit
wie de onderzoeker is; elke onderzoeker moet tot hetzelfde antwoord op de vraag komen).
Gegevens verzamelen en op basis daarvan conclusies trekken.
Wat is het effect van het type straf op recidive? De onderzoeksvraag is specifieker. Je start met
operationaliseren en meten. Je gaat nadenken over hoe je de vraag gaat beantwoorden:
Welke straffen?
Gevangenisstraf
Werkstraf
Leerstraf
Thuisdetentie
Tbs-maatregel
Boete
Welke effecten? Wat gaan we meten?
Crimineel gedrag, recidive
Percentage met 1 delict of meer?
Gemiddeld aantal delicten?
Welke feiten wel, welke niet?
Over welke periode?
Hoe gaan we dat meten?
Vragen aan de veroordeelden
Gegevens opvragen bij het Openbaar Ministerie
Bij wie gaan we dat meten? Het is vaak onmogelijk om de hele populatie te meten, daarom neem je
een steekproef.
Steekproef
Jongeren
Ouderen
Is de steekproef representatief voor de populatie?
,Werkt gevangenisstraf beter dan werkstraf?
Gevangenisgestraften en werkgestraften
Iedereen met een van deze twee straffen in 2019
Gegevens opvragen bij het Openbaar Ministerie
Recidive: wie heeft drie jaar na afloop van de straf een nieuw delict gepleegd?
Recidive na werkstraf: 50% na drie jaar
Recidive na gevangenisstraf: 70% na drie jaar
Er is dus meer recidive onder gevangenisgestraften. Conclusie: werkstraf werkt beter dan
gevangenisstraf. Mogen we die conclusie trekken?
Nee, het gaat om twee groepen die niet voor niets een hele andere straf hebben opgelegd
gekregen. Mensen met een gevangenisstraf hebben vaak ernstigere en meer delicten
gepleegd dan mensen die een werkstraf opgelegd hebben gekregen. Deze groepen zijn dus
niet vergelijkbaar. De criminologie verschilt hierin van andere wetenschapsgebieden: een
rechter geeft zijn oordeel en mensen worden niet at random door onderzoekers tot een
bepaalde straf veroordeeld.
Een onderzoeksvraag als deze is dus niet zo gemakkelijk te beantwoorden als op het eerste gezicht
lijkt.
Beslissingen die je moet nemen bij het doen van onderzoek:
Wat ga je meten?
Hoe ga je meten?
Bij wie ga je meten?
Waarmee ga je vergelijken?
Hoe ga je de gegevens analyseren?
Welke conclusies mag je trekken?
Empirische onderzoekscyclus
Opzet gegevensverzameling analyse interpretatie
Onderzoek in de criminologie
Onderzoek naar:
Omvang van criminaliteit
Aard van criminaliteit
Verklaren van criminaliteit
Reacties op criminaliteit (en de effectiviteit daarvan)
Daders van criminaliteit
Slachtoffers van criminaliteit (victimologie)
Criminologie is een objectwetenschap (er wordt naar één object gekeken: crimineel gedrag). Er
wordt gebruik gemaakt van kennis uit allerlei verschillende disciplines:
Psychologie
Sociologie
Economie
Politicologie
Biologie
, Rechtswetenschappen
Enz.
Al deze disciplines hebben eigen kennis en deels gemeenschappelijke, maar ook eigen methodes. We
doen onderzoek naar een fenomeen dat grotendeels verborgen is.
Een aantal zaken is specifiek voor de criminologie:
1. Populatie wil niet worden gekend en niet worden onderzocht. Criminelen hebben vaak een
negatief belang bij onderzoek. Hoe meer kennis er over criminaliteit is, hoe ongunstiger dat is
voor criminelen. Gegevens zijn nooit compleet, ophelderingspercentages liggen, zeker voor
veelvoorkomende criminaliteit, laag. Daders die zijn opgepakt zijn geen goede afspiegeling
voor de rest van de daderpopulatie onderzoek is per definitie vertekend.
2. Officiële gegevensbestanden met veel informatie (wel selectief en opgezet voor andere
doeleinden). Politie, OM, rechtspraak, DJI, reclassering leggen veel vast. Onder steeds
strenger wordende voorwaarden (vanwege de privacywetgeving) mag je hier als onderzoeker
gebruik van maken.
3. Gegevens zijn vaak niet normaal verdeeld. Dit maakt het toetsen en analyseren van gegevens
lastiger. Hierdoor moet je ook gebruikmaken van minder krachtige toetsen.
4. Gelaagde structuur van gegevens. Daders plegen bijvoorbeeld meerdere delicten. Als je dan
alle daders meeneemt, dan zullen deze daders meerdere keren in het bestand terechtkomen.
5. Normatief kader. Rechterlijke macht legt de straffen op. Veel onderzoek kan om ethische
redenen niet uitgevoerd worden.
6. Gevoeligheid (maatschappij, media, politiek) van heel veel onderwerpen binnen de
criminologie. Nuance wordt vaak in de media en krantenberichten weggehaald. Gevoeligheid
bijvoorbeeld bij onderzoek naar etniciteit en criminaliteit. Als onderzoeker moet je goed
opletten dat de context niet bij het nieuw wegvalt.
Wat is wetenschap?
- Objectiviteit
- Kennis(verwerving)
- Waarheid
, - Rationeel
Eigen interpretatie kan je niet volledig voorkomen, maar je probeert het als onderzoeker zo objectief
mogelijk te houden.
Wetenschapsopvattingen
- Fenomenologie
- Symbolisch interactionisme
- Neopositivisme
- Kritisch rationalisme
Fenomenologie
Bestudering van de mens in relatie tot zijn omgeving.
Wat betekenen situaties voor verschillende mensen? Dezelfde situatie kan voor verschillende
mensen andere betekenissen hebben.
Symbolisch interactionisme
Interactie tussen mensen en de symbolen die hierbij worden gebruikt. Bij symbolen moet je denken
aan normen en waarden.
Een onderzoeksmethode die veelal wordt gebruikt is participerende observatie (zelf meedoen met
het onderzoek en als onderzoeker onderdeel worden van het onderzoek). Het gaat heel erg om
gedrag en om hoe mensen reageren op bepaalde situaties.
Neopositivisme
Onderzoek is onderdeel van een huis van bouwstenen.
Als de bouwstenen waar zijn, is de daaruit opgebouwde theorie ook waar. Je probeert theorieën
steentje bij steentje aan de hand van onderzoek op te bouwen.
Neopositivisme opgekomen door Der Wiener Kreis
Kritisch rationalisme
Karl Popper redeneerde precies andersom.
Absolute kennis bestaat niet. Alles is waar totdat het tegendeel is bewezen. Falsificatie met empirisch
onderzoek. Je hoeft maar één keer iets tegen te komen wat niet overeenkomt met een theorie en
daarmee is de theorie volledig onderuit gehaald.
Een theorie is voorlopig waar, totdat deze wordt gefalsificeerd.
Popper: “Je kunt nooit zeker weten of iets waar is; je kunt wel zeker weten dat iets niet waar is.”
Je moet dingen wel kunnen observeren om ze te kunnen falsificeren.
Volgens de manier van Karl Popper zien we de wetenschap nog steeds.
Empirische onderzoekscyclus
Adriaan de Groot heeft het idee van het kritisch rationalisme van Popper verder uitgebouwd. Deed
onderzoek naar schakers en was degene die de Cito-toets in Nederland heeft laten invoeren.
Volgens De Groot gaat een empirische onderzoekscyclus: