3 – Preventief versterken van gezondheidsgedrag.
HC – Gedrag en gedragsverandering
Leren vanuit verschillende psychologische invalshoeken:
Behaviorisme
Behaviorisme verklaart het gedrag van de mens door wat hij geleerd heeft. Gedrag wordt aangeleerd.
Ongewenst gedrag wordt veranderd door iets anders te leren. Conditionering omvat een proces waarin het
gedrag van een mens verandert als gevolg van ervaringen die hij opdoet. Het gaat om gedrag, dat onder
bepaalde voorwaarden en condities tot stand komt, dat aangeleerd wordt.
Klassieke conditionering (Pavlov)
Klassieke conditionering is een vorm van leren door een
neutrale stimulans te koppelen aan een stimulus die leidt tot
een reflex. Pavlov voerde een experiment uit met zijn hond.
Iedere keer als hij zijn hond voedsel gaf, liet hij seconden
daarvoor een bel afgaan. Door de bel ontstond een neutrale
stimulans dat geen speekselproductie teweeg bracht. De bel
had nog niks te maken met het voedsel, het was een
willekeurig geluid. Nadat hij een aantal keren de bel had laten
rinkelen voordat hij het voedsel aan de hond gaf, begon het
dier wel speeksel af te scheiden als hij de bel hoorde. De bel
was het sein geworden dat er eten aan kwam. De bel noemde
Pavlov een geconditioneerde stimulus en de
speekselafscheiding noemde hij geconditioneerde respons.
Operante conditionering (Skinner)
Operante conditionering omvat een proces waarin gedrag
van een mens verandert als gevolg van consequenties die
dat gedrag geeft.
Operant gedrag is gedrag waarbij vrijwillig een handeling
wordt uitgevoerd. Skinner voerde een experiment ui in een
kooi, de Skinnerbox, die uit een hendel, voedselbak en
metalen rooster bestond. Het proefdier, een rat, krijgt eten
toegediend als hij de hendel overhaalt. De rat zal op den
duur de hendel overhalen en geen verband leggen tussen
deze activiteit en eten dat hij krijgt. Bij de volgende keren
dat hij dit doet, zal dit wel zo zijn. Gedrag dat gevolgd
wordt door een effect in de omgeving wordt operante
respons genoemd. Bekrachtiging is daarbij een element,
eten bij de rat is de positieve bekrachtiging. Zonder dit, zal het gedrag uitdoven, extinctie.
Sociaal-cognitieve leertheorieën (Bandura)
De basis van deze theorie laat zien dat een persoonlijkheid niet alleen uit waarneembaar gedraag bestaat,
maar dat cognitieve processen een cruciale rol spelen in het wijzigen of eigen maken van gedragspatronen.
Het doel is om duidelijk te maken dat een individu kan leren op verschillende manieren. Gebaseerd op
zelfreflectie maken mensen keuzes, maar met name de omgeving waarin de persoon zich in bevindt heeft
invloed op hoe iemand zich gedraagt en leert. De lerende, de persoon die centraal staat in deze theorie,
verwerkt verschillende impulsen op verschillende manieren.
Leefstijlcoaching i.r.t. leren
Leefstijlcoaching is coaching, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en gericht op begeleiding voor
personen die gezonder willen leven. Het gaat over positieve gedragsverandering. Omdat het moeilijk is om
bepaalde gedragspatronen te doorbreken, zoals te veel eten, te veel alcohol consumeren helpt
leefstijlcoaching hierbij om deze patronen toch te doorbreken en op een gezondere wijze te leren leven.
Leefstijlcoaching is een ondersteunende, motiverende en positieve begeleiding met als uitgangspunt het
doel van de persoon, waarbij er gezocht wordt naar mogelijkheden om het doel te behalen.
Factoren die leiden tot individuele verschillen m.b.t. daadwerkelijk realiseren van
gedragsverandering
Motivatie
Intrinsieke motivatie gaat om willen, een persoon wil iets uit eigen behoeften, waarden en interesses. Het
ontstaat uit interne drijfveren. Extrinsieke motivatie gaat om moeten, er wordt iets gedaan omdat het moet
of omdat iemand anders het wil. Het komt uit een externe bron.
Kennisweek 3
1
, Drijfveer-gedreven (biologisch)
Dit verklaart waarom iemand iets doet. Het is de motivatie om daar te gaan een bepaald doel te bereiken.
Behoefte-gedreven
Behoefte-gedreven
Mazlow zijn bekende motivatietheorie hoort hierbij. In Maslows benadering zijn mensen gedreven hun
behoeften te vervullen, en vinden zij op ieder hoger niveau nieuwe behoeften die zij willen bevredigen.
De zelfdeterminatietheorie van Desi en Ryan richt zich op de menselijke motivatie en persoonlijkheid, die
betrekking hebben op o.a. de aangeboren psychologische menselijke behoeften. Het onderzoekt de
redeneren van de keuzes die mensen maken vanuit zichzelf, zonder beïnvloed te raken door externe
factoren. Het gaat om individueel gedrag waarmee mensen zichzelf motiveren en handelen.
Zelfbeheersing en impulscontrole
Zelfbeheersing wil zeggen dat men in emotionele situaties in staat is om met de emoties om te gaan;
controle over eigen gedrag, erin slagen wensen, behoeften en driften onder controle te houden en
escalaties te voorkomen.
Impulscontrole is bepaalde impulsen, stimulansen of opwellingen te kunnen weerstaan of uitstellen.
Emoties
Emoties worden gezien als een speciale soort van motivatie; emoties dragen bij aan gedag dor met iets
door te gaan of ermee te stoppen, doordat ze aanleiding geven voor toenadering (positieve emoties) of
vermijding (negatieve emoties)
Gedragsverandering (motivatie en beïnvloedende factoren) op basis van:
Lineaire modellen
Inde psychologie bestaan er diverse modellen waarmee het proces van gedragsverandering wordt
beschreven. In deze modellen zijn goed de factoren die laten zien dat de invloed op het proces remmend of
stuwend zijn.
Theory of Planned Behavior
De TPB is een theorie die stelt dat intentie de belangrijkste factor is voor gepland gedrag en dat die intentie
weer volgt uit drie andere factoren; het belang dat aan het gedrag of het effect daarvan wordt gehecht, hoe
de omgeving over dat gedrag denkt en de ingeschatte vaardigheid.
Attitude: Volgens de theorie wordt de houding (attitude) ten opzichte van gedrag (behavior) bepaald
door de wenselijkheid van het gedrag zelf en de wenselijkheid van het verwachte gevolg van het
gedrag. Dit is de gedragsovertuiging (behavioral relief).
Subjectieve norm: Sociale druk is een belangrijke factor bij de vorming van een intentie tot gedrag. De
groep waartoe iemand behoort, legt bepaalde op,
gebaseerd op onderliggende normatieve opvattingen.
Deze verschillen per groep en daarmee zijn dit
subjectieve normen (subjective norms)
Waargenomen gedragscontrole: De intentie tot gedrag
wordt ook beïnvloed door de bekwaamheid in dat gedrag.
Daarbij geldt dus niet alleen de daadwerkelijke
beheersing van het gedrag, maar ook de inschatting die
men hier zelf van maakt. Dit is onder meer afhankelijk
van de ervaring en kennis.
ASE-gedragsbeïnvloedingsmodel
Het ASE-model is gebaseerd op TPF en de SLT. Dit model gaat ervan uit dat intentie om bepaald gedrag te
vertonen leidt tot het daadwerkelijk uitvoeren van dat gedrag. De ‘intentie tot gedrag’ hebben betekent dat
men van plan is om zich op een bepaalde (nieuwe) manier te gaan gedragen. Men kijkt eerst naar of er
voldoende positieve aspecten aan het gedrag zitten, dan krijgt men de intentie om het gedrag te vertonen.
Soms zijn er te veel drempels (barrières) die het gedrag tegenwerken. Of de vaardigheden die men bezit
zijn niet voldoende of ontbreken, waardoor het niet lukt om het gedrag uit te voeren.
Om de intentie tot gedrag te hebben, moet men allereest een positieve attitude hebben ten aanzien van
dat gedrag. Men kijkt dan naar wat het gedrag zou kunnen opleveren. Ook wordt er gekeken naar de
nadelen. Als het gedrag genoeg oplevert met weinig bezwaren, dan is er sprake van een positieve attitude
tegenover het gedrag. Attitude komt voornamelijk tot stand op basis van ervaringen met een bepaald
gedrag. Hiernaar is het ook gebaseerd op gewoonten en overtuigingen (beliefs). Cognitieve beliefs is
gerelateerd aan kennis, affectieve aan gevoel en emotie en conatieve aan gedrag.
De sociale invloed voert op verschillende manieren druk uit op een persoon. De subjectieve vorm oefent
druk uit doordat de omgeving een bepaalde verwachting heeft. Als persoon wil je voldoen aan deze norm.
Via sociale steun; als persoon wil je sociale steun ervaren, hierdoor is de kans groter dat we het gesteunde
gedrag gaan vertonen. Als het wordt afgekeurd, ga je nadenken of je het gedrag weer zal vertonen. Via
sociale druk; het ervaren van druk zorg ervoor dat men iets gaat doen wat hij eigenlijk niet gewild had. Door
het gedrag van rolmodellen wordt gedrag overgenomen, modelling. De invloed van de sociale omgeving
wordt ook bepaald door wat er gedacht wordt door de persoon zelf (normative beliefs).
Kennisweek 3
2