Probleem 3 – Criminele keuzes
Leerdoelen:
1. Wat zijn twee belangrijkste paradigma’s/stromingen/mensbeelden binnen de criminologie
en hoe verhouden deze paradigma’s zich tot elkaar?
2. Zoek bij elk paradigma een hedendaagse criminologische theorie en leg uit waarom deze
theorie of theoretische benadering hoort bij het paradigma.
Boek 1: Carrabine/ criminology a sociological introduction
Leerdoel 1: Wat zijn twee belangrijkste paradigma’s/stromingen/mensbeelden binnen de
criminologie en hoe verhouden deze paradigma’s zich tot elkaar?
Cesare Beccaria & Jeremy Bentham: classicisme: deze schrijvers zien de crimineel als iemand
die dit doet uit vrije wil en hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt. Ze noemden mensen
“homo-economicus”, dit houdt in iemand die bewust kosten en baten afweegt voor het
maken van een rationele keuze. Omdat mensen kiezen uit vrije wil, kunnen ze ook
verantwoordelijk gehouden worden voor hun daden en kunnen straffen dus proportioneel
worden opgelegd. Drie problemen met het paradigma van criminaliteit komt voort uit een
vrije wil zijn: 1. Deze stroming kijkt naar mensen als pure egoïsten, het negeert de
complexiteit van menselijk gedrag. 2. Het classicisme ziet criminaliteit als gevolg van een
altijd vrije keus, maar negeert hiermee de vraag of we allemaal voor dezelfde keuzes staan
en of we ook altijd vrij zijn om deze te maken. 3. Het classicisme neemt aan dat we in een
samenleving leven waarin alles goed georganiseerd is en alles gelijk is. Paradigma van
criminaliteit komt voort uit een vrije wil. Bentham pleitte voor een ‘panopticon model’, die
gericht is op het strak observeren van alle gedetineerden in hun cel. Bentham vond ook dat
straffen gericht bedacht moesten worden gelijkend aan de schade die toe is gebracht aan de
maatschappij door het gepleegde delict, net als Beccaria. Beccaria was ook grondlegger van
het verlicht denken over criminaliteit. De kern van het verlicht denken over criminaliteit is
het maken van nieuwe, preventieve maatregelen om criminaliteit te voorkomen en te
controleren. Zijn werk is onder andere tot stand gekomen in combinatie met verschillende
theorieën en is gericht op het hervormen van criminelen door ze te straffen voor hun vrij
gekozen criminele daden, een vroege vorm van penologie, in combinatie met het maken van
preventieve maatregelen om criminaliteit te voorkomen en te controleren:
Social contract theory: deze theorie legt uit hoe individuen bij elkaar komen om een
maatschappij te laten werken.
De kijk op de vrije wil: acties die mensen uitvoeren zijn niet het gevolg van
omstandigheden, maar zijn altijd een vrije keus die mensen vrij hebben gemaakt.
Het idee van straf als afschrikkende werking: mensen zullen niet zomaar meer een delict
plegen als ze er een straf voor krijgen die in zijn mate past bij het delict en dus afschrikt.
Utilitarianisme: wetten moeten gemaakt worden om op de meerderheid van de mensen
te kunnen werken.
Secularisme: Beccaria wilde een meer humanistische theorie van straf maken die zich
richt op mensen die reageren op pijn en genot, in plaats van op mensen die alleen kijken
naar wetten.
Henry Fielding: Henry Fielding heeft het verlicht denken over criminaliteit als experiment
uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Dit hield in dat er meer controle kwam op criminelen
door de politie, maar ook preventieve maatregelen voor criminaliteit, bijvoorbeeld lagere
kosten voor de armen, regulering rondom gokken en verhoging van de prijs van gin. De
, uitvoering van dit experiment was een ‘turning point of the English paradigm of justice’ in het
Verenigd Koninkrijk, namelijk doordat gezien werd dat alleen maar vertrouwen op hard
straffen veel minder werkte dan te straffen in combinatie met preventieve maatregelen
invoeren en criminaliteit zoveel mogelijk te controleren.
Positivistische school (Cesare Lombroso, Enrico Ferri, Francis Galton)(Italiaanse school):
kijken naar de crimineel vanuit een meer empirische en wetenschappelijke methode, gebruik
van metingen als verklaring voor criminaliteit. Ze betrekken hier ook meerdere
onderliggende stromingen bij: de antropologie, antropometrie en andere menselijke
stromingen. Ze zeggen dan ook dat criminaliteit niet voortkomt uit een vrije keuze, maar
bepaald is voor deze soort mensen. Ook zeggen ze dat straffen niet helpt, maar dat er
behandeling nodig is. Paradigma van criminaliteit is geen vrije wil en komt voort uit
omstandigheden.
Cesare Lombroso: bedacht het ‘criminele lichaam’, criminelen hebben lage voorhoofden,
prominente kaken en jukbeenderen, veel haargroei op hun lichaam, hele lange armen en
uitstekende oren. Dit idee echter, bleek niet terecht, omdat niet alleen criminelen, maar
veel meer andere mensen in de samenleving deze kenmerken aan hun lichaam hadden.
Lombroso stond wel bekend als iemand die criminologisch denken verplaatste van de
criminele wet naar een ‘crimineel type mens’.
Enrico Ferri: criminaliteit is een gevolg van meerdere onderliggende stromingen en kan
nooit het gevolg zijn van maar één factor. Hij betrok hierbij de antropologie, geologie en
sociologie. ‘Elke criminele actie is het gevolg van interactie tussen de drie stromingen’ –
Enrico Ferri. Het antropologische component gaat voor Ferri vooral over erfelijkheid en
de grondwet. De fysische factoren gaan vooral over klimaat en seizoenen en de sociale
factoren gaan vooral over populatie, religie en educatie. Hij verdeelde criminelen in 5
types: criminele gekken, de geboren onverbeterlijken, de gewone criminelen, de
incidentele criminelen en de emotionele criminelen. Onderzoekers gebruikten hierdoor
de indeling van Ferri om criminaliteit te linken aan mentale gesteldheid, erfelijkheid,
criminele familie, netwerken en lichamelijke attributen.
David Matza, Amerikaanse socioloog: de crimineel is een bepaald type persoon, de
crimineel verschilt van anderen en de crimineel is door factoren waar deze niks aan kan
doen gedwongen de criminaliteit in te gaan, bijvoorbeeld door een bepaald chromosoom
op het DNA van een crimineel. We moeten dan ook technieken ontwikkelen om de
crimineel te herkennen van anderen.
Problemen met de positivistische school: deze school gaat ervanuit dat mensen niet volledig
verantwoordelijk zijn voor hun acties en dat criminaliteit helemaal buiten hun controle ligt.
Het ontkent dus volledig dat criminaliteit ergens een eigen keuze is. Ook zegt deze school dat
er duidelijke verschillen zijn tussen ‘zij’ en ‘ons’ en dat er een duidelijk ‘normaal’ en
‘abnormaal’ is, in plaats van te kijken hoe de crimineel verschilt van de samenleving. Het
verwaarloost als laatst het systeem van wetten en straffen, deze school zegt namelijk dat
criminaliteit een gegeven is waar niks aan gedaan kan worden. Dit is namelijk helemaal niet
zo en iedereen heeft een ander idee van wat crimineel gedrag is.
Leerdoel 2: Zoek bij elk paradigma een hedendaagse criminologische theorie en leg uit waarom deze
theorie of theoretische benadering hoort bij het paradigma.
In deze literatuur niet gevonden
Boek 2: Newburn/ Criminology