Taalkunde hoor- en werkcolleges – Jaar 1, Blok 1
Taalkunde, introductiecollege
Bij vragen: eerst in studiehandleiding kijken, daarna contact opnemen met Marjo Koppen
Marije de Belder geeft de meeste lessen in de cursus (Belgisch).
Maandag hoorcollege over hoofdstuk uit het boek, hiervoor al doorlezen.
Woensdag college over uitwerkingen, hiervoor powerpoint bekijken en hoofdstuk nog eens lezen,
opgaven maken + aanvullende leesstof
Vrijdag college over verdieping (artikel), hiervoor artikel lezen (samen met leeswijzer, deze komen
vrijdag online) en opdrachten erbij maken (Zie mapje in BlackBoard: vragen bij artikelen voor de
vrijdagcolleges)
Via Blackboard kun je ook een mail sturen (voor afmelding bijvoorbeeld).
Toetsmomenten:
1 in week 5 op 7 oktober, schriftelijk tentamen over klanken
1 in week 9 op 2 november, schriftelijk tentamen over morfologie
Week van het tentamen: geen college, maar vragenuurtje als dit nodig is
Stof van tentamen: alle collegestof van de weken ervoor (alle hoofdstukken, artikelen, aanullend
materiaal en powerpoints)
Portfolio: bestaat uit 2 onderdelen (Gebruik hiervoor Zotero, zie gebruiksaanwijzing op BB)
1. 6x een artikel uit een krant of website zoeken waarbij je iets uit deze cursus kunt koppelen,
die artikelen hou je bij elkaar en leg je een dossier over aan)
2. samenvattingen van artikelen die we op vrijdag bespreken, maak deze ná de colleges
Gebruik Schrijven voor de wetenschap om te leren citeren!
• Aan het einde van de cursus (4 november) inleveren als PDF op Blackboard en mail.
College 1: Het Nederlands, inleiding tot de Nederlandse taalkunde
Wat is Nederlands en waar wordt het gesproken?
• Stamboom van taal (Indo-Europees, Oergermaans, West-Germaans, Frankonisch,
Oudnederlands, Middelnerlands)
Ingweoons = Noordzee-Germaans/Kust-Germaans
Hoe zijn ze hier achter gekomen? Onderzoek naar klanken. Wat komt overeen? Terug redeneren
naar hoe het gesproken werd.
Nederlands wordt in veel meer landen gesproken dan alleen Nederland. Ook de overzeese gebieden.
Maar ook in voormalige kolonies (Indonesië), grensgebieden (Duinkerke: Frankrijk), landen waar veel
Nederlanders naartoe gemigreerd zijn (de VS, Canada, Brazilië, Argentinië 🡪 Dit wordt ook wel
herritage Dutch genoemd)
Het Nederlands is een middelgrote taal, de 8 taal van Europa (17 miljoen in NL, 6,5 miljoen in België
e
en 400.000 in Suriname. Het NL wordt veel bestudeerd in het buitenland. Je kunt stages lopen op
universiteiten in het buitenland.
,Varianten van het Nederlands: pluricentrische taal
Het heeft drie standaardvarianten
• Nederlands-Nederlands
• Belgisch-Nederlands
• Surinaams-Nederlands
Deze drie standaardvarianten functioneren als standaardtalen. Ze worden alle drie officieel erkend
door de Taalunie en ze zijn evenwaardig.
Een taal die meerdere standaardvarianten heeft in verschillende landen is een pluricentrische taal.
De Taalunie
Is een supranationale organisatie: ze hangt af van de Nederlandse en Vlaamse overheid die samen
vertegenwoordigd zijn in de Taalunie.
Ontwikkelt en stimuleert beleid voor het Nederlands in Nederland, Vlaanderen en Suriname, en
ondersteunt het Nederlands in de wereld.
Als toekomstige neerlandicus ‘in de wereld’ zal je vaak in aanraking komen met de Taalunie in je
carrière. https://taalunie.org/
Regionale en sociale variatie
Nederlandse dialectgebieden: Hollands, Brabants, Zeeuws, Vlaams, Limburgs, Fries, Nedersaksisch
De grensgebieden van dialecten lopen niet zo strak als de letterlijke grenzen, het loopt in elkaar over.
Dialecten zijn langzaam aan het verdwijnen, maar er is ook een soort opleving. Bij jongeren worden
dialecten veel nog gebruikt, maar op een andere manier dan voorheen.
Flevoland mist op de kaart, want is pas in de jaren 60 van de vorige eeuw ontstaan. Daar werd geen
dialect gesproken, want mensen zijn daar naartoe verhuisd en hebben dialect meegenomen. Je kunt
daar niet spreken van een dialectgroep, omdat het niet altijd aanwezig is geweest.
Sociale variatie: sociolecten
Straattaal/multicultureel Nederlands
• Er is niet één straattaal: de term is een verzamelnaam voor allerlei veranderlijke,
grootstedelijke jongerentalen.
• Straattalen zijn beïnvloed door migrantentalen
• Zowel migrantenjongeren als autochtone jongeren spreken straattaal
• Sprekers van straattalen kunnen meestal vlot wisselen tussen de straattaal en
Standaardnederlands
Tussentaal
• De tussentaal is informeel, gesproken Nederlands in Vlaanderen. Tussentaal is duidelijk
verschillend van de standaardtaal
• Verschilt per regio. Ze wordt beïnvloed door de dialecten van de regio. De tussentaal
overstijgt de dialecten: ze is eerder regionaal dan dialectisch.
• Belgische sprekers van het Nederlands spreken afwisselend standaardtaal, tussentaal en
dialect. De afwisseling tussen standaardtaal en tussentaal is sociolinguistisch complex
Poldernederlands
• Het poldernederlands was een sociolect dat relevant was vanaf 1970 in Nederland
• Eerste sprekers waren succesvolle vrouwen
• Nou blijf bij mij/ nou bleijf beij meij
In België heeft niemand de kenmerken van het Poldernederlands overgenomen.
In Nederland worden geen kenmerken van de Belgische tussentaal overgenomen.
Het Nederlands in Nederland en in België groeien uit elkaar.
,Taal en cognitie
Wat is taal?
• Communicatiemiddel?
• Gesproken taal?
• Geschreven taal?
• Gebarentaal?
• Lichaamstaal?
• Dierentaal? Marjo doet hier onderzoek naar!
Noam Chomsky’s definitie
Taal is een (eindige of oneindige) verzameling van zinnen, die elk eindig in lengte zijn, en gemaakt zijn
met eindige verzameling van elementen.
Elementen: klanken, woorden, regels
Deze definitie beschrijft het ‘object taal’.
Communicatie is iets wat je met taal kunt, maar dit is er niet voor bedoeld.
Edward Sapirs definitie
Taal is een puur menselijke en niet-instinctieve methode om ideeën, emoties en verlangens te
communiceren door middel van vrijwillig geproduceerde symbolen
Symbolen: woorden en zinnen
• Een menselijk vermogen
• Bewust gebruik
• Doel: communicatie
Kenmerken van taal
• Taal heeft universele kenmerken
Alle gesproken talen in de wereld hebben:
• woorden die uit klanken bestaan
• zinnen die uit woorden bestaan
• klinkers en medeklinkers
• mededelende zinnen/vragende zinnen/bevelen
• ontkenning
• complexe en ingebedde zinnen (zin in een zin in een zin in een zin)
• Taal is creatief
o Eindige middelen (woorden en grammatica) resulteren in eindeloos aantal zinnen
(Chomsky)
o Elke dag zeg je en hoor je zinnen die je nooit eerder hoorde en toch helemaal
begrijpt, bv.: de konining van het vk en noord ierland is op 96-jarige leeftijd op
balmoral overleden.
o Grammatica: taal is gestructureerd door middel van descriptieve regels.
, • Taal is gestructureerd/ heeft een grammatica
• Taal is referentieel
o Taal verwijst naar dingen en gebeurtenissen
• Vorm-betekenisrelaties zijn arbitrair (dit is een kopje: een woord wat er aan is gekoppeld)
o Hond is signifié maar dog, chien, koira, anjing en mbwa zijn signifiant
Volgens Ferdinand de Saussure
• Taal is interpersoonlijk, we handelen samen met taal
o Taal is een handeling. Je beïnvloedt er elkaar en de werkelijkheid mee.
• Taal wordt verworven door kinderen in interactie met omgeving
o Verwerven gaat spontaan, automatisch en moeiteloos
o Leren daarentegen niet (zoals volwassenen een taal leren)
• Taal gaat niet enkel over het hier en nu
Taalverwerving
Eerstetaalverwerving = verwerving van de moedertaal
• Spontane, automatische, moeiteloze verwerving
• Op basis van input
o Kinderen verwerven enkel taal die er tegen hen gesproken wordt
o Kinderen verwerven enkel die talen die ze horen in hun omgeving
Kritische periode
• Lenneberg 1967: taal moet verworven worden voor de puberteit door een biologische
ontwikkeling die de hersenen doormaken
• Genie, een Amerikaans meisje dat zwaar verwaarloosd en geïsoleerd werd tot haar dertiende
heeft nooit meer het Engels volledig verworven (Fromkin & Curtiss)