RECHT & PRAKTIJK SAMENVATTING
Stof
Met recht bedreven: H1 t/m H4 + H7
Hoofdlijnen Nederlands Recht: H3.1 en 3.2 + H10 en H12
MET RECHT BEDREVEN
Hoofdstuk 1 – Het hanteren van wetten, regelingen en wettenbundels
1.1 Wetten in formele zin zijn wetten gemaakt door de regering (Koning en een of meerdere ministers
en/of staatssecretarissen) in samenwerking met de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer
tezamen).
Opschrift officiële naam van een wet of regeling. In het opschrift staat eveneens informatie over
de datum van ondertekening en het onderwerp. Achter het opschrift wordt vaak
informatie geplaats over de laatste wijzigingen van de betreffende wet of regeling
(hoort officieel niet tot het opschrift).
Citeertitel meestal in het laatste artikel van de betreffende wet of regeling. ‘Deze wet kan worden
aangehaald onder den titel …’
Aanhef volgt na het opschrift en gaat vooraf aan de inhoud van de wet of regeling. Uit de
aanhef kun je het wetgevingsproces van de betreffende wet of regeling afleiden. Dus
bijvoorbeeld ‘Wij WILHELMINA, bij gratie Gods, …’
Considerans het doel of de reden van het opstellen van de wet of regeling. VB: ‘(...) dat het
wenselijk is een nieuwe regeling van het auteursrecht vast te stellen.’
1.2 Verschillende indelingsinstrumenten: boeken, titels, hoofdstukken, afdelingen, paragrafen en/of
wetsartikelen.
In de inhoudsopgave krijg je inzicht van de structuur van grotere wetten of regelingen.
BW citeren Boek 1, titel 4 --> titel 1.4 BW
Boek 10, titel 3, afdeling 1 --> afdeling 10.3.1 BW
Boek 4, titel 3, afdeling 1, artikel 13, lid 3, sub 1 --> artikel 4:13, lid 3, sub a BW
Awb citeren Hoofdstuk 4, titel 4.1 --> titel 4.1 Awb
Hoofdstuk 5, titel 5.4, afdeling 5.4.2 --> afdeling 5.4.2 Awb
Hoofdstuk 8, artikel 69, lid 1 --> artikel 8:69, lid 1 Awb
Sr citeren Tweede boek, titel II --> titel II, Tweede Boek Sr
Eerste boek, titel IIA, Tweede afdeling --> Tweede afdeling, titel IIA, Eerste
Boek Sr
Derde Boek, titel XIV, artikel 240 --> artikel 240 Sr
Afkortingenlijst voor andere verwijzingen (boeken) om te citeren!
1.3 Bij het registermethode maak je gebruik van het trefwoordenregister achter in je wettenbundel.
1.4 Met de systematische zoekmethode ga je aan de hand van de structuur of opbouw van een wet of
regeling op zoek naar het juiste artikel. Je kijkt bijvoorbeeld of het privaat- of publiekrecht is --> als
het publiekrecht is kijk je of het bestuurs-, straf- of staatsrecht is --> kijk in de inhoudsopgave als
Hoofdstuk 2 – Het ontleden van wetsartikelen
2.1 De meeste wetsartikelen zijn opgebouwd uit leden, subs en/of subleden.
Leden een lid is een stuk tekst in een wetsartikel dat zelfstandig gelezen kan worden. Een lid
wordt aangeduid met een cijfer
Subs een sub is een stuk tekst in een wetsartikel dat niet zelfstandig leesbaar is. Subs
worden aangeduid met letters.
, Subleden in enkele wetsartikelen worden subleden gebruikt om onderverdeling te maken. Ze
worden aangeduid met een cijfer gevolgd door een bolletje (°)
2.2 Rechtsvoorwaarden zijn de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan, wil er sprake zijn van een
bepaald gevolg. Elk rechtsgevolg is dus het gevolg dat het recht verbindt aan een rechtsfeit.
2.3 Wetsartikelen kunnen meerdere rechtsvoorwaarden en/of rechtsgevolgen bevatten. Die
verhouden zich op een bepaalde manier tot elkaar. Je hebt:
Cumulatieve rechtsvoorwaarden en rechtsgevolgen: als aan alle rechtsvoorwaarden naast
elkaar voldoen moet zijn om het rechtsgevolg in werking te laten treden. Vaak te herkennen
aan het woord ‘en’.
Alternatieve rechtsvoorwaarden en rechtsgevolgen: als één keuzemogelijkheid voldoende is
om het rechtsgevolg in werking te laten treden. Vaak te herkennen aan woorden als ‘of’ en
‘dan wel’.
Hoofdstuk 3 – Het oplossen van een juridische casus I (basis)
Het vierstappenplan ziet er als volgt uit:
Stap 1 het formuleren van de rechtsvraag
Stap 2 het analyseren van het juridische kader
Stap 3 het toepassen van de feiten op het juridische kader
Stap 4 het beantwoorden van de rechtsvraag
Stap 1: voor het formuleren van de rechtsvraag zijn de volgende punten relevant:
De partij(en): indien deze aanwezig zijn, moeten de partijen die het (mogelijk) geschil met
elkaar hebben, worden benoemd in de rechtsvraag.
Het wettelijk kader: vermeld hierbij het geselecteerde wetsartikel.
Het rechtsgevolg: dit rechtsgevolg blijkt uit het geselecteerde wetsartikel.
Stap 2: hier analyseer en interpreteer je het bij stap 1 geselecteerde wetsartikel. Rechtsbronnen: wet,
jurisprudentie, parlementaire stukken en juridische literatuur. Het analyseren van een rechtsregel uit
een wetsartikel start met het ontleden van het wetsartikel in rechtsvoorwaarde(n) en rechtsgevolg(en).
Stap 3: je kijkt naar de feiten in de casus en past deze vervolgens toe op het geselecteerde juridische
kader.
Stap 4: de laatste stap bekijk je concreet of aan alle rechtsvoorwaarden van het ontlede wetsartikel is
voldaan en geef je antwoord op de vraag of het rechtsgevolg wel of niet intreedt.
Hoofdstuk 4 – Het gebruik van jurisprudentie
Jurisprudentie is een verzamelnaam voor uitspraken, oftewel beslissingen, van rechters.
4.1 De rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad behoren tot de rechterlijke macht. Naast
deze drie gerechtelijke instanties zijn er nog enkele bijzondere colleges.
Rechtbanken: elke zaak die door een rechter wordt beslecht, wordt in principe eerst aan de
rechtbank voorgelegd. We noemen dit ‘een procedure in eerste aanleg.’ Elke rechtbank
behandelt meerdere rechtsgebieden: civiel recht, bestuursrecht en strafrecht.
Gerechtshoven: als een procespartij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank kan
die procespartij in de meeste gevallen in hoger beroep bij een van de hoven. Het gerechtshof
bekijkt de zaak dan helemaal opnieuw. De hoven behandelen de volgende rechtsgebieden:
civiel recht, belastingrecht, strafrecht en speciale rechtsgebieden.
Hoge Raad: de Hoge Raad is de hoogste rechter op het gebied van het civiele recht, het
belastingrecht en het strafrecht. Bij de Hoge Raad worden zaken behandeld waarbij een
procespartij in cassatie is gegaan (de procespartij is in beroep gegaan bij de Hoge Raad
tegen een beslissing van een lagere rechter). De Hoge Raad is dus cassatierechter (feiten
worden dus niet opnieuw onderzocht). De Hoge Raad baseert zich op de feiten zoals die zijn
vastgesteld door het gerechtshof. De cassatieprocedure is erop gericht de rechtseenheid,
rechtsontwikkeling en rechtsbescherming te bevorderen en te verzekeren.