H1: inleiding
Dit hoofdstuk gaat in over het ontstaan van criminologie als wetenschap, waarbij de definities van
criminologie en criminaliteit centraal staan.
1.1. Wat is criminologie?
Criminologie is de wetenschap die criminaliteit vanuit verschillende invalshoeken benadert. Daarbij
wordt kennis vanuit verschillende werkgebieden, zoals sociologie, geneeskunde, psychiatrie,
antropologie en psychologie, gebruikt.
Op basis van verschillende factoren houdt een criminoloog zich bezig met criminaliteit als
verschijnsel, de persoonlijkheid van de misdadiger, de persoonlijkheid van het slachtoffer, de plaats
van criminaliteit binnen een heersend politiek systeem of reacties op criminaliteit
(repressief/preventief).
De rol van criminologen is onder andere het kaart brengen van de context en het hoofd koel houden
in geval van spannende berichten.
Edwin Sutherland definieerde in 1924 een definitie van criminologie. Daarin komen verschillende
elementen omhoog:
Het gaat in ieder geval om het geheel van kennis van misdaad en delinquentie als sociaal fenomeen.
Binnen dat bereik liggen de processen: maken van regels, breken van regels en reageren op het
breken van regels. Deze processen vormen een opeenvolgend geheel aan interacties met elkaar. Niet
wenselijke gedragingen worden als strafbare feiten bestempeld door de politiek. Wanneer personen
toch deze gedragingen uitvoeren, dus de niet wenselijke en door politiek als verboden aangewezen,
dan worden deze personen misdadigers/overtreders.
Stanley Cohen gaf een meer beknopte definitie vanuit drie vragen: “waarom worden wetten gemaakt;
waarom worden deze overtreden en wat doen we daaraan?”. Ronnie Lippens deed zijn plasje
daarover vanuit een meer filosofische richting: waarom veranderen definities van criminaliteit door
de tijd; waarom worden specifieke gedragingen of zelfs bevolkingsgroepen gecriminaliseerd;
waarom overtreden mensen (juridische) normen, en wat doen we met overtreders?
Wat is criminaliteit?
Binnen criminologie en criminaliteit kan je vanuit verschillende benaderingen werken. Wat crimineel
gedrag is, wordt bepaald door (morele) opvattingen, gevolgen, publieke opinie en context. Wat onder
crimineel verstaan wordt, kan dus door de tijd heen veranderen. Gedragingen kunnen ook
gedecriminaliseerd worden. Dat wil zeggen dat een gedraging zijn strafbaarstelling verliest en niet
meer strafbaar is. Als tegenstelling kan een gedraging ook gecriminaliseerd worden, daar wordt een
feit binnen de werking van het strafrecht gebracht. Na de 2e wereldoorlog zijn bijvoorbeeld veel
economisch getinte gedragingen strafbaar gesteld. Er is geen harde grenswaarde waarmee je
crimineel en niet-crimineel gedrag kan omschrijven. Wanneer valt iets onder mishandeling
bijvoorbeeld? Een corrigerende tik van een ouder-kind, een voorbijganger die je iets te hard duwt
tijdens het voorbijlopen? De voorwaarde voor wanneer iemand iets mishandeling vindt, kan per
persoon verschillen.
Criminaliteit als sociaal construct
Criminaliteit wordt geconstrueerd binnen het geheel van interacties tussen daders, slachtoffers,
omstanders en functionarissen belast met formele sociale controle. Criminaliteit kan als sociaal
construct gezien worden. Een sociaal construct is een idee of begrip dat door de samenleving en
haar cultuur wordt gecreëerd en gedefinieerd, in plaats van door de inherente kenmerken van het
, ding zelf. Sociale constructen worden gevormd en daarna in stand gehouden door de gedeelde
overtuigingen, attitudes, praktijken en normen van een bepaalde samenleving.
Bonger definieerde in 1951 criminaliteit als: ernstige sociale handeling, waarop de staat door
toevoeging van leed (een straf/maatregel) bewust reageert.
Sellin definieerde in 1938 criminaliteit als: een van de veile verschijningsvormen van
regeloverschrijdeend gedrag.
Sutherland voegde in 1949 het component ‘maatschappelijke schade’ aan deze mix toe.
Wederrechtelijk of onrechtmatig gedrag dat niet als strafbaar gesteld staat, kon volgens hem ook
onder criminaliteit vallen. Daarmee werd er koppeling gemaakt naar ‘witteboordcriminaliteit’.
Wetenschappers geven een wat simpelere definitie: gedrag dat strafbaar is gesteld in een formele
wet.
1.2. Historisch overzicht
Het startpunt van criminologie als wetenschap kan in het begin van de 19e eeuw aangewezen
worden bij onderzoekers als Quetelet en Lombroso. De Griekse filosoof Plato was er ook al mee
bezig in zijn werk ‘Republiek’ (politeia). Hij beschrijft dat waar armoede heerst en bedelaars in het
straatbeeld aanwezig zijn, er per definitie sprake is van zakkenrollerij, diefstal en dergelijke. Plato zag
hebzucht en begeerte als een grote oorzaak van misdaad. Iemands ‘goede’ of ‘slechte’
persoonlijkheid bepaalt welk gedrag de persoon vertoond. Het is maar net welke persoonlijkheid op
dat moment sterker is. Dat is een deterministische kijk op het gedrag. Plato zei ook dat
zelfbeheersing (van de goede en slechte persoonlijkheid) afhankelijk is van opvoeding en omgeving
waarin een persoon zich bevindt. Plato had wat dat betreft (in het algemeen) een moralistische
benadering van criminaliteit.
In religieuze teksten komen ook veel referenties naar misdaad en straf omhoog. Oog om oog, tand
om tand gaat niet alleen om ‘met gelijke maat’ terug te betalen, maar draait dat vooral om morele
motieven. Joodse commentaren zien het meer als een beperking van straf. Voor één leven mag niet
meer dan één leven genomen worden, schade aan één oog mag niet meer dan één oog gaan kosten.
De rechter bepaald hier de straffen. In de praktijk worden veel misdrijven met een geldbedrag
afgedaan. Daarbij was een beschadiging een X bedrag aan geld waard. Dit wordt tegenwoordig
restorative justice of herstelrechtbeweging genoemd waar wraak niet het uitgangspunt is, maar juist
het rechttrekken.
In de Middeleeuwen had de kerk het voor het zeggen. Het kerkelijk recht en uitspraak strekte zich
door de maatschappij, waar de ordening door god was bepaald en daarmee vast stond. Criminologie
kreeg in die periode weinig tot geen aandacht.
Utopia
Thomas More stelt de vraag of de overheid wel straffen mag opleggen als diezelfde overheid
criminaliteit veroorzaakt door burgers te onderdrukken en besteelt. Dit was in de 15e eeuw, waar het
burgerlijk gezag (vorsten, ambtenaren en leger) net zo sterk was, als die van de kerk. In 1516 schrijft
More het boek Utopia over de sociale omstandigheden van Engeland. More geeft aan dat alleen
zware straffen misdaad niet tegengaat, maar je moet de oorzaken van misdaad wegnemen en
aanpakken. Door te zware straffen op relatief lichte feiten te stellen, zullen mensen sneller zwaardere
feiten plegen, omdat de straf toch al zwaar is en niet erger wordt. More is daarom voorstander van
aangerichte schade vergoeden.
Vanaf midden 17e eeuw dacht men de natuurwetenschappelijke methoden op
samenlevingsvraagstukken toe te passen. Door een opkomend handelskapitalisme en langzaam
verschoof het idee dat mensen bekwaam genoeg waren om zelf hun eigen lot te bepalen en daarvoor
verantwoording te hebben. Vrije wil en rationaliteit stonden hier centraal.