Colleges
Basisvakken: moleculaire celbiologie, anatomie, medische microbiologie, fysiologie,
radiotherapie
HC-radiologie
Met echo kan je slechts 10-15 cm diep kijken. Dit is dus een probleem bij obesitas. Barium
mag alleen in maag-darm kanaal. Mag echt nergens anders, dus mag je niet net na operatie
gebruiken. Als je dat wil moet je jodium gebruiken, dat is minder schadelijk. Kan met ijzeren
bolletjes door de darmen heen doen. Je kan dan de snelheid meten hoe snel het bolletje
beweegt.
Bij ct goed contrast en geen over projectie. Het heeft wel een erg hoge stralingsdosis.
Endoscopie: voor de patiënt belastend en bij zwakte in darmwand heb je risico op perforatie.
Geef aanwijzingen bij doorsturen.
HC-chronische diarree deel 1 (medische microbiologie)
WHO: waterige dunne ontlasting minstens 3x per dag.
Acute diarree< 14 dagen, persisterende>14-30 dagen,
chronische diarree >30 dagen.
Dysenterie: bloederige diarree met mogelijk slijm. Komt
vaak koorts bij kijken.
9 liter passeert de darm. 8 liter van al het vocht wat
binnenkomt wordt door de dunne darm geabsorbeerd.
90% van wat over blijft door het colon. Ernstige ziekte
dunne darm geven dus vaak diarree. Absorptie gaat via
osmose door de celwand in de vasculaire capillairen
aan de binnenkant van de villi.
Kijk naar de oorzaak van diarree.
Infectieus:
Voedselvergiftiging, salmonella (non-tyfi), sigella, campylobacter, norovirus, gardia
(parasiet), entamoebe, HIV/AIDS.
Non-infectieus: antibiotica, antidepressieva, UC, Crohn, intestinale ischemie.
Hyperthyroidisme, colon carcinoom.
Wat je wil weten: duur, meer mensen zien, gebruik antibiotica of drugs, reizen, abdominale
pijn, immunogecomprimeerd, dag/nacht, waterig, bloed, slijm, dehydratie, koorts,
afwijkingen onderzoek.
Infectieus: 3 mechanismen:
1. Toxines: minder absorptie van NaCl en H20, meer secretie van Cl- en H20, vooral in
de dunne darm.
2. Infectie en schade aan enterocyten: minder absorptie, bijvoorbeeld door giardia
lamblia.
3. Infectie en inflammatie: dysenterie (vooral ileum en colon, salmonella enteridis
infectie)
Risicofactoren voor infectieuze diarree
1
,Medicatiegebruik: protonpompremmers: zorgen voor minder maagzuur; barriere is minder
effectief.
Gebruik antibiotica: kan direct diarree geven. Kan ook zorgen dat darmflora verstoord raakt.
Geeft meer foute bacteriën.
Reizigers: kans op bacteriën. Mensen met HIV ook risico voor diarree.
Voedselvergiftiging: enter toxinen komen binnen die al buiten het lichaam zijn gemaakt.
Komt binnen 1-6 uur al. Het ontstaat snel en verdwijnt ook weer snel. Sthap. Aureus; vlees,
ei en voedsel buiten koelkast. Bacillen cereus (rijst). clostridium perfringens.
Meest bekende verwekkers voor diarree: campylobacter en salmonelle en shigella en
yersinia. Virus: noro- en rotavirus. Parasiet: giardia.
Hospital acquired: clostridium difficle. Vooral bij mensen die kort daarvoor antibiotica
hebben gebruikt. Vooral fluoroquinolonen, clindamycine, cefalosporinen.
Milde diarree, koorts, colotis, toxisch megacolon. Antibiotica soort voor dat goede bacteriën
weg gaan en slechte kunnen groeien waardoor toxinen komen. Daardoor ontsteekt darm en
krijg je diarree. Diagnose: kijk ontlasting na voor clostridium difficele en zoek voor toxinen-
stam en antigeentest voor toxinen.
Behandel met metronidazol of vancomycine oraal.
HAD. Norovirus voedsel. Voedselvergiftiging.
Medicatie.
In buitenland: ETEC (toxine vormende e. coli), shigella,
campylobacter, salmonella, vibrio cholerae.
Virus: noro en rota.
Parasiet: giardia lamblia, entamoeba, cryptosporidium,
Cyclospora.
Diagnostiek: cultuur (bacterie), microscoop (parasiet),
PCR (virus, girdia, entamoeba, cryptosporidium),
microscoop en pcr: dual feces test (DFT), antigeentest, serologie (entamoeba histolytica).
Wel diagnostiek bij: chronisch of acute met (alarmbellen: koorts met dysenterie en immuno
gecomprimeerd).
Behandeling: 1. Genoeg vocht. (oral rehydration solution ORS. Werkt op de natrium-glucose
co transporter) 2. Loperamide (antimotiliteit middel). 3.
Antibiotica alleen bij duidelijk pathogeen, laagdrempelig bij
immuun gecompromitteerd of duidelijke verwekker.
Preventie: was op met voedsel en hygiëne.
HC-chronische diarree deel 2 (medische microbiologie)
Ciprofloxacine: shigella gevoelig voor.
Bij ETEC verwacht je over het algemeen koorts.
Acute diarree vooral bij reizigers. ETEC meeste voorkomend. Komt
in darm en gaat via cAMP maken waardoor minder water en zout
2
, wordt opgenomen, wel wordt chloor opgenomen. Netto waterdunne diarree. Maximaal 5-7
dagen zijn mensen daar ziek van. Behandel ciprofloxacine.
Noro en rotavirus: vaak in epidemien. Incubatie 1-2 dagen. Misselijk, kotsen, waterige
diarree, koorts. Duur: 2-3 dagen. Via PCR.
Parasiet:
Yersinia: geeft meer ileitis dan appendicitis.
HC-Hepatitis deel 1 en 2
Ontsteking van de hepatocyten. AST/ALT
(hepatocellulair). AF/GGT (cholestatisch-
galgangen). Infectieus: hep A-E, epstein-Barr, cytomegalovirus, gele koorts, Q-koorts, HIV,
Lyme, syfilis.
Non-infectieus: drugs, steatohepatisch, alcohol, auto-immuun, ischemische hepatitis,
Wilson’s.
Acute hepatitis: icterus- pijn rechtsboven, misselijk, moe, asymptomatisch. Acuut leverfalen:
ontstaat in dagen tot weken.
Chronisch: asymptomatisch fibrose cirrose hepatocellulair carcinoom en/of fallen.
(duurt Jaren).
Lever falen: kan in zowel de acute snelle leverfalen als chronisch lever falen.
Zie je aan stollingsabnormaliteit: vooral dus verlenging van INR > 1.5 (verlengde PT).
Encefalopathie (ammonia). Toxische gevolg van leverfalen. Komt in het brein. Persoon wordt
slaperig of comateus.
Bilirubine omhoog, albumine omlaag, hypoglykemie, nier falen. (hepatorenaal syndroom)
Hepatitis B
DNA-virus in envelop. Genotypen verschillen hiervan over
de wereld. Transmissie: parenteraal (bloed), seks, verticaal
(mother-to-child-transmission, MTCT). Kans op chronische
3