MEERVOUD IN VLAAMSE GEBARENTAAL1
Onderzoeksrapport 2011
Isabelle Heyerick, Mieke van Braeckevelt, Jorn Rijckaert, Danny de Weerdt,
Mieke van Herreweghe, Myriam Vermeerbergen
Samenvatting van Britta Peters
Er zijn vijf mechanismen om meervoud in de Vlaamse Gebarentaal (VGT) te kunnen vormen.
Allereerst een herhaling van een gebaar, een gedeelte of helemaal. Ook het gebruik van
cijfers wordt gebruikt, het wordt voor of na het gebaar gemaakt of gelijktijdig (incorporatie).
Het gebruik van kwantificeerders is ook iets wat voorkomt, dit zijn specifieke gebaren zoals
bijvoorbeeld ‘veel’. Een vierde mechanisme is het gebruik van classifiers, ofwel een
combinatie van handvormen met daarbij een oriëntatie van de hand. De laatste is dubbele
articulatie, het met twee handen vormen van een gebaar die normaal eenhandig wordt
uitgevoerd. Er is helaas geen duidelijke beschrijving van deze mechanismen en de
meervoudsvorming in de VGT is ook niet eerder uitgebreid geanalyseerd.
In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van foto’s van 39 objecten, van elk van de
objecten werden vier foto’s gebruikt: 1 keer het object, 2 keer het object, meerdere
objecten (telbaar), meerdere objecten (ontelbaar). Ook werden er twee korte filmpjes
gebruikt, die naverteld moesten worden. De benodigde personen kwamen uit de vijf
provincies van Vlaanderen. Er werden drie hoofdmanieren van de meervoudsvorming
onderscheiden: 1. De citeervorm van het gebaar verandert (het manuele deel verandert:
dubbele articulatie of modificatie van de bewegingscomponent, het non-manuele deel
verandert: de gesproken component geeft het Nederlandse meervoud weer), 2. Een gebaar
wordt toegevoegd (uit het conventionele lexicon: een hoofdtelwoord, kwantificeerder of
verzamelgebaar, uit het productieve lexicon: een classifierconstructie of gebarenconstructie
‘hoop’, wijsgebaar/sweepgebaar: wijsgebaar met wijsvinger of sweepgebaar met platte
hand) en 3. Het lexicale gebaar heeft in de citeervorm al een meervoudige betekenis 2. Het
meest werd gekozen voor een combinatie van de bovengenoemde. Men voegt wel eerder
een gebaar toe dan de citeervorm van het gebaar te veranderen. De verschillende
strategieën zullen nu aan bod komen.
Allereerst de citeervorm van het gebaar die verandert. Deze vorm bestaat vaak uit een
manueel (wordt gerealiseerd door articulatieplaats, handvorm, beweging en oriëntatie) en
non-manueel deel (kan gesproken of orale component zijn). Het manuele deel van een
gebaar kan op twee manieren verandert worden, namelijk door dubbele articulatie of door
modificatie van de bewegingscomponent. Bij dubbele articulatie maken allebei de handen
gelijktijdig hetzelfde gebaar. Een normaal eenhandig gebaar als ‘pan’ kan om tweevoud uit
te drukken met twee handen gebaard worden. Bij een normaal tweehandig gebaar als
‘boom’ valt de zwakke hand weg, die wordt dan actief en vormt hetzelfde gebaar als de
andere hand. Bij modificatie van de bewegingscomponent kan de beweging van het gebaar
aangepast worden om het meervoud uit te drukken. Dit kan door het toevoegen van een
padbeweging, deze wordt vaak op een andere plaats bij het lichaam herhaald.
1
Heyerick, Isabelle, e.a. “Meervoud in Vlaamse Gebarentaal”. Vlaams GebarentaalCentrum vzw, 2011.
2
Heyerick, Isabelle, e.a. “Meervoud in Vlaamse Gebarentaal”. Vlaams GebarentaalCentrum vzw, 2011.