Het is een kort en krachtige samenvatting. De stof van het hele boek is hierin behandelt in 10 pagina's met duidelijk overzicht. Begrippen zijn dikgedrukt weergegeven, er is gebruik gemaakt van plaatjes en de tekst heeft een duidelijke structuur met aangegeven kopjes en hoofdstukken.
Module 4 Heden, Verleden & Toekomst
Hoofdstuk 1 De prijs van tijd
1.1 Tijd is geld
Voor een producent heeft tijd waarde: een bepaalde tijdsduur komt voor hem overeen met
een bepaalde productie. (Bijv.: per 16 seconden 1 auto, 3600:16 = 225 auto’s p/u)
Voor een consument heeft tijd ook waarde: een bepaalde tijdsduur komt voor hem overeen
met een bepaalde hoeveelheid consumentensurplus. (lekker eten, sporten, bioscoopbezoek)
Tijd is van waarde en daarom heeft tijd een prijs. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen de
individuele prijs van tijd: dit verschilt per persoon en hangt af van iemands tijdsvoorkeur. En
de algemene of marktprijs van tijd: dit is voor iedereen gelijk en is gelijk aan de rente. De
rente die banken rekenen, is voor iedereen gelijk; het is daarom de algemene prijs van tijd.
De hoogte van de rente komt tot stand op de vermogensmarkt: waar vraag en aanbod van
financieel kapitaal bij elkaar komen. Het wordt ook sterk beïnvloed door de reporente, ook
wel refirente. Dit is het rentepercentage waartegen banken geld kunnen lenen bij de centrale
bank. Het is de minimale rente waarvoor banken geld uitlenen aan bedrijven en
consumenten. Algemene banken hebben ook een bankrekening bij de centrale bank, dit is
hun depositorekening. Het geld wat ze hierop zetten krijgen ze van de centrale bank
depositorente vergoed en dit is altijd lager dan de reporente.
1.2 Sparen en lenen
De rente maakt ruilen over de tijd mogelijk. Bij een ruil over de tijd is sprake van een
intertemporele ruil. Het verschuiven van consumptie door tijd heet intertemporele
substitutie.
Sparen levert rente op: in ruil voor de tijd dat de consument zijn geld op de bank zet, betaalt
de bank hem rente. Hoe langer het geld op de bank blijft staan, hoe meer rente de bank
uitbetaalt. Het voordeel van het uitstellen van consumptie is dat de consument rente
verdient. Het nadeel is dat het consumentensurplus niet direct genoten wordt.
Een consument zal gaan sparen als de opbrengsten van sparen (de rente) hoger zijn dan de
kosten van sparen (individuele prijs van tijd).
Toekomstige consumptie kan ook naar het heden worden verschoven. Het wordt dan
geconsumeerd op een moment dat de consument er nog geen geld voor heeft. Hij zal geld
moeten lenen. Over deze lening moet hij rente betalen voor het vervroegen van consumptie.
Het voordeel is dat van het consumentensurplus direct wordt genoten. Het nadeel is dat er
rente betaalt moet worden boven op het aankoopbedrag.
Een consument zal gaan lenen als het voordeel van vervroegde consumptie groter is dan het
nadeel van de rentekosten. De individuele tijd is in dat geval hoger dan de rente.
De individuele prijs van tijd is voor ongeduldige consumenten hoog. Het wordt ook beïnvloed
door de mate van risico-aversie: de neiging om het zekere voor het onzekere te nemen. Hoe
sterker iemand risico-avers is, hoe hoger zijn individuele prijs van tijd. Ze hebben een
voorkeur voor zekerheid, het uitstellen van consumptie brengt namelijk onzekerheid mee.
Afhankelijk van de hoogte van de rente zal een consument voor ieder product besluiten of hij
de aankoop uitstelt of niet. (dorst: drinken kopen vs. T-shirt kopen)
, 1.3 Inflatie
De gemiddelde prijs van een verzameling goederen is het algemeen prijspeil. De stijging hiervan door
de tijd heen heeft een speciale naam: inflatie. Door inflatie daalt de koopkracht van geld.
Inflatie is de groei van de maatschappelijke geldhoeveelheid: hoe meer geld er in omloop komt, hoe
hoger de prijzen na verloop van tijd zullen zijn. Om lenen aantrekkelijker te maken, zullen banken een
lagere rente gaan rekenen. Dit geldt ook voor het ECB, door hun renteverlaging zullen consumenten
en producenten tegen een lagere rente kunnen lenen bij banken. De algemene prijs van tijd is dan
gedaald, waardoor consumenten en producenten meer gaan lenen.
Het veranderen van de rente door de ECB is een voorbeeld van monetair beleid. Ze proberen
hiermee de economie te beïnvloeden. Door de rente te verlagen, vergroot de ECB de
maatschappelijke geldhoeveelheid en stimuleert daarmee economische activiteit. Dit mechanisme
heet het kredietkanaal. Als de economie oververhit dreigt te raken, kan de ECB de rente verhogen. Bij
een hogere rente zullen consumenten en producenten minder snel lenen, bovendien zullen ze een
groter deel van hun inkomen sparen vanwege de hoge renteopbrengst. Hierdoor daalt de vraag en
vermindert de druk op prijzen.
Een indexcijfer is een getal waarmee je eenvoudig een procentuele verandering t.o.v. een basisjaar
kunt aflezen. Voor het basisjaar wordt de prijs van een product omgezet naar 100: het prijsindexcijfer
voor het basisjaar. Vervolgens wordt er een vergelijkingsjaar gekozen:
Voor dat jaar is het prijsindexcijfer:
Stappenplan berekening van inflatie:
1. Bepaling goederenmandje: de inflatie meet de stijging van het algemeen prijspeil, om dit te
berekenen moet eerst het goederenmandje worden samengesteld. Dit zijn de producten
waar een gemiddeld gezin zijn geld aan uitgeeft. (kleding, voedsel, etc.)
2. Bepaling wegingsfactoren (bestedingsaandelen): niet alle producten van het
goederenmandje, zijn even belangrijk voor de berekening van het algemeen prijspeil. Er
wordt daarom rekening gehouden met wegingsfactoren: de uitgave aan een product als
percentage van de totale uitgaven. Hoe groter de wegingsfactor, hoe meer het product
meetelt in het algemeen prijspeil.
3. Omzetting van prijzen in (prijs)indexcijfers. Prijsindexcijfers van een bepaald product of
productgroep zoals ‘voeding’ heten: partiële prijsindexcijfers.
4. Berekening van consumentenprijsindex (CPI): het algemeen prijspeil is ook wel het gewogen
gemiddelde van alle partiële prijsindexcijfers in het goederenmandje. Daardoor heeft het
algemeen prijspeil ook zelf een prijsindexcijfer, namelijk: consumentenprijsindex (CPI). Het
geeft de hoogte van het algemeen prijspeil in het land, uitgedrukt in een indexcijfer. De
formule hiervan is:
(w = wegingsfactor, p = partiële indexcijfer)
5. Berekening inflatie, procentuele verandering in de CPI: het CPI van het vergelijkingsjaar wordt
vergeleken met het basisjaar (100). Het verschil hiervan is de officiële inflatie.
Deflatie ontstaat als consumenten en producenten minder geld uitgeven. De vraag naar
producten en diensten neemt dan af. Dit kan bijv. komen doordat ze minder vertrouwen
hebben in de toekomst. Ze gaan dan sparen om geld te bezitten als het in de toekomst
tegenzit. Het nadeel is dat als iedereen dit doet, mensen zonder werk komen te zitten. Door
de vraaguitval ontstaat er dan een economische crisis.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper selienazh. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,53. Je zit daarna nergens aan vast.