Samenvatting Beleggingskunde - Leveringsplicht bij een call-optie
H5 - Buunk - Afnameplicht bij een put-optie
Derivaten Als een belegger een call-optie schrijft op aandelen die hij in bezit heeft, kan hij
Er zijn drie hoofdcategorieën te onderscheiden, namelijk: verplichting voldoen. Als hij de aandelen niet in bezet heeft of hij schrijft put-op
1. Opties dan moet de belegger een waarborgsom aanhouden op zijn rekening op de ban
2. Termijncontracten wel margin genoemd.
3. Swaps Opties hebben een beperkte looptijd. Alle Nederlandse aandelenopties lopen af
derde vrijdag van de maand.
Opties en Warrants
Dit zijn vergelijkbare financiële titels. Een optie is het recht, gedurende een bepaalde Er zijn Amerikaanse type en Europese type opties.
periode of op een bepaald moment een onderliggende waarde te kopen of te Nederlandse aandelenopties zijn van het Amerikaanse type. De houder mag de
verkopen tegen een vooraf vastgestelde prijs. op elk moment uitoefenen zolang de looptijd nog niet is verstreken.
Op de optiebeurs van Euronext Amsterdam worden opties verhandeld met als Opties van het Europese type mogen uitsluitend op de expiratiedatum worden
onderliggende waarde aandelen, obligaties en valuta’s. uitgeoefend.
Als de optie wordt uitgeoefend dan wijst de optiebeurs een belegger aan die de
Onderliggende waarde Type Serie Uitoefenprijs heeft geschreven en dus verplicht is aandelen tegen de uitoefenprijs te leveren.
Aandeel Philips Call Dec. 16 € 20 aanwijzen wordt assignment genoemd.
Kenmerken van opties Bij de uitoefening van opties kunnen twee methoden worden toegepast.
Er zijn twee soorten opties: 1. Fysieke levering > Onderliggende waarde wordt overgedragen (Vindt alt
1. Call-optie > Geeft een kooprecht. plaats bij Nederlandse aandelenopties)
2. Put-optie > Geeft een verkooprecht. 2. Contante verrekening > Hierbij wordt waarde van de verplichting door co
De standaardgrootte van een aandelenoptiecontract is altijd per 100 aandelen. betaling verrekend. (wordt onder meer toegepast bij indexopties)
Opties zijn gestandaardiseerde producten, de contractvoorwaarden (looptijd,
De houder van een call-optie heeft het recht om de aandelen tegen een vaste uitoefenprijzen, contractgrootte) zijn uniform.
uitoefenprijs te kopen. Elke call- en put-optie heeft een vastliggende uitoefenprijs. De
beurskoers (ook wel optiepremie) varieert, omdat deze wordt bepaald door vraag en De term warrant wordt voor verschillende soorten financiële titels gebruikt
aanbod. Dit is het recht om tegen een vaststaande prijs aandelen te verwerven van de
onderneming die de warrant heeft uitgegeven. In het verleden werden warrants
Beleggers kunnen opties kopen, maar ook schrijven. Bij het schrijven ontvangt de aandelen vaak uitgegeven in combinatie met obligatieleningen, die warrantleni
belegger de premie en gaat daarmee de verplichting aan de aandelen te leveren voor werden genoemd. Een warrantlening vertoond gelijkenis met een converteerba
€20. Het kopen van een optie heet de openingskoop en het schrijven van een optie obligatie. Bij een warrantlening worden de betreffende obligaties en de warrant
heet een openingsverkoop. echter los van elkaar verhandeld. De obligaties worden gewoon in contanten afg
en de warrants worden apart uitgeoefend, waarbij de onderneming nieuwe aand
Een belegger die een openingskoop verricht heeft van de call-optie kan deze optie op uitgeeft.
elk moment tegen de dan geldende beurskoers op de beurs verkopen. Dit heet de Tegenwoordig worden er ook warrants uitgegeven door financiële instellingen. D
sluitingsverkoop. De schrijver betaalt de optiepremie en is van zijn warrant geeft koop- of verkooprechten op aandelen van andere ondernemingen
leveringsverplichting af. de uitgevende instellingen, namelijk:
De schrijver van een optie neemt een verplichting op zich, namelijk: 1. Call-warrants > Kooprecht
,2. Put-warrants > Verkooprecht De belegger in futures neemt een verplichting op zich die in de toekomst vervul
Deze twee warrants vertonen gelijkenissen met een optie, maar in tegenstelling tot worden. Om zekerheid te geven dat hij ook werkelijk aan deze verplichting kan
beursgenoteerde opties zijn call- en put-warrants niet gestandaardiseerd. voldoen, moet de belegger net als bij het schrijven van opties een waarborgsom
(margin) aanhouden.
Termijncontracten
Dit is een overkomst waarbij een onderliggende waarde wordt verhandeld voor De gelijkenis van futures met opties is grotendeels schijn. De twee type derivate
levering op termijn tegen een vooraf vastgestelde prijs, de termijnkoers. verschillen principieel van elkaar.
De onderliggende waarde kunnen financiële titels (aandelen, obligaties) maar 1. Future > onvoorwaardelijk contract, geen premies (beide partijen nemen
stoffelijke goederen (aardolie, goud, aardappels). verplichting op zich)
Er zijn twee typen termijncontracten 2. Optie > voorwaardelijk contract, wel premie (koper heeft een recht, verk
1. Forwards > worden onderhands afgesloten een plicht)
2. Futures > zijn verhandelbaar op de openbare markt
Swaps en gestructureerde producten
De derde hoofdcategorie van derivaten wordt gevormd door de swaps. Een swa
onderhandse overeenkomst waarmee twee partijen kasstromen uitwisselen. H
meest voorkomende type swap is de renteswap. Rentebetalingen van een versc
karakter worden geruild en gaat meestal om ruil van een vaste rente tegen een
variabele rente. Met behulp van swaps kan een belegger het rentetype van een
belegging wijzigen, zonder de belegging te hoeven afstoten.
Opties, swaps en termijncontracten zijn derivaten of afgeleide financiële titels.
Daarnaast bestaan er ‘oorspronkelijke’ financiële titels zoals obligaties en aande
Banken brengen in toenemende mate gestructureerde producten op de markt.
producten waarin verschillende typen financiële titels worden gecombineerd. E
gestructureerd product is vaak een combinatie van een of meer ‘oorspronkelijk
financiële titels met één of meer derivaten. Bijvoorbeeld een reverse exchangea
Stel een belegger koopt in februari een future op de AEX-index die in juni expireert. Bij (combinatie van obligatie en een optie).
aankoop staat de beurskoers op 403. De belegger die de future koopt (openingskoop)
verplicht zich om de in de AEX-index opgenomen aandelen op de derde vrijdag van juni Van de vele type gestructureerde producten zijn vooral de garantieproducten en
te kopen tegen een koers van 403. De tegenpartij (openingsverkoop) is verplicht om het hefboomproducten van belang. Bij een garantieproduct krijgt de belegger aan h
betreffende mandje aandelen tegen de koers van 403 te verkopen. van de looptijd gegarandeerd zijn inleg of een vast percentage van de inleg teru
De koper van de future profiteert van een koersstijging. De koers van 403 ligt vast, als certificaat is te zien als een combinatie tussen een nulcouponobligatie en een
de koers in juli boven de 403 staat kan de koper de aandelen verkopen tegen een hogere calloptie. De koper van het certificaat profiteert mee van eventuele koersstijgin
prijs. De verkoper maakt verlies. heeft de garantie dat hij 100% van de nominale inleg terugkrijgt. Een garantiepr
biedt een kleiner risico maar ook een kleinere kans op een hoog rendement.
De positie van de koper (openingskoop) wordt longpositie genoemd en de positie van Bij het hefboomproduct is het omgekeerde het geval. Het risico is groter, maar d
de verkoper (openingsverkoop) wordt shortpositie genoemd. op een hoger rendement is ook groter.
De koper van de AEX-index future kan deze op elk moment op de optiebeurs verkopen De belangrijkste kenmerk van een hefboomproduct is dat een bepaalde procent
(sluitingsverkoop). De verkoper kan ook de ingenomen positie sluiten (sluitingskoop) verandering van de onderliggende waarde leidt tot een grotere procentuele
, veranderding van de waarde van het hefboomproduct. Dit geldt bij zowel
waardestijging als waardedaling.
Hefboomproducten worden onder twee verschillende merknamen verkocht, namelijk:
1. Turbo long > Combinatie van een onderliggende waarde (aandeel) en een
lening. Een turbo long stijgt in waarde wanneer de beurskoers van het onderliggende
aandeel stijgt.
2. Turbo short > Een turbo short op een aandeel wordt meer waard als de
beurskoers van het aandeel daalt.
Beide hefboomproducten kennen een stop loss-niveau. Een niveau waarbij de
uitgevende bank de onderliggende waarde verkoopt en de turbo uit de handel neemt.
1. Als een optie intrinsieke waarde heeft, wordt ze in-the-money genoemd
Call-optie > Uitoefenprijs lager als beurskoers
De markt voor derivaten
Beursgenoteerde derivaten worden op de optiebeurs in Nederland verhandeld op de Put-optie > Uitoefenprijs hoger als beurskoers
Optiebeurs van Euronext Amsterdam. 1. Als de beurskoers gelijk is aan de uitoefenprijs heet de optie at-the-mon
(Uitoefenprijs gelijk aan beurskoers)
Een belangrijke taak op de optiebeurs is weggelegd voor liquiditeitsverschaffers, die als 1. Als de optie geen intrinsieke waarde heeft, wordt ze out-the-money gen
market maker optreden. Er zijn twee typen market maker: Call-optie > Uitoefenprijs hoger als beurskoers
Put-optie > Uitoefenprijs lager als beurskoers
1. Primary Market Maker > verplicht voor de volledige optieklasse die onder hen
valt doorlopend quotes (bied en laatprijzen) af te geven.
In navolging is het in tabelvorm weergegeven hoe dit in zijn werking gaat.
2. Competetive Market Maker > beperkt aantal opties binnen de optieklasse die
dezelfde uitoefenprijs en expiratiemaand hebben. De spread of stelling (verschil tussen
bied en laatkoersen) is gemaximeerd.
Koersvorming van opties
Om te verklaren hoe de beurskoers (optiepremie) van een optie wordt bepaald moet er
onderscheidt worden gemaakt tussen de intrinsieke waarde en de tijdswaarde van een
optie. De intrinsieke waarde is het verschil tussen de beurskoers en uitoefenprijs.
Stel een belegger is in het bezit van een call-optie Philips met een uitoefenprijs van €20
en de beurskoers is €22,85. Als de belegger de optie uitoefent krijgt hij het aandeel
tegen €20. Als hij het aandeel op de beurs verkoopt voor €22,85 dan is de intrinsieke
waarde 2,85. De optiepremie de belegger bereid is te betalen is doorgaans hoger dan de intrin
waarde van de optie. De belegger heeft een kans dat het aandeel gaat stijgen.
Stel dat de optiepremie voor de call-optie op een aandeel Philips met €20 als
uitoefenprijs op een bepaald moment €3,95 bedraagt. Staat het aandeel Philips d
€22,85 dan is de intrinsieke waarde €2,85 en kost de optie €1,10 meer dan de
intrinsieke waarde. Die €1,10 vormt de tijdswaarde van de optie.