Medische Kennis, Verpleegkundige Kennis en
Gedragswetenschappen
Uitgewerkte leerdoelen
Periode 1 – week 1: een introductie van de psychiatrie
Visies op afwijkend gedrag en het effectief behandelen ervan. Psychiatrisch onderzoek, classificatie
psychiatrische stoornissen, inleiding farmacotherapie en rol verpleegkundige in de psychiatrie.
Je kan het eigen beeld over psychiatrie weergeven.
X
Je kan maatschappelijke opvattingen en (voor)oordelen ten aanzien van psychiatrisch
patiënten benoemen.
Oordelen over abnormaliteit hangen samen met de sociale en culturele waarden van een
samenleving.
Patiënt met psychische problemen is het resultaat van:
- Een mens met al zijn eigenaardigheden, zijn verleden en heden (het verhaal van de patiënt).
- Een ziekte met meer of minder goed herkenbare specifieke verschijnselen (de karakteristieken
van de ziekte op zich).
- Een sociale, relationele (leef-, woon-, werkomgeving) en fysieke omgeving (de context waarin
de ziekte zich heeft ontwikkeld en zich afspeelt).
- De houding van de behandelaar/onderzoeker tegenover de patiënt en zijn visie, kennis en
vaardigheden
Je kan het werkveld van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) beschrijven en de rol van
de verpleegkundige binnen het multidisciplinaire team.
1800: keerpunt in de GGZ psychisch zieke mensen humaner behandeld.
- Krankzinnigenwet (1841) : verbetering verpleging door staatstoezicht, plaatsruimte,
voorschriften over beheer van eigendommen en interneringsprocedure.
- No restraint-systeem = geen dwang/open deur systeem.
- Wet BOPZ (Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen – 1994): onvrijwillig
opnemen van zorgvragers.
- Scholingscursussen en opleidingen
- Beter financieel geregeld.
- Strijd tegen dwangmiddelen
Ontwikkeling verpleging:
- 1921: opleiding voor ziekenverpleging A (algemeen ziekenhuis) en ziekenverpleging B
(psychiatrisch ziekenhuis).
- 2015: participatiewet
- Na 1950: individuele zorgvrager kwam centraal te staan.
- Verschillende therapieën werden ontwikkeld.
- Verpleegkundige diagnoses werden geïntroduceerd.
- Verpleegkundigen zoals casemanagers.
Ontwikkeling in de organisatie
- Psychiatrische intensieve thuiszorg (PIT): voor cliënten voor wie ambulante begeleiding
niet alleen voldoende steun biedt vorm van aanvullende verpleegkundige begeleiding.
o Doel: opname ofwel voorkomen ofwel verkorten door intensieve psychiatrische
begeleiding.
- Assertive Community Treatment (ACT): multidisciplinaire teams die intensieve,
outreachende, langdurende behandeling, begeleiding en rehabilitatie verlenen cliënten met
ernstige psychiatrische problemen, verslaving en gedragsproblemen.
- Functie Assertive Community Treatment (FACT): mensen met langdurige of blijvende
ernstige psychiatrische aandoeningen die niet in het ziekenhuis verblijven.
o Doel: cliënten begeleiden, behandelen, ondersteunen in hun herstel. Hulp bij het vinden
van zinvolle dagbesteding en het versterken van sociale betrokkenheid.
- Begeleide en beschermende woonvormen: als alternatief voor een langdurig verblijf in
een psychiatrisch ziekenhuis; kleine groepen wonen samen en krijgen ondersteuning en
begeleiding.
- Bemoeizorg = sociaalpsychiatrische zorg waarbij hulpverleners actief ingrijpen in het leven
van mensen die, meestal psychische, gezondheidsproblemen hebben.
, o Vaak zijn dit zorgmijders.
o Doel: verbeteren gezondheid cliënten, beperken van gezondheidsrisico’s of verslechtering
en het verbeteren van praktische levensomstandigheden.
Rol van verpleegkundige
Het bewaken van intramuraal en extramuraal zorgprocessen.
Het signaleren van hulpvragen vanuit een methodische manier van denken, zoeken bewijsmateriaal
en formuleren hulpvragen.
Opstellen verpleegkundige diagnoses, zoeken naar passende interventies, ondersteunen zelfzorg
en het zelfmanagement van cliënten. Daarnaast vervulling van hoofdrol bij uitvoering en evaluatie
van het zorg- en/of behandelplan.
Je kan omschrijven wat inleidende termen als psychiatrie, psychische stoornis en
psychopathologie betekenen.
Psychiatrie = tak van de geneeskunde die zich bezighoudt met het diagnosticeren en behandelen
van psychiatrische ziektes.
Psychische stoornis = afwijkende emoties of gedachten of een afwijkend gedragspatroon dat
wordt gekenmerkt door een storing in het dagelijks sociaal functioneren van een persoon.
- Kunnen ook een lichamelijke oorzaak hebben en kunnen dus niet alleen ‘psychisch’ zijn.
Psychopathologie = het studiegebied dat zich bezighoudt met het beschrijven van de diverse
vormen van afwijkende emoties, gedachten en afwijkend gedrag
- Uitingsvormen van afwijkende emoties en gedachten en afwijkend gedrag.
Klinische psychologie = tak van psychologie die zich bezighoudt met de beschrijving, de
oorzaken en de behandeling van psychische stoornissen.
Psychotherapeut = iemand die na de studie psychologie of psychiatrie een vervolgopleiding heeft
gedaan en daardoor bevoegd is tot het geven van psychotherapeutische behandelingen.
Je kan criteria benoemen die professionals gebruiken bij het bepalen of gedrag
afwijkend is.
Criteria voor bepalen van afwijkend gedrag:
1. Uitzonderlijk dingen zien/horen die er niet zijn, stemmen horen, andere vormen van
hallucinaties.
2. Sociaal afwijkend rekening houdend met de verschillende culturen. Ook kan er verschil
zitten tussen de verschillende generaties.
3. Foute perceptie/interpretatie hallucineren, achtervolgingswaan, paranoïde.
4. Aanzienlijk emotioneel lijden problematische emoties (angst, vrees, depressie), langer
dan normaal. Als het bij de omstandigheid hoort, wordt het niet als afwijkend beschouwd.
5. Ongepast of contraproductief gedrag gedrag dat onprettige gevoelens oproept i.p.v.
bevrediging, gedrag dat ons beperkt in ons vermogen om bepaalde rollen te vervullen, zwaar
alcohol/drugsgebruik, niet in openbare ruimten bevinden (agorafobie).
6. Gevaar gedrag dat gevaar oplevert voor de betrokkene zelf of voor anderen.
Je kan de culturele en historische veranderingen beschrijven in de beeldvorming en
behandeling van afwijkend gedrag in de Westerse cultuur.
Culturele veranderingen:
- Gedrag kan in de ene cultuur normaal gevonden worden en in de andere juist afwijkend.
- Concepten van gezondheid en ziekte kunnen in verschillende culturen anders zijn.
- Afwijkende gedragspatronen kunnen in cultuur variëren, net zoals de sociale visies en/of
modellen die dat gedrag verklaren.
- Woorden zoals depressie of geestelijke gezondheid kunnen in andere culturen weer een
andere betekenis hebben.
- Soms komen ziekteverschijnselen overeen ondanks de culturele verschillen.
- Afhankelijk van situatie wegen sommige criteria zwaarder dan andere.
Historische veranderingen:
- Oudheid: Visie van Hippocrates gezondheid van het lichaam wordt bepaald door evenwicht
in de humores (= lichaamssappen; slijm, zwarte gal, bloed en gele gal)
o Behandeling: aderlating.
- Middeleeuwen: afwijkend gedrag is een teken van bezetenheid door boze geesten of duivel.
o Behandeling: uitdrijving (excorcisten), verbranding of uitsluiting.
- Rond 1600: krankzinnigengestichten mensen met gek gedrag moeten uit de maatschappij
en ‘opgeborgen’ worden.
, o Geen onderscheid tussen psychiatrie en verstandelijk beperkten
- Vanaf 18 00: wisselende opvattingen.
o Mensen verdienen een vorm van verzorging/behandeling, maar hoe?
o Maatschappij en mensen moeten tegen zichzelf beschermd worden (opsluiting en fixatie)
- Rond 1900: het gaat om zieke mensen die behandeld moeten worden.
o Rust, reinheid en regelmaat (regiem)
o Totaal instituties
o Behandeling experimenteel, onmenselijk en niet EBP.
- Rond 1950: doorbraak! verbeterde behandelmogelijkheden.
o Introductie psychofarmaca
o Gedragstherapeutische behandelingen
- Rond 1970: antipsychiatriebeweging
o Psychiatrie is een gevolg van onze maatschappij.
o Mensen zijn slachtoffer en mogen niet opgesloten worden.
o Gevolg was start met ambulantisering en aanpassing van de wetgeving (BOPZ)
Je kan psychologische modellen beschrijven van afwijkend gedrag en de belangrijkste
theoretische grondleggers hiervan benoemen.
Biologisch perspectief
- Medische model: afwijkend gedrag een uiting is van onderliggende stoornissen of ziekten. En
dat het een of meer biologische hoofdoorzaken heeft.
- Functies van neurotransmitters in verband met abnormale gedragspatronen:
Neurotransmi Functie
tter
Acetylcholine Reguleert spiercontracties en de vorming van herinneringen.
Dopamine Reguleert spiercontracties en mentale processen die te maken hebben met leren,
herinneren en emoties.
Norepinefrine Reguleert mentale processen die te maken hebben met leren en herinneren.
Serotonine Reguleert stemmingen, verzadiging en slaap.
Onderdelen van het zenuwstelsel:
Centraal zenuwstelsel:
Onderdeel CZS Betekenis
Achterhersenen
Medulla Reguleert de hartslag en ademhaling.
Pons Reguleert beweging, aandacht, slaap en ademhaling.
Cerebellum Gebied in de achterhersenen dat te maken heeft met coördinatie en balans.
Reticulaire Gebied in de hersenen dat te maken heeft met aandacht, slaap en opwinding.
activeringssystee
m (RAS)
Voorhersenen
Thalamus Essentiële rol in slaap, aandacht en activering (arousal) stimulering RAS verhoogt
de alertheid en dempende middelen verlagen de alertheid.
Hypothalamus Betrokken bij reguleren van lichaamstemperatuur, emotie en motivatie.
Limbische Betrokken bij leren, herinnering en basale driften (honger, drost en agressie)
systeem
Basale ganglia Cluster van neuronen tussen de thalamus en het cerebrum dat betrokken is bij de
coördinatie van motorische (bewegings)processen.
Cerebrum Wordt gevormd door twee hersenhelften.
Hersenschors Het geplooide oppervlak van het cerebrum, verantwoordelijk voor de verwerking van
(cerebrale cortex) sensorische stimuli en de aansturing van hogere mentale functies als denken en
taalgebruik.
, Psychodynamisch perspectief
Grondlegger = Sigmund Freud
Psychoanalytische theorie = psychologische
problemen kunnen een gevolg zijn van onbewuste
motieven en conflicten, die terug te voeren zijn op de
kindertijd.
- Interactie tussen de diepere drijfveren (es of id),
de normen en waarden (superego) en het ik
zoals het in de realiteit handelt. (ego).
Afweermechanismen = strategieën om de realiteit te vervormen, door het ego gebruikt om het
zelf te beschermen tegen het bewust ervaren van angstaanjagende zaken.
Afweermechanis Definitie
me
Verdringing Verdrijving van angstaanjagende ideeën uit het bewustzijn.
Regressie Terugkeer, tijdens stress, naar een vorm van gedrag die kenmerkend is voor een
eerder ontwikkelingsstadium.
Rationalisatie Gebruik van misleidende rechtvaardiging voor onacceptabel gedrag.
Verplaatsing Verplaatsing van ideeën en impulsen over bedreigende of ongeschikte objecten naar
minder bedreigende objecten.
Projectie Toeschrijven van de eigen onacceptabele impulsen aan anderen, zodat het lijkt of het
andermans impulsen zijn.
Reactieformatie Gedrag is tegengesteld is aan de werkelijke impulsen om die impulsen te
onderdrukken.
Ontkenning Weigeren om de werkelijke aard van een bedreiging onder ogen te zien.
Sublimatie Ombuigen van primitieve impulsen in positieve, constructieve acties.
Stadia van psychoseksuele ontwikkeling:
1. Orale stadium (eerste levensjaar) seksueel genot door alles in hun mond te stoppen.
2. Anale stadium (tweede levensjaar) seksueel genot door samentrekking en ontspanning van
de sluitspieren rond de anus.
3. Fallische stadium (derde levensjaar) de belangrijkste erogene zone bevindt zich rond de
uitwendige geslachtsdelen.
4. Latente stadium (6 tot 12 jaar) seksuele toestand in sluimerende toestand/aandacht gericht
op school en spelen.
5. Genitale stadium (begin van de puberteit) seksuele driften komen weer tot leven;
ontplooiing in volwassen seksualiteit, het huwelijk en het verwekken van kinderen.
Andere psychodynamische perspectieven:
Grondlegger Uitgangspunt
Carl Jung Niet alleen persoonlijk onbewuste, maar ook collectief onbewuste van
onze ouders geërfd.
Karen Horney/ Sociale context psychologische problemen relatie ouder/kind heeft
Harry Stack grote invloed op de interpersoonlijke relaties die iemand in zijn latere leven
Sullivan aangaat.
Heinz Hartmann Egopsychologie = moderne psychodynamische benadering die zich meer
richt op het bewuste streven van het ego dan op de veronderstelde
onbewuste functies van het id.
Erik Erikson Nadruk op sociale relaties van kinderen + bereiken van ego-identiteit van
belang duidelijk gedefinieerd en stevig verankerd gevoel van eigen
identiteit en overtuigingen.
Margaret Mahler Objectrelatietheorie legt de nadruk op invloeden van
geïnternaliseerde represtentaties van de persoonlijkheden van de ouders
en andere mensen aan wie het kind zich sterk heeft gehecht.
John Bowlby Hechtingstheorie interactie en omgeving bepalende voor de wijze
waarop een kind zich emotioneel en cognitief vormt.
Leertheoriemodellen Grondleggers: Ivan Pavlov en John B. Watson
Behaviorisme = studie van observeerbaar gedrag nadruk op de rol van het leren.