RKT kijkt te veel naar één moment en niet naar de ontwikkeling van de persoon die het delict
begaat.
Belang van verschillende perspectieven:
- RKT kijkt alleen naar het moment waarop het gedrag plaatsvindt.
- RAT houdt geen rekening met individuele factoren en/of omgevingsfactoren.
Verklarende mechanismen:
- Chronologisch behandeld vanaf de conceptie.
- Veel aandacht voor interactie tussen biologie, psychologie, sociale factoren en omgeving.
- Onderliggende theorie is het biopsychosociaal model:
Biopsychosociaal model:
Biologische factoren:
- Genetica.
- Prenataal (in de baarmoeder).
- Invloed van ervaren stress.
Sociaal (interpersonal): effecten van waargenomen of daadwerkelijke sociale contacte.
- Hechting, vrienden en relaties worden hierdoor beïnvloed.
,Lage sociaal economische buurt in de V.S. -> meer lood -> slechte invloed op de hersenen.
Levensloopcriminologie:
- Belangrijk om veel factoren mee te wegen.
o Statisch vs. Dynamisch.
- Invloed van factoren is vaak veranderbaar/beïnvloedbaar.
- Onderzoek is steeds vaker gericht op niet commune criminaliteit (Artikel Huisman).
Hechting speelt een belangrijke rol in de eerste levensjaren, tot ongeveer 6 jaar oud.
Week 2
Hoorcollege 2
Levensfases:
Genetica:
- Eugenetica: op basis van genetica een selectie maken op wat beter of slechter zou zijn.
- Personalized genetic medicine.
Genetica en criminaliteit:
- Veel onderzoek richt zich op:
o Antisociale persoonlijkheidsstoornis / conduct disorder.
o Antisociaal gedrag.
o Agressie.
- Twee onderzoek benaderingen:
o Algemeen effect van genetische variatie: veroorzaakt een verschil in genen tussen
twee personen ander soort gedrag?
Erfelijkheidsstudies (tweeling/adoptiestudies).
o Specifieke genen: welk specifiek gen is verantwoordelijk voor gedrag X?
Kandidaat genen
Genome-wide associatien studies (GWAS)
2
,Erfelijkheidsstudies: gaat uit van het overdragen van eigenschappen binnen families.
- Kijk vaak naar tweelingen:
o Tweelingen hebben identieke genen.
o Gedeelde omgeving: zelfde ouders/woonomgeving.
o Unieke omgeving: verschillende vrienden/school
- Eigenschap (Bv agressie)= erfelijkheid + gedeelde omgeving + unieke omgeving.
- Met wie deel je DNA?
o Ouders: van beide 50%.
o Broer/zus: ook 50% overeenkomst.
Delen helft van DNA.
Verschillen meer in omgeving.
Verandering in tijd, aanpassing opvoeding, etc.
o Tweelingen:
Een-eiig: 100% overeenkomst met elkaar.
Twee-eiig: 50% overeenkomst met elkaar.
Groeien op in dezelfde omgeving: ouders, eten, opvoedingsstijl, etc.
Groeien op in dezelfde prenatale (baarmoeder) omstandigheden.
Monozygoot= eeneiig. Dizygoot= twee-eiig.
agressief gedrag wordt voor ongeveer 50% bepaald door genetica.
Adoptiestudies:
- 0% overeenkomst in genetica.
- 50-100% overeenkomst in gedeelde omgeving.
- Dus kun je goed kijken naar de invloed van de gedeelde omgeving.
3
, Kriteken (sapolsky):
- Assumptie van identieke gedeelde omgeving tussen MZ/DZ klopt niet.
o Niemand heeft 100% dezelfde omgeving.
- Ongelijkheid in gedeelde placenta MZ&DZ.
- Prenatale invloeden kunnen ook voor verschillen zorgen.
- Mogelijke genetische overlap met adoptieouders.
- Adoptieouders vaak ‘beter af’ dan biologische ouders, betreffende inkomen,
leefomstandigheden, etc.
o Hierdoor groeit het ene kind op in een goede omgeving en de andere in een
mindere.
- Maar: deze punten zijn onvermijdelijk, ze vergroten de invloed van genen, maar het effect
ervan is relatief klein.
Genen zijn belangrijk voor (alle) biologische processen -> biologische processen zijn belangrijk
voor hoe je je gedraagt.
Biologie:
- 50% van je genen komen van 1 ouder, de andere 50% van de andere ouder.
- 46 chromosomen in 23 paren.
- 3,1 miljard baseparen.
- Genen zijn combinaties van baseparen.
- Junk DNA: 95% van je DNA doet niks.
- Slechts 5% van je DNA codeert daadwerkelijk.
o Ongeveer 150 miljoen coderende baseparen.
o Dat zijn 20.000 genen.
- Neurotransmitters, hormonen, receptoren en enzymen zijn eiwitten.
- De fysieke vorm van deze eiwit bepaald de functie van het eiwit.
- Wat bepaalt de vorm en functie van een eiwit:
o Een eiwit wordt opgebouwd uit aminozuren:
20 soorten.
Eiwit is gemiddeld 300 aminozuren lang.
o De volgorde van verschillende aminozuren bepaalt welke eiwit het wordt en dus
welke functie het heeft.
- Wat bepaalt dan de volgorde van de aminozuren?:
o Genen.
o Deze informatie staat opgeslagen in onze genen, in de vorm van nucleotiden
(baseparen).
o Transcription: Dit wordt afgelezen en gekopieerd met (een eiwit) en gevorm tot
RNA
o Translation: vervolgens wordt dit RNA weer gekopieerd tot een eiwit.
1. Gen bevat een ‘cake recept’.
2. Dat wordt afgelezen en gekopieerd naar RNA
(boodschappenlijstje).
3. En waar ingrediënten worden verzameld die een cake vormen.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper seanjansen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.