Leerdoelen micro-organismen
Leerdoelen week 7
1. Aangeven wat Antoni van Leeuwenhoek, Martinus Beijerinck,
Robert Koch, Carl Woese en Craig Venter betekend hebben
voor de microbiologie.
Antoni van Leeuwenhoek:
- Vergroting 300x
- Kon bacteriën zien in 1676
Martinus Willem Beijerinck:
- Tabaksmozaïek ziekte
- Filtratie experiment
- Bacteriën kunnen niet door het filter, maar deze ziekteverwekker kon er wel doorheen.
- Dus deze was kleiner dan bacteriën
- Ook kan hij niet de ziekteverwekkers vermenigvuldigen, behalve in de plant.
- Hij noemde dit een virus.
- Maar we konden ze nog niet zien.
Robert Koch:
- Manier om micro-organismen te ontwikkelen.
- Agar ontwikkeld
- Petri-dish
Carl Woese:
- Amerikaanse microbioloog
- Universal tree of life gebaseerd op ribosomale RNA genes
- Archaea apart domein
Craig Venter:
- Niet alleen gekeken naar het 16S rRNA, maar alle DNA sequencen
- Metagenomics/ shot gun sequencing
- Ze hebben voor de eerste keer het humane genoom gesequenced
- Global ocean sampling expedition
2. De groepen micro-organismen noemen met hun belangrijkste
karakteristieken.
Microbiologie definitie:
Studie van organismen opgebouwd uit een of meerdere cellen waarbij geen of zeer weinig cel
differentiatie optreedt, deze differentiatie betreft altijd de voortplanting of overleving en virussen.
Groepen micro-organismen:
- Prokaryoten (geen nucleus, geen organellen, eencellig)
o Domein bacteriën
Geen kern
Meestal peptidoglycaan in celwand
Circulaire chromosomen
flagel
, o Domein archaea
Methanogenen behoren hierbij
eencellig
Extreme condities
Geen kern
Geen membraan-omgeven organellen
Circulaire chromosomen
Geen peptidoglycaan in celwand
Flagel die convergent geëvolueerd is van die van de bacteriën
- Eukaryoten (wel een nucleus, wel organellen, veel groter)
o Schimmels
Zijn altijd heterotroof.
Kern en organellen
Meer verwant aan dieren dan aan planten
Vermenigvuldigen zich via sporen, geslachtelijk en ongeslachtelijk
Chitine en glucaan in celwand
Groeien in gist en filamenteuze vorm
o Protisten
Alle eukaryoten die geen plant, dier of schimmel zijn.
Kern en organellen
Heterotroof of autotroof
Geslachtelijk of ongeslachtelijk voortplanten
3. De vier verschillende vormen van voeding uitleggen en
herkennen.
4. Aangeven wat globaal het aantal kweekbare bacteriën in de
bodem is.
1-10%
, 5. De mogelijkheden en beperkingen van licht microscopie,
transmissie en scanning electronenmicroscopie bespreken.
- Lichtmicroscopie:
o Je kan de allerkleinste dingen niet zien.
- Elektronenmicroscopie:
o Nadelen
Je kan niet diep het ding in.
Twee oplossingen:
Transmissie:
o Dunne coupes maken.
Scanning:
o Metaal over een monster heen sprayt en dan kijk je alleen
naar oppervlakte.
Je kan er alleen dode dingen mee bekijken.
6. Uitleggen hoe de Gram kleuring werkt, beschrijven hoe
celwanden van Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriën
verschillen in structuur en hoe ze kleuren tijdens de Gram-
kleuring,.
grampositieve:
- paars
- plasmamembraan
- celwand met dikke laag peptidoglycaan
Gram-negatieve:
- Rood
- Plasmamembraan
- Celwand met dunne laag peptidoglycaan
- Maar wel een dubbele celwand met lipopolysacharaiden (LPS)
o Aan de ene kant hydrofoob en andere kant een suiker
o Signaalmolecuul voor het aangeboren deel van het immuunsysteem
- Minder gevoelig voor antibiotica, want dat kan niet door de buitenmembraan
Hoe werkt het?
- Je doet verschillende kleurstoffen (paars en rood) op het plaatje
waar de bacteriën op zitten.
- De grampositieve bacteriën houden de paarse kleurstof vast in
hun celwand.
- De gramnegatieve bacteriën houden de rode kleurstof vast in hun
celwand.
- In de Gram-kleuring kleuren alle bacteriën paars door kleuring
met kristalviolet. Daarna wordt er een kristalviolet-jodium complex gevormd.Tijdens de
ontkleuringsstap met alcohol wordt dit complex weggewassen in Gram-negatieven, maar
niet in Gram-positieven. Stap 6 is dus een belangrijke stap, want ontkleur je te kort, dan
blijven de Gram-negatieven paars, doe je dit te lang, dan ontkleuren zowel de Gram-
positieven als Gram-negatieven.
, 7. Structuren van de prokaryote cel benoemen.
- Klein
- Eencellig
- Geen organellen
- Geen kern, maar nucleoid
- Circulair DNA
- Meestal peptidoglycaan in celwand
- Flagel
8. Verschil aangeven en herkennen tussen complexe (rijke)
media en defined (minimale) media.
- Complexe rijke media:
o Een media met verschillende componenten die niet allemaal geïdentificeerd zijn.
o Zoals melk en bloed.
o Een ongedefinieerd of rijk medium bevat complexe ingrediënten, zoals gist extract
en pepton (afgebroken eiwitten), waardoor de samenstelling niet precies bekend is.
- Defined minimale media:
o Een media die bestaat uit exacte hoeveelheden geïdentificeerde componenten die
chemisch puur zijn.
o Een minimaal of gedefinieerd medium heeft bekende hoeveelheden van alle
ingrediënten
9. Verschil uitleggen tussen selectieve en differentiële media en
aangeven wat MacConkey medium is en hoe te interpreteren.
- Er zijn ook selectieve media die de groei van bepaalde micro-organismen mogelijk maken en
die van andere remmen.
- Daarnaast zijn er ook differentiële media die onderscheid kunnen maken tussen bacteriën
op basis van een bepaalde eigenschap.
- Een voorbeeld van een medium dat zowel selectief is als differentieel is MacConkey-
medium:
o Het bevat galzouten en is daarom selectief voor Gram-negatieve bacteriën. Deze
kunnen er wel op groeien, terwijl Gram-positieven geremd worden in hun groei.
o Daarnaast is het medium differentiëel, sinds het als koolstofbron lactose en pepton
bevat. Als een bacterie lactose kan vergisten dat wordt het medium zuur en kleurt
het donkerroze.
10. De verschillende fases in een groeicurve opnoemen en
aangeven wat er tijdens iedere fase gebeurt.
- Lagfase: de bacteriën passen zich aan
aan de groeiomstandigheden
- Logfase: de populatie groeit
exponentieel (de y-as is een log-schaal,
waardoor het een rechte lijn wordt)
- Stationaire fase: de populatie heeft
netto geen nieuwe bacteriën
- Afstervingsfase: het aantal bacteriën
neemt af
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper pwdekorver. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.