De islam
De islam
Inleiding
1. De student reproduceert de kennis van de vijf zuilen en de zes geloofspunten (uit de
propedeuse)
De vijf pilaren -> de uitvoering, wat je doet
As-shahaadah -> geloofsbelijdenis. Er is maar één God en Mohammed is zijn
profeet.
As-salaah -> het dagelijkse gebed (hadidh) gebruiken/overleveringen van
Mohammed
Az-zakaah -> liefdadigheid, bepaald percentage inkomen delen, vroege
openbaring Mohammed
As-sawm -> ramadan, negende maand islamitische kalender, suikerfeest-
iftar
Al-h’adj -> pelgrimage naar Mekka, behalve als je er niet toe in staat bent
-> dit is de grote h’adj -> naar Mekka/Medina tijdens het offerfeest
Umrah -> de kleine ‘hadj, zonder offerfeest
6 imaan -> het voelen
Geloof in Allah -> 99 namen, barmhartige. De eenheid van God wordt
benadrukt.
De engelen -> goed een slechte dagen, bij dag des oordeels
Boeken -> Torah en bijbel zijn voorlopers en zitten waarheden in
Profeten -> Mohammed als zegel der profeten
De laatste dag -> dag des oordeels
Het Lot -> Allah zou alles hebben vastgelegd
2. De student kan de visie van Talal Assad op het definiëren van religie uiteenzetten met
behulp van het begrip discursieve traditie en dit plaatsen tegenover een essentialistische
visie van religie.
Religie is een ‘discursieve traditie’ -> religie is het geheel wat ooit daarover gezegd en
geschreven is. Het is een dynamisch geheel van teksten, voorstellingen, bepalingen en
praktijken die voortdurend in ontwikkeling zijn.
We kunnen religie beschouwen als het geheel van praktijken dat verwijst naar de relatie van
de mens tot een transcendentale dimensie, het bovennatuurlijke, maar hoe ziet die relatie
eruit?
Kritiek van Assad:
Richt zich op de sociaalwetenschappelijke definities van religie als een
symboolsysteem, een duidingskader waardoor de grens tussen religieuze duiding
en niet-religieuze duiding verdwijnt en religie een wel heel geïndividualiseerde
invulling krijgt.
Kritisch t.a.v. theologen die religie verengen tot een geloofsleer, zonder druk
te maken over inbedding van die kennis in concrete omstandigheden en over de
relatie tussen leer een aanhangers.
In beide gevallen wordt religie geëssentialiseerd. Twee stellingen als antwoord op dit
essentialisme:
De islam, de religie, is een geloofsleer, een moreel kompas, maar dat wordt
het pas als praktiserende moslims het op die manier zien en toepassen in
concrete situaties.
Dynamiek van macht. Religie verwijst naar gezaghebbende kennissystemen.
Wat is waarheid en wie gaat daarover?
Belangrijke woorden
Hadieth -> de overlevering, verhalen over het leven van de profeet
Mohammed
Kalaam -> theologie
, Tafsier -> Koranexegese
Fiqh -> islamitische rechtwetenschap
Falsafa -> islamitische filosofie
Oelama -> de grote traditie, de islam van de teksten (versus: de kleine traditie,
de volksislam, dat wat moslims ermee doen). de orthodoxe, officiële leer: de leer
volgens het boek.
Oemma -> de gemeenschap van gelovigen
Mohammed
1. De student kent de levensloop van Mohammed en het ontstaan van de Oemma inclusief
jaartallen en belangrijke gebeurtenissen.
Mohammed: hij die geprezen moet worden.
570: geboren
610: eerste openbaringen engel Gabriël
612: voor het eerst prediken
619: verliet vrouw en oom, kan niet langer in Mekka blijven
622: Hidiaj naar Jatrib (Medina) begin oemma, start jaartelling
624: slag Badr, moslims veranderen van geloofsrichting
628: vredesvedrag van Hoedaij bija
630: verdrag geschonden, inname Mekka
632: geboren Aboe Bakr, gekozen als opvolger
Mekka -> handelsstad clan Hasjim, stam Karaiss/koorasjieten. In het midden van de stad de
Kaba, bedevaartsoord. Hij groeit op bij zijn oom, want ouders vroeg overleden. Werken voor
handelskaravaan. Huwelijk met Khadija (25 jaar).
Oemma: gemeenschap op basis van geloof. Praktisch mededogen. Eerlijke verdeling.
Belangrijker dan dogma over God.
2. De student kent de context van Mekka en Jahtrib/Medina en de wijdere context van de
Arabische wereld ten tijde van Mohammed.
Het begin van de islamitische jaartelling wordt gemarkeerd door de hidjra, de emigratie in
622 van Mohammed met enkele volgelingen vanuit Mekka, naar Medina. Door zich in
Medina te vestigen wilde Mohammed laten zien dat de band van het geloof boven de
stamverbanden stond.
Daar-al-islam: huis van de islam/vrede, daar-al harb -> huis van oorlog: verdeelt de wereld in
een gebied waar de wetten van de islam heersen en een gebied waar dat niet het geval is. In
de klassieke betekenis is daar-al-islam verbonden met het idee dat de oemma uiteindelijk in
dit gebied een werkelijke eenheid zal vormen.
Mekka, waar de islam geopenbaard werd, lag op een belangrijk kruispunt van handelsroutes.
Toen Mohammed in 622 uitweek naar Medina, ontstond de religieuze gemeenschap. Toen
Mohammed in 632 overleed waren grote delen van het Arabisch schiereiland, etc., o.l.v.
islamitisch gezag, door de tweede kalief na Mohammed; Oemar.
Dynastieën:
661-750: De Omajjaden (of Omayyaden, Oemayyaden, Umayyaden, Banu
Umayya) waren een dynastie die van 661 tot 750 het Islamitisch Kalifaat
regeerde. Ze waren van oorsprong een belangrijke clan uit Mekka die binnen de
snel groeiende islamitische wereld de macht greep. De laatste van hen werd in
750 verslagen, waarna de macht op de dynastie van de Abbasiden overging.
750-1258: Het kalifaat van de Abbasiden was een islamitisch rijk, geregeerd
door de Abbasiden-dynastie die regeerde van 750 tot 1258. De Abbasiden namen
vrijwel het hele kalifaat van de Omajjaden over, die tot 750 vanuit Damascus
heersten.
In 661 verschoof het zwaartepunt van de religieuze organisatie naar het noordelijke
Ddamascus, waar de Oemmajaden-dynastie werd gevestigd. Islam breidde zich uit door
handel en veroveringen.