Je benoemt wat anatomie, fysiologie, pathologie, etiologie, risicofactor, oorzaken, complicaties,
symptomen, diagnose is en geeft voorbeelden
- Anatomie: de bouw van een organisme bestuderen.
- Fysiologie: het bestuderen van de werking van het lichaam
- Pathologie: ziektes bestuderen
- Etiologie het bestuderen van oorzaken
- Risicofactor: factor waarvan bekend is dat deze de kans op ziekte vergroot
- Oorzaken: een oorzaak vertelt je waarom iets gebeurd
- Complicaties: een onbedoelde en ongewenste gebeurtenis of toestand tijdens bijvoorbeeld
een behandeling
- Symptomen: kenmerk of klacht behorend bij een diagnose of een bepaalde ziekte of
aandoening.
- Diagnose: vaststellen van een ziekte of aandoening.
Je legt uit wat het verschil is tussen een cel, een weefsel, een orgaan en een orgaanstelsel en geeft
voorbeelden.
Cellen bestaan uit verschillende onderdelen. Een weefsel bestaat uit groepen cellen die op een zelfde
manier gedifferentieerd zijn. Dat wil zeggen dat deze cellen op elkaar lijken en dezelfde functie
hebben.
Een orgaan is een deel van een organisme met een bepaalde functie. Een orgaan is opgebouwd uit
verschillende typen weefsels. Vaak werken verschillende organen met elkaar samen binnen een
orgaanstelsel. Door deze samenwerking kunnen moeilijke taken worden uitgevoerd.
Je benoemt de verschillende weefsels in het lichaam en legt uit wat de functies van de
verschillende weefsels zijn.
In je lichaam vind je vier soorten weefsel met allemaal een eigen taak, namelijk:
- Dekweefsel: dit weefsel bedekt iets. Je vindt dekweefsel aan de binnenkant van je lichaam,
zoals bijvoorbeeld op je organen. Daarnaast bedekt het ook de buitenkant van je lichaam (de
huid). Het weefsel biedt bescherming aan je lichaam en organen, en het speelt een rol in het
opnemen en afvoeren van stoffen. We noemen het ook wel epitheelweefsel.
- Zenuwweefsel: zenuwweefsel zit door je hele lichaam heen. Via je zintuigen verzamelt dit
weefsel de hele dag informatie uit je omgeving. Het zenuwweefsel zorgt ook voor een reactie
op deze informatie.
- Spierweefsel: dit weefsel kan van vorm veranderen om beweging te laten ontstaan. Zo kan
spierweefsel zich uitrekken maar ook samentrekken.
- Steunweefsel: je botten, bindweefsel, kraakbeen en bloed en lymfe.
Je benoemt de verschillende orgaanstelsels en vertelt wat de functies van de orgaanstelsels zijn
Om moeilijke taken uit te kunnen voeren, werken je organen met elkaar samen in een orgaanstelsel.
In je lichaam vind je de volgende orgaanstelsels:
, Ademhalingsstelsel: dit orgaanstelsel bestaat uit alle organen waar lucht langs stroomt tijdens het
in- en uitademen.
Circulatiestelsel: dit orgaanstelsel is vooral belangrijk voor het vervoer van stoffen door je lichaam.
Dit wordt onder andere gebruikt voor het gelijk houden van het milieu interieur. Je kunt het
circulatiestelsel verdelen in het:
- Bloedvatenstelsel: hieronder vallen je hart en bloedvaten
- Lymfevatenstelsel: hieronder vallen je lymfevaten en lymfoïde organen, zoals je beenmerg,
amandelen en milt.
- Spijsverteringsstelsel: alle organen die bij dit orgaanstelsel horen, hebben iets te maken met
onze voeding.
Urinewegstelsel: dit orgaanstelsel bestaat uit de organen die je urine aanmaken en afvoeren.
Voortplantingsstelsel: het krijgen van kinderen is mogelijk dankzij de organen die bij het
voortplantingsstelsel horen.
Hormoonstelsel: bij dit orgaanstelsel horen je hormonen en klieren die hormonen maken.
Zenuwstelsel: dit orgaanstelsel regelt je hele lichaam. Een speciaal deel van het zenuwstelsel houdt
zich bezig met de werking van onze organen. Dit deel noemen we het vegetatieve zenuwstelsel
Motorische stelsel: dat we kunnen bewegen wordt mogelijk gemaakt door het motorische stelsel.
Sensorische stelsel: zonder dit orgaanstelsel zouden we niet kunnen voelen, zien, proeven, horen en
ruiken. Het orgaanstelsel bestaat uit cellen die informatie uit hun omgeving verzamelen en dit
omzetten in elektrische seintjes. Deze cellen worden receptoren genoemd.
De huid: dit orgaanstelsel heeft veel belangrijke taken. (beschermen, voelen, maken van vitamine D
en regelen van de temperatuur.
Thema: de cel
Je benoemt de belangrijkste onderdelen (cytoplasma, celkern, celmembraan en celorganellen) van
de cel en wijst deze aan in de afbeelding.
- Cytoplasma: is de vloeistof die in de cel zit
- Celkern: 1 van de organellen in een cel
- Celmembraan: deze membraan is een soort vlies om de
cel heen
- Celorganellen: die hebben allemaal hun eigen functie.
Je geeft aan wat de functie van de belangrijkste onderdelen van de cel zijn.
Cytoplasma: In al je cellen zit een vloeistof die net zo dik is als stroop. We noemen dat het
cytoplasma. In deze vloeistof liggen de onderdelen van de cel. Deze heten organellen. Elke organel
heeft zijn eigen speciale functie.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper suzanneelise. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,43. Je zit daarna nergens aan vast.