Humane Levenscyclus I DT-1
Leerstof hoofdstukken
DNA-replicatie
Essential Cell Biology:
o Chapter 6
Differentiële genexpressie en celsignalering
Essential Cell Biology:
o Chapter 2, alleen “amino acids” en “nucleotides” (p 74 - 77)
o Chapter 5, m.u.v. p. 193 - 195
o Chapter 7, m.u.v. p. 246 - 247, p. 259 - 262
o Chapter 8, m.u.v. p. 280 - 281, p. 287 - 292
Levenscyclus van de Mens:
o Hoofdstuk 1
Alle PowerPoint presentaties van de hoorcolleges
De tekst, aantekeningen en opdrachten van de werkgroepen differentiële genexpressie
Mendeliaanse genetica
Essential Cell Biology:
o Chapter 19
Alle PowerPoint presentaties van de hoorcolleges
Alle stof die in het college behandeld is, inclusief:
o Mitose, meiose en het doorgeven van DNA aan het nageslacht, ook met
recombinatie
o De principes en verhoudingen van overerving van Mendeliaanse eigenschappen
o Analyseren van stambomen van families met erfelijke aandoeningen
o Genetische terminologie en concepten
Werkgroep tekst en opdrachten
HC 2 – Celbiologie en de organisatie van DNA
1. In de nucleolus (kernlichaampje) zit het rRNA voor
aanmaak van ribosomen, voor translatie.
2. In de nucleus (kern) zit het DNA.
3. Ribosoom.
4. Vesikel.
5. Ruw ER is belangrijk voor het aanmaken van eiwitten
(translatie).
6. Golgi is voor eiwitten ombouwen en inpakken in blaasjes.
7. Cytoskelet zorgt voor stevigheid, vorm en bewegelijkheid
a. Microfilamenten
b. Microtubili
c. Intermediaire filamenten
8. Glad ER zorgt voor transport naar Golgi, synthese van
lipiden en steroïden en ontgifting.
9. Mitochondrion is de energiecentrale, vindt citroenzuurcylcus plaats.
10. Vacuole.
11. Cytosol.
12. Lysosoom maakt afbraaklichaampjes, afbraakproducten kunnen dan worden hergebruikt of
uitgescheiden.
13. Centriool.
1
,Wat gebeurt er met bevruchte eicel?
1. Vormbepaling: morfologische (vormverandering) embryonale ontwikkeling, hangt af van;
a. Celdeling (proliferatie)
b. Celbeweging (migratie)
c. Celtype bepaling (specificatie en differentiatie)
Hoe kan dit?
1. Aansturing/signalering: moleculaire embryonale ontwikkeling
a. Hoe worden signalen verzonden en geïnterpreteerd door cellen zodat ze weten wat
ze moeten doen (stoppen, doorgaan)?
i. Wat zijn deze signaalstoffen?
Eiwitten om de cel heen, op sommige reageert ie en andere niet en
combinatie van al die signaalstoffen bepaald wat hij gaat doen.
Functies eiwitten in cel:
- Bouwstenen voor celstructuren
- Katalyseren van reacties (enzymen)
- Regulatie genexpressie
- Regulatie cel-beweging, celskelet moet soms een beetje veranderen
- Regulatie cel-communicatie (signaaleiwitten)
Een chromosoom is 1 dubbelstrengs DNA-molecuul, 46 in 1 cel.
Een chromatine is het DNA + eiwitten (vooral histonen, maar ook transcriptiefactoren).
Het genoom is het totaal aantal chromosomen in een celkern, dus meer dan alleen de genen. Dit is in alle
cellen hetzelfde, maar een klein deel codeert voor eiwitten.
Door shotgun sequencing worden alle genomen in kaart gebracht.
DNA is opgebouwd uit nucleotiden:
- Deoxyribose (suiker)
- Fosfaatgroepen
- Basen
Het is dubbelstrengs, de complementaire stikstofbasen vormen paren.
Het DNA wordt om histonen gedraaid waardoor ze oprollen. Histoneiwitten zijn
positief geladen (door aminozuren), DNA is negatief dus door dat ladingsverschil gaan
de histonen binden aan DNA.
Een histon octameer is een complex van 8 histonen met DNA = nucleosoom.
Linker histnen (H1) niet bij ‘beads-on-a-string’ structuur, H1 wordt toegevoegd
waardoor nucleosomen verbonden worden en meer compact.
Door histon modificaties kan het DNA losser gaan zitten (toegankelijker) of strakker (op slot).
Sommige genen (nucleotidenvolgorden) zijn evolutionair geconserveerd, ze zijn dan heel belangrijk en deze
zijn dan behouden gebleven in evolutionaire ontwikkeling.
G1 fase (eerste groeifase):
- Toename cytoplasma, cel gaat daardoor
groeien
- Aanmaak van eiwitten
S-fase (synthesefase):
- DNA-replicatie
G2 fase (tweede groeifase):
- Afbraak van cytoskelet
- Ontdubbeling van centriolenpaar
M-fase (mitose)
- Celdeling
2
, Histonmodificaties:
1. Chromatin-remodeling complexes
Is een eiwitcomplex wat histon kan remodellen, DNA
wordt verplaatst waardoor het wel/niet toegankelijk
wordt.
Het zijn happertjes die om DNA keten gaan.
2. Histon staart modificaties
De aminoterminus, het begin stuk, steekt uit het octameer en
door een modificatie in lading gaat het DNA dan wel/niet
binden.
Als een aminozuur aan histon wordt gebonden, verandert de
lading en gaat het DNA afstoten/naartoe trekken.
Effect:
a. Chromatine condensatie, acetylering daarmee
beïnvloed je de lading
b. Eiwit binding (docking sites), mogelijkheid voor
andere eiwitten om daar ook weer aan te binden
Bij modificatie zijn er:
- Erasers, halen groepen (aminozuren) van de histonstaart af om DNA compacter/losser te maken.
- Writers, zetten groepen erop (schrijven er iets op)
- Readers, binden aan de modificaties dus die maken gebruik van de groepen
Heterochromatine = Erg compact, transcriptie wordt onderdrukt
Euchromatine = Minder compact, transcriptie is actief.
A-T base paar heeft 2 waterstofbruggen.
G-C base paar heeft 3 waterstofbruggen.
Purine is het dubbele blokje, pyrimidine de enkele.
Purine zit aan G en A.
Pyrimidine zit een C, U en T.
Pyrimidine is een CUT woord.
Je hebt altijd dubbele ring tegenover
enkele.
Door de 5’ fosfaat kant en de 3’ hydroxyl kant heeft DNA polariteit. 2 negatieve
ladingen.
DNA wordt afgelezen van 3’ naar 5’ = coderende richting.
Sequentie = alle nucleotiden achter elkaar, volgorde basenparen. Tussen de basenparen zit een fosfodiester
binding
Acetylgroepen zijn negatief geladen.
Acetylering: Acetylgroepen erop zetten minder positief geladen. DNA meer toegankelijk.
Deacetylering: aminozuren eraf halen meer positief geladen. DNA minder toegnkelijk.
Methylering leidt meestal tot onderdrukking, DNA minder toegankelijk.
HC 3 – DNA-replicatie
Bij DNA-replicatie worden de 2 DNA-strengen
van elkaar gescheiden en er wordt een nieuwe
identieke streng gemaakt, voor beide.
Door DNA-replicatie krijg je 2 dubbele helices met elke een nieuwe helix, die identiek is.
De ouder streng is een template en de nieuwe dochter dubbele helix heeft een ouder streng en een nieuwe.
3