College 1 IPO 2B: Dyslexie (Leerproblemen)
Leerproblemen
Leerproblemen is een specialisatie binnen de pedagogiek; leerproblemen ontwikkelen zich door:
- Aanleg;
- Omgevingsfactoren;
- Interactie tussen: kind-kernmerken en ervaringen thuis en op school.
Een inzicht in het ontstaan van leerproblemen is een handreiking voor een interventie.
Individuele diagnostiek en behandeling staan bij leerproblemen centraal.
Dyslexie
Gezondheidsraad: voorlichten van parlement en regering, gaf ik 1995 voor het eerst een definitie van dyslexie.
Er is sprake van dyslexie wanneer de automatisering van woordidentificatie (lezen), en/of schriftbeeldvorming
(spellen) zicht niet, dan wel zeer onvolledig of zeer moeizaam ontwikkelt.
Kenmerk: lezen en spellen van woorden is problematisch.
De nadruk ligt op: dyslexie als automatiseringsprobleem; definitie is in beschrijvende termen.
Definitie stichting Dyslexie Nederland
“Dyslexie een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of
vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau”.
Definitie is al meer specifiek:
- Stoornis;
- Probleem: vaardigheidsniveau ligt significant lager;
- Probleem is hardnekkig: langdurig probleem ondanks adequate en remediërende instructie en oefening.
Nog geen afbakening t.o.v. andere leer- en ontwikkelingsstoornissen en nog geen verklaring.
Dyslexie is (Protocol Dyslexie Diagnostiek en behandeling, Blomert, 2006, i.s.m. College voor zorgverzekeringen):
• Een specifieke lees- en spellingsstoornis met een neurobiologische basis, die wordt veroorzaakt door
cognitieve verwerkingsstoornissen op het raakvlak van fonologische en orthografische taalverwerking.
• Deze specifieke taalverwerkingsproblemen wijken proportioneel af van het overige cognitieve, en m.n.
taalverwerkingsprofiel en leiden tot een ernstig probleem met het lezen en spellen van woorden ondanks
regelmatig onderwijs.
• Dit specifieke lees- en spellingsprobleem beperkt in ernstige mate een normale educatieve ontwikkeling, die
op grond van de overige cognitieve vaardigheden geïndiceerd zou zijn.
Beschrijving van het probleem; oorzaak – cognitieve verwerkingsstoornis, specifiek probleem.
Consequenties van dyslexie, dus niet alleen de stoornis, maar ook de daaruit voortvloeiende
belemmeringen.
Definitie voor diagnose en wetenschappelijk onderzoek.
Er zijn drie criteria voor dyslexie:
1. Achterstandscriterium: niveau van lezen/ spellen op woordniveau ligt significant lager dan o.b.v.
chronologische leeftijd verwacht mag worden.
2. Resistentiecriterium (hardnekkigheid): de problemen blijven bestaan ook wanneer wordt voorzien in
adequate remediërende instructie en oefening (zorg minimaal 6 maanden op niveau 3).
3. Exclusiviteitscriterium: andere oorzaken kunnen worden uitgesloten.
Gebruikt om een behandeling te starten.
Prevalentie van dyslexie
Leerling-populatie aan het eind van de basisschool:
- 10% ernstige lees- en spellingsproblemen;
- 3 à 4% dyslexie.
Verhouding jongens: meisjes is 3:2
,Co-morbiditeit
Frequentie co-morbiditeit volgens Blomert overschat; het komt voor, maar niet heel veel en het verschilt ook niet
in of je wel of geen dyslexie hebt.
Rianne leest voor
Wat valt je op als je dit meisje hoort/ziet lezen?
Meisje uit groep 2: ze decodeert; de tekens die ze ziet zet ze om naar klanken en voegt ze samen tot een
woord.
Grieks: je moet eerst de tekens aan een klank koppelen om het te begrijpen.
Tekst lezen
Wat valt je op als je deze 2 kinderen hoort lezen?
Meisje leest met intonatie en de jongen leest eigenlijk alleen maar worden, verhaal is niet te volgen.
Een zwakke lezer heeft veel meer tijd nodig om een woord te herkennen; omdat het langzamer gaat, gaat de context
een rol spelen, de leerling gaat raden.
Vb context werkt inhiberend: De coole/kale gast liep in het hotel in met zijn… rol-board/ rol-lator.
Bij een sterke lezer werkt de context faciliterend.
Als je niet vlot genoeg kan je ook problemen krijgen met het begrip van een tekst; gevolg kan het zijn, maar maakt
geen probleem uit van dyslexie.
Automatisering van woordherkenning: Brus/Voeten EMT
Test gedurende 1 minuut; hoeveel woorden kan een kind goed lezen, woorden in oplopende moeilijkheid.
Wat valt je op aan de sterke en zwakke lezer?
Zwakke lezer: hij leest nog spellend, woorden nog lang niet geautomatiseerd + veel fouten.
Sterke lezer: Alle woorden zijn geautomatiseerd.
, Kijken naar de snelheid in normaal ontwikkelde populatie: aantal
maanden onderwijs (x-as) en aantal goed gelezen woorden per seconde
(y- as).
Eind groep 5: ongeveer 1 woord per seconde.
Woorden in een tekst sneller gelezen; komt door het helpen
van woorden ervoor en erna.
Woorden worden sneller gelezen door orthografische kennis: kennis op
sub lexicaal niveau, woorden die je kent lees je makkelijker, letter
clusters en klankcombinaties.
Bijvoorbeel: Gr, vl, pr, po, st
Klepel test
Dyslecten hebben vooral moeite met decoderen; Klepel-test: het lezen van peseudowoorden/onzinwoorden/
nonwoorden.
Voor iedereen onbekend; niet beschikbaar in je mentale lexicon, dus geen herkenning mogelijk.
Fonologische verwerking; meer moeite bij dyslecten.
Wat is de snelheid tussen het lezen van de Brus- en Klepl- test?
Betekenis vergemakkelijkt lezen; lezen gaat sneller.
Zwakke lezer draait letters om, voegt worden toe en raadt
worden.
Klankverwerking is moeilijk voor dyslectici.
Leesontwikkeling
Om te leren lezen zijn er twee basisvaardigheden nodig:
1. Fonologisch bewustzijn: de vaardigheid om klankeenheden in woorden te herkennen en te manipuleren
ongeacht de betekenis.
2. Benoemsnelheid: de snelheid waarmee de namen van symbolen gegeven kunnen worden.
Bij dyslexie achterstand fonologisch bewustzijn en lage benoemsnelheid.
Visueel heeft invloed, maar niet specifiek voor dyslexie, kan wel efficiënt zijn.
Ontwikkeling fonologisch bewustzijn
Continuüm: bewustzijn van grote, concrete klankeenheden tot bewustzijn van kleine, abstract klankeenheden.
Fonologische bewustzijn; robuust onderscheid:
1. Onderscheiden van woorden:
- In zinnen;
- Woorden kunnen combineren tot een samengesteld woord;
- Woord halen uit samengesteld woord en zeggen welk woord resteert.
2. Onderscheiden van lettergrepen/ klankgroepen.
Fonologisch bewustzijn; verfijnt:
1. Rijmen:
- Eindrijm;
- Beginrijm.
2. Fonemen: fonemisch bewustzijn.
Het fonemisch bewustzijn kan worden getest met foneemanalyse.
Blokjes neerleggen voor het aantal fonemen (klanken).
Foneemdeletie taak: wat is boog als ik de b weglaat, plaatje oog ter ondersteuning.
Moeilijkste taak door variatie fonemen.