Samenvatting kennistoets OWE 8
Indiceren van Zorg
Inhoudsopgave
Anatomie en fysiologie........................................................................................................................ 2
Lesweek 1, zenuwstelsel en dwarslaesie...............................................................................................................2
1. Centraal zenuwstelsel...................................................................................................................................2
2. (Para)sympathisch zenuwstelsel...................................................................................................................2
3. Dwarslaesie...................................................................................................................................................2
Lesweek 2, zenuwstelsel en ms.............................................................................................................................5
1. Multiple sclerose...........................................................................................................................................5
Lesweek 3, motorisch zenuwstelsel en veroudering.............................................................................................7
1. Botten............................................................................................................................................................7
2. Spieren...........................................................................................................................................................8
3. Osteoporose..................................................................................................................................................8
4. Artrose...........................................................................................................................................................9
5. Sarcopenie...................................................................................................................................................11
6. Proces veroudering.....................................................................................................................................12
Lesweek 4, motorisch zenuwstelsel en Parkinson...............................................................................................13
1. Ziekte van Parkinson...................................................................................................................................13
Lesweek 5, zintuigen en bewustzijn & dementie................................................................................................15
1. Hogere cerebrale functies...........................................................................................................................15
2. Cognitieve stoornissen................................................................................................................................16
3. Delier...........................................................................................................................................................16
4. Dementie.....................................................................................................................................................17
Lesweek 6, ademhalingsstelsel, longcarcinoom & COPD...................................................................................22
1. Algemene oncologie (herhaling).................................................................................................................22
2. Ademhaling.................................................................................................................................................24
3. Longcarcinoom............................................................................................................................................26
4. COPD............................................................................................................................................................27
5. Respiratoire insufficiëntie...........................................................................................................................28
6. Pneumonie..................................................................................................................................................28
Lesweek 7, autismespectrumstoornis.................................................................................................................28
WG....................................................................................................................................................... 31
Lesweek 1, Omaha..............................................................................................................................................31
Lesweek 2, indicatiestelling................................................................................................................................32
Lesweek 3, zelfredzaamheid...............................................................................................................................33
Lesweek 4, wetgeving en financiering van zorg.................................................................................................33
Lesweek 6, wet zorg en dwang en wvggz...........................................................................................................35
Lesweek 7, palliatieve zorg.................................................................................................................................37
Verpleegtechnische vaardigheden.................................................................................................... 40
Lesweek 2, eenmalig katheteriseren...................................................................................................................40
Lesweek 7, tracheostoma...................................................................................................................................43
*Lesweek 1 t/m 4 van WG is voor zorgadvies.
1
,Anatomie en fysiologie
Lesweek 1, zenuwstelsel en dwarslaesie
1. Centraal zenuwstelsel
De hersenen zijn opgebouwd uit de grote hersenen, de hersenstam en de kleine hersenen. In de
hersenen vindt de bewustwording en interpretatie van de informatie plaats.
Cerebrum, grote hersenen verwerkt de binnengekomen sensorische informatie en verstuurt de
motorische informatie richting perifeer zenuwstelsel. In het cerebrum liggen de cognitieve functies
en persoonlijkheid. De buitenste laag, hersenschors (grijze stof) bestaat uit cellichamen van
neuronen. De ‘witte stof’ bestaat uit axonen van de neuronen. Cerebrum is verdeeld in vier
kwabben:
- Frontaalkwab: motorisch en gedrag (centrum Broca)
- Temporaalkwab: geheugen, taal en gehoor (centrum Wernicke)
- Pariëtaal kwab: sensorisch (aanraking en pijn) en taal
- Occipitaalkwab: verwerken visuele prikkels, zien
Hersenstam, verbinding tussen grote hersenen en ruggenmerg en regelt de
vitale functies. De hypothalamus regelt de belangrijke hormonale functies.
Cerebellum, kleine hersenen zijn betrokken bij coördinatie, houding en
evenwicht.
Basale kernen, gebieden van cellichamen van neuronen en noemen we
extrapiramidaal systeem. Ze dragen bij aan starten en stoppen van bewegingen en uitvoeren van
automatismen, stabiele houding en goed evenwicht.
Het perifere zenuwstelsel vormt verbindingen vanuit centrale zenuwstelsel van en naar organen en
weefsels.
Het ruggenmerg bestaat uit vier segmenten:
C: cervicale zenuwen (C1 t/m C8) hals
T: thoracale zenuwen (T1 t/m T12) borst
L: lumbale zenuwen (L1 t/m L5)
S: sacrale zenuwen (S1 t/m S5)
Aan de voorkant van het ruggenmerg liggen vooral motorische zenuwvezels en aan de achterkant
vooral sensibele zenuwen. De ruggenmergzenuwen zijn gemengd, ze bevatten zowel motorische als
sensible zenuwen.
De drie hersenvliezen die rondom de hersenen en het ruggenmerg liggen, zorgen voor bescherming.
Dit zijn: pia mater (zachte hersenvlies), dura mater (harde hersenvlies) en arachnoïdea
(spinnenwebvlies). Pia mater ligt direct tegen hersenen en ruggenmerg aan.
De werking van het zenuwstelsel verloopt in drie fasen: sensorische input verwerking motorische
output. Neuron bestaat uit een cellichaam met daaraan uitlopers: dendrieten. Zij vangen de elektrische
prikkels op en de axonen voeren de elektrische prikkel van het cellichaam af. Prikkeloverdracht van
het ene naar andere neuron vindt plaats via de synaps. Hierbij wordt elektrische signaal tijdelijk
omgezet in chemische stoffen. Deze neurotransmitters zetten de prikkelgeleiding voort, of breken het
juist af. (exciterend/inhiberend) Om het axon zit myeline wat een beschermende en isolerende vetlaag
is. Beschadiging van myelineschede vertraagt de prikkelgeleiding en verstoort de functie van neuron.
Er zijn efferente banen en afferente banen. De efferente (afdalende) banen geleiden prikkels van de
hersenen naar de zintuigen toe. De afferente (opstijgende) banen geleiden een prikkel van de
zintuigen naar de hersenen toe.
2. (Para)sympathisch zenuwstelsel
Het perifere zenuwstelsel bestaat uit het autonome (onbewust) en animale (bewust) stelsel. Het
autonome zenuwstelsel reguleert de processen in het lichaam die niet onder invloed staan van de wil
en bestaat uit twee onderdelen:
- Sympathisch (in actie): meer energieverbruik, stimulatie hartactiviteit en ademhaling.
- Parasympatisch (in rust): minder energieverbruik, ontspanning van de spieren.
3. Dwarslaesie
Dwarslaesie is het gevolg van een onderbreking van het ruggenmerg met gehele of gedeeltelijke
uitschakeling van de functie. Doordat zenuwbanen zijn afgekneld, raken bepaalde lichaamsdelen
verlamd waardoor er uitval plaatsvindt in autonome functies.
2
, Indeling Compleet of incompleet:
Een dwarslaesie kan compleet of incompleet zijn. bij een incomplete dwarslaesie is een
gedeelte van het ruggenmerg onderbroken. Uitwisseling van zenuwprikkels tussen
hersenen en rest van het lichaam is dan enigszins mogelijk. Bij complete dwarslaesie is
er geen gevoel en beweging meer mogelijk en dit is vanaf C4.
Hoog of laag:
Bij een niveau van T1 of hoger spreek je van een hoge dwarslaesie, waarbij de patiënt
tetraparese (spierverzwakking beide armen en benen) vertoont.
Traumatisch of niet-traumatisch:
Dwarslaesie kan ontstaan door een trauma (val, blessure, geweld en ongeval) van
buitenaf of door een tumor, hersenbloeding, MS, bloeding of infectie (niet-traumatisch)
van binnenuit.
Etiologie Traumatisch of niet-traumatisch
Symptomen & Afhankelijk van hoogte en omvang van het letsel. Bij een complete dwarslaesie treden
signalen krachtsverlies, gevoelsstoornissen en autonome disfunctie tegelijkertijd op. Bij een
incomplete dwarslaesie zijn de symptomen minder uitgesproken.
- Motorisch
Paraplegie: beide benen verlamd. (complete dwarslaesie)
Paraparese: beide benen verslapt.
Tetraplegie: alle ledematen verlamd. (complete dwarslaesie)
Tetraparese: alle ledematen verslapt.
- Sensorisch
Tintelingen, hypesthesie (verminderde gevoeligheid), anesthesie en
gevoelsstoornissen.
- Autonoom
Urineretentie, obstipatie, incontinentie voor urine en feces & Erectiele disfunctie
(mensen met een dwarslaesie kunnen moeilijk plassen, doordat ze geen kracht hebben.
hierdoor ontstaat er urineretentie waarbij een urineweginfectie kan optreden.)
* Paralyse: volledige verlamming
* Parese: gedeeltelijk verlies van kracht
Conus-caudaal letsel: de functies van het onderste gedeelte van het ruggenmerg/
paardenstaart is uitgevallen. Hierbij kun je nog lopen, maar met beperkingen.
Verloop & De acute fase speelt zich af in het ziekenhuis en begint met de spinale shock (eerste
prognose stadium wat gekenmerkt wordt door slappe verlamming en afwezigheid van
spierrekkingsreflexen. In deze fase heb je geen reflexen, want het ruggenmerg werkt
niet.) Na 4 tot 6 weken breekt de chronische fase aan waarbij alle aandacht is gericht
op revalidatie in een revalidatiecentrum. In deze fase kunnen de hersenen de reflexen
niet remmen of onderdrukken. Reflexen keren terug waardoor hoofdpijn, nekpijn en
tintelingen optreden. Ook ontstaan er in deze fase andere klachten: depressie, angsten
en vermoeidheid.
Vanaf C3 of hoger: respiratoir arrest, complete ademstilstand.
Vanaf C4: moet je aan de beademing, want je kunt niet zelfstandig ademhalen.
(diafragma wordt niet meer aangestuurd)
Vanaf C5-C6, buikademhaling blijft mogelijk door sparen van diafragma.
Prognose: hangt af van oorzaak van dwarslaesie. Bij een complete dwarslaesie is er
sprake van permanent verlies van functie. Als een gedeeltelijke dwarslaesie vroegtijdig
wordt onderkend en behandeld, is de kans op herstel wel aanwezig. Door huidige
behandelingen en mogelijkheden is de levensverwachting van mensen met dwarslaesie
bijna gelijk aan mensen zonder dwarslaesie. Wel hebben ze levenslang begeleiding
nodig.
3