Corporate governance en corporate litigation
Corporate governance is het geheel aan regels en praktijken dat binnen een vennootschap de
zeggenschapsverhouding bepaalt tussen het bestuur, aandeelhouders en commissarissen en de wijze
waarop over de zeggenschapsuitoefenening verantwoording wordt afgelegd.
Corporate litigation zijn geschillen binnen en rond ondernemingen, met een nadruk op eechtspraak
en uitgaande van kapitaalvennootschappen.
De geschiedenis van het ondernemingsrecht
Het ondernemingsrecht vindt haar oorsprong in de tijd van de VOC, waar participanten een actie
ende gerechtigheit kregen in een compagnie. Enkele verschillende compagnieën fuseerden in de
VOC.
Overeenkomsten:
- Het bestuur: was de Raad van Heren XVII
- Dividend: overgebleven winst nadat o.a. bewindhebbers werden betaald. Hun winstuitkering
was echter afhankelijk van de kosten van de scheepsuitrusting.
Ook was sprake van een tegenstrijdig belang: de bewindvoerders kochten specerijen van de VOC
en verkochten andere goederen aan de VOC voor een te hoge prijs.
- Exit mogelijkheid: men kon na 10 of 20 jaar de aandelen terugleveren. Er bestond echter
desondanks een mogelijkheid voor een vroegtijd exit wegens de handel in kwitanties.
- Rekening en verantwoording: eerst slechts na 10 en 20 jaar en zelfs dit bleef uit. Na de opstand
van de aandeelhouders werd een college van hoofdparticipanten aangesteld aan wie rekening en
verantwoording gedaan werd, hetgeen in de huidige tijd een RvC genoemd zou worden.
Ook kennen wij Pincoffs. Hij heeft veel voor Rotterdam gedaan, door middel van de Rotterdamse
Handelsvereniging. Hij gebruikte de winst hieruit echter om door te sluiten naar de Afrikaanse
Handelsvereniging, waardoor sprake was van een de facto piramidespel. Uiteindelijk is hij hierom ook
gevlucht naar Amerika.
Er zijn meerdere periodes te onderscheiden:
1. Van 1928 tot rede Maijer: de contractenleer
2. Medio jaren ’60 tot in de jaren ’80: belangenpluralisme komt tot wasdom in de institutionele
leer
3. Vanaf de jaren ’70 in de VS en de jaren ’80 in Nederland: een herwaardering van het
aandeelhoudersbelang als richtsnoer voor het bestuurlijk handelen. De invloed van
aandeelhouders was te klein geworden en er was sprake van
aandeelhoudersinternationalisering, waardoor een roep kwam om een versterking van de positie
en een verantwoordingsplicht door bestuurders. Dit leidde tot de CGC, welke gericht was de
verantwoording en toezicht te verbeteren, onder meer door een versterkte rol van
aandeelhouders. In Engeland kwam de enlightened shareholder valuebenadering
4. Kredietcisis: men stapte weer af van het op aandeelhoudersgeörienteerde vennootschapsrecht,
men ging kijken naar langetermijnwaardecreatie. De benadering berustte op het idee dat
degene die betrokken zijn bij de vennootschap, gebaat zijn bij het succes ervan.
Het vennootschapsbelang
De oude opvatting van het vennootschapsbelang was puur gericht op de aandeelhouders. De
vennootschap is een contract tussen de aandeelhouders, die hierin soeverein zijn en hun taken
delegeren aan de lasthebbers, ook wel bestuurders. De bestuurders zijn in deze visie ondergeschikt
aan de aandeelhouders en moeten zich in hun belang gedragen. Dit is de contractenleer.
Het belang van de vennootschap is het belang van de aandeelhouders: winstmaximalisatie.
,Van de oude opvatting naar de Maijer opvatting werd geleid door:
Ondernemingen begonnen te groeien, waardoor ook de verantwoordelijkheid van de bestuurders
begon te groeien: er was sprake van een grotere groep die zij moesten leiden. Bestuurders kregen
ook oog voor de werknemersbelangen.
Tussen aandeelhouders veranderde de dynamiek ook: het aantal aandeelhouders groeide en het
aantal bedrijven waar aandeelhouders een belang in hadden groeide. Hierdoor konden
aandeelhouders minder gemakkelijk met elkaar optrekken en daalde de opkomst.
Dit leidde tot de opkomst van beschermingsmaatregelen en een kennisachterstand van
aandeelhouders t.o.v. het bestuur.
-> Bestuurders werden machtiger, aandeelhouders verloren invloed en werknemers werden
belangrijker.
De opvatting van Maijer is de eerste waar het belang van de vennootschap werd verzelfstandigd.
Deze verzelfstandiging kan gezien worden als een voltooiing van de rechtspersoonlijkheid. Er is hier
sprake van een abstrahering van het vennootschappelijk belang van de onderneming
Het vennootschappelijk belang is het belang dat de vennootschap heeft bjj haar eigen gezonde
bestaan, uitgroei en het voorbestaan met het oog op het door de vennootschap te bereiken doel.
Waaronder het belang van de contuniïteit van de aan de vennootschap verbonden onderneming.
Voorheen zag hij alleen ruimte voor aandeelhoudersbelangen, maar hij groeide naar Grinten toe en
betoogde dat ook belangen van institutioneel betrokkenen meegenomen moeten worden.
Grinten zijn definitie kwam als reactie hierop. Hij abstraheerder het belang niet van de onderneming
en zag het als een resultante van belangen.
Vennootschappelijk belang is de resultante van afwegingen van belangen van allen die bij de
vennootschappelijke werkzaamheden zijn betrokken. Hoe deze afweging dient te geschieden en welk
gewicht eventueel contrasterende belangen in de schaal behoren te leggen, hangt af van de concrete
situatie.
Alle deelbelangen samen is het stakeholder resume. Kritiek: wanneer een bestuurder kent op deze
wijze altijd een afwijkmogelijkheid om zijn verantwoordelijkheid te ontlopen.
De leren van Grinten en Maijer zijn de institutionele benaderingen.
De visies:
- De resultanteleer: gelijk is aan de resultante van de bij de vennootschap betrokken belangen.
Aan de hand van de omstandigheden wordt bepaald welk deelbelang doorslaggevend is.
- De holistische leer: Het belang dat de vennootschap heeft bij haar eigen gezonde bestaan,
uitgroei en voortbestaan met het oog op het door haar te bereiken doel, zolang zinvol. Deze
norm dient los van de belangen gezien te worden, de vennootschap heeft zijn eigen belang.
- Leer van de leegte: deze zetten zich af van het begrip als norm. Aanhangers hiervan vinden de
norm onwerkbaar.
- De systeemtheorie: een onderneming dient meerdere doelen, waarvan één het vermijden van
negatieve externe effecten is. Er is sprake van een groter systeem waarin ieder rekening met
elkaar houdt. Je kunt je niet disculperen door je op een ander belang te beroepen, je moet met
alles rekening houden.
De holistische leer is onwerkbaar, waarom Assink de perspectivistische benadering geeft, waarbij
aan de hand van invalshoeken het autonome begrip voor bepaalde situaties bepaald kan worden.
De huidige opvatting volgens de jurisprudentie:
In de wet is neergelegd dat bestuurders zich moeten richten naar het belang van de vennootschap
en de met haar verbonden onderneming.
Het belang van de vennootschap is uiteengezet in CANCUN.
,Het vennootschappelijk belang is vooral het bevorderen van het bestendige succes van de
onderneming. Bestuurders dienen, mede op grond van 2:8 BW, zorgvuldigheid te betrachen met
betrekking tot de belangen van al degenen die bij de vennootschap of haar onderneming zijn
betrokken niet onnodig of onevenredig worden geschaad. Het belang van de onderneming staat
voorop, maar moet soms wijken voor deelbelangen.
- Vooral: niet uitsluitend. Het is hiermee afhankelijk van de aard van de onderneming en het
tijdsverloop. Geen resultante, maar stakeholders hebben wel een rol door dit woord.
- Bestendig succes: langetermijngerichtheid, zoals Assink ook beoogde.
- Onderneming: dit is niet de vennootschap. De vennootschap is de rechtsvorm waarmee eje een
onderneming kan voeren.
- Geschaad: de benadering van Grinten is hier het correctiemechanisme
De HR heeft met deze uitspraak de belangenbenaderingen van Maijer en Grinten samengebracht en
een rangorde aangebracht.
De aard van de norm in procedurele zin is dat zorgvuldige besluitvorming vereist is. De materiële
aard is minder makkelijk: uitsluitend een gedragsnorm, of tevens een verantwoordingsnorm. Ook is
het een toetsingsnorm voor de rechter. Deze moet marginaal toegepast worden, behalve indien
sprake is van een tegenstrijdig belang.
De Anglo-Amerikaanse visie:
In de Anglo-Amerikaanse wereld wordt uitgegaan van het aandeelhoudersbelang. Dit houdt in dat
het aandeelhoudersbelang vooropgesteld wordt. Hiervoor zijn twee redeneringen:
- Smith: De bestuurder handelt met andermans geld, dit geschiedt niet met dezelfde
zorgvuldigheid als over je eigen geld. Hierom moet een wantrouwen bestaan jegens het bestuur.
- Jensen & Meckling: de bestuurder-aandeelhouder relatie is een agency relatie. Men moet
aannemen dat de agent niet altijd in het beste belang van de principaal handelt.
De VS ziet de vennootschap als een nexus of contracts, waarin aandeelhouders een bijzondere
positie hebben. De aandeelhouder heeft residual risk: haar risico is afhankelijk van de onderneming.
Het primaat van het aandeelhoudersbelang impliceert dat bij dividendbetaling aan andere
contracten is voldaan.
Het Verenigd Koninkrijk hanteert de enlightened shareholder value. De bestuurder moet zich richten
op het belang van de onderneming ‘for the benefits of its members as a whole’ en moet daarbij
rekening houden met de waarschijnlijke consequenties op de lange termijn; de
werknemersbelangen; de relaties met derden; de impact op de samenleving en het klimaat; de
wenselijkheid van het hooghouden van een goede standaard; en eerlijk handelen tussen deelnemers.
Dit alles moet binnen de kaders van een gerichtheid op het aandeelhoudersbelang. Dit is gematigder
dan de Amerikaanse viise, maar in praktijk hebben aandeelhouders hier meer invloed.
Belanghebbenden
Met betrekking tot belanghebbenden kennen wij in Nederland geen rangorde, in tegenstelling tot bij
de enlightened shareholder benadering. Het belanghebbendenbegrip
- CGC de groepen en individuen die direct of indirect het bereiken van de doelstellingen van de
vennootschap beïnvloeden of er door worden beïn- vloed: werknemers, aandeelhouders en
andere kapitaal- verschaffers, toeleveranciers, afnemers, de overheid en maatschappelijke
groeperingen’. Hier is ook een conctectuele beadering steeds vereist.
- Grinten: een hele reeks kan hieronder worden begrepen, zoals bijvoorbeeld ook de regionale
gemeenschap
- Schilfgaarde/Winter: maken een onderscheid tussen concernbelangen en externe belangen.
Buitenvennootschappelijke belangen
, - Pitts: individuals and groups who may affect or be affected by the actions, decisions policies,
practices or goals of an enterprise. Hier maakt hij po keen onderscheid tussen verschillende
categoriën.
- Freeman: primaire en secundaire stakeholders. De eerste categoie zijn van wezenlijk belang voor
het voortbestaan van de vennootschap.
De Agency-benadering
De agency problematiek speelt in drie verhoudingen volgens Armour/Hanssman/Kraakman:
1. Tussen de aandeelhouders en de bestuurders of commissarissen: de macht is niet in handen van
de eigenaren
2. Tussen meerderheidsaandeelhouders en minderheidsaandeelhouders: beide partijen hebben
eigendom, maar slechts eerste heeft macht.
3. Tussen vennootschappen en leidinggevenden en de betrokken stakeholders
Deze problematiek leidt tot monitoring costs en de kosten die gemaakt worden wanneer de agent er
met de buit van door gaat. De kosten kunnen verminderd worden met normering, toezicht,
publicatie, handhaving en beloning.
Kritiek op deze theorie bestaat omdat de theorie negatief geformuleerd is en dus op het voorkomen
van fouten in plaats van het bevorderen van welvaart. Daarnaast weken eventuele remedies
misbruik in de hand. Ook is het gebouwd op enkele onjuiste veronderstellingen:
- Aandeelhouders als enige residual claimant: ook andere belanghebbenden ‘investeren’ in de
onderneming en zijn de dupe als het mis gaat, denk aan een werknemer die in de buurt gaat
wonen.
- Aandeelhouder als homo economicus: aandeelhouders zijn niet altijd goed geformuleerd en
nemen niet altijd rationele beslissingen
- Externaliteiten adequaat gereguleerd: denk aan de klimaatcrisis.
Rol van de aandeelhouder
De aandeelhouder is geen eigenaar van de onderneming. De vennootschap is eigenaar en de
aandeelhouders zijn rechthebbende van een aandeel en dus gee nowners. De visie dat een
aandeelhouder eigenaar is, is meer voor de hand liggend bij een kleine onderneming. Dit verandert
naar mate de onderneming groter wordt.
De vennootschap en de onderneming
De vennootschap is ex art. 2:3 jo. 2:5 een rechtspersoon met rechtspersoonlijkheid. Er is sprake van
een deelrechtsorde, de vennootschap wordt gereguleerd door de statuten. Het maakt voorts deel
van een meeromvattend systeem. De aandeelhouder treedt toe door het nemen van aandelen,
waarbij ook een contractuele verhouding bestaat. De vennootschap is echter meer dan een contract
met aandeelhouders.
Het begrip onderneming kan omschreven worden als een organisatorisch verband, gericht op
duurzame deelneming aan het economisch verkeer. Hier bestaan de volgende visies:
1. De reële benadering (hebben): de ondderneming is een vermogensobject. Er is een
organisatorisch verband van goederen dat als zodanig voorwerp van rechtshandeling of
rechtsverhouding kunnen zijn. De vennootschap als rechtspersoon kan gezien worden als
eigenaar van de onderneming.
2. De instrumentele benadering (drijven): de onderneming als organisatie ontsnapt tot op zekere
hoogte aan de objectsfeer, maar de onderneming wordt niettemin gezien als een door de
eigenaar beheerste organisatie. De eigenaar drijft de onderneming, de vennootschap.
3. De institutionele benadering (in stand houden): de onderneming is een organisatie van mensen
die deelneemt aan het economisch verkeer. Er is sprake van een zekere mate van zelfstandigheid
in de maatschappij van de onderneming. Zo is sprake van de eigenaar in de onderneming. Er is