Medisch Fundament: Tractus Genitalis
In dit onderdeel bespreken we de eerste (vrouwelijke) helft van de geslachts- en
voortplantingsorganen. De geslachtsorganen heten met een medische term genitalia.
Wanneer we de genitalia bekijken, dan zien we dat we zowel bij de man als bij de vrouw onderscheid
kunnen maken tussen de inwendige en de uitwendige geslachtsorganen. Het uitwendige gedeelte
van de vrouwelijke geslachtsorganen bestaat kort samengevat uit de vulva, die door middel van de
vagina is verbonden met de inwendige geslachtsorganen en vaak worden ook de mammae (de
borsten) tot de uitwendige geslachtsorganen gerekend, omdat ze een belangrijke rol spelen in het
voortplantingsproces: het voeden van de pasgeboren baby.
Anatomie en fysiologie van de uitwendige geslachtsorganen
De vulva is een spleetvormige ruimte die omgeven wordt door de labia maiora (de grote of buitenste
schaamlippen). Tussen de beide labia maiora liggen de labia minora (de kleine of binnenste
schaamlippen). Op de plaats waar beide labia minora bovenin de vulva samenkomen, ligt de clitoris.
De clitoris is een verhevenheid in de huid waar zich heel veel zenuwuiteinden en bloedvaten
bevinden. Qua bouw vertoont dit orgaantje veel overeenkomst met de glans penis, de eikel van de
man. Door de aanwezigheid van de vele zenuwuiteinden en bloedvaatjes is de clitoris zeer gevoelig
voor seksuele prikkeling. Op de plaats waar de labia minora aan de onderzijde samen komen bevindt
zich beiderzijds een kleine opening, Deze kleine openingen zijn de uitmondingen van de klieren van
Bartholini. Dit zijn slijmklieren, die actief worden bij seksuele opwinding.
Zij scheiden dan een slijmerig vocht af, dat als functie heeft de vagina te bevochtigen om de coïtus
(geslachtsgemeenschap) mogelijk te maken. De ondiepe ruimte tussen beide labia minora heet
de sinus urogenitalis. Hierin monden onder elkaar de urethra en de vagina uit. De urethra (urinebuis)
is de verbinding tussen de nieren en de 'buitenwereld' en de vagina die tussen de baarmoeder en de
'buitenwereld'.
De vagina is een buisvormige doorgang omgeven door elastisch spierweefsel, die zo rekbaar is dat er
tijdens de bevalling een voldragen baby doorheen kan. Bovenin de vagina bevinden zich de portio
(baarmoedermond) en de cervix uteri (baarmoederhals). Bij een virgo (maagd, ofwel een meisje dat
nooit eerder geslachtsgemeenschap had) is de vagina meestal gedeeltelijk afgesloten door een
slijmvliesplooi: het hymen (maagdenvlies). In het hymen zit een doorgang, die het menstruatiebloed
doorlaat. Meestal scheurt het hymen bij de eerste poging tot geslachtsgemeenschap. Het komt ook
regelmatig voor, dat het hymen van nature wijd genoeg is om gemeenschap mogelijk te maken. In
het verleden werd om religieus-culturele redenen veel belang gehecht aan een 'intact maagdenvlies'
en wanneer het van nature voldoende ruimte liet of anderszins niet intact was dan werden daar (ten
onrechte) bepaalde conclusies aan verbonden. Een mannelijke evenknie van het hymen is er niet.
Tot de uitwendige geslachtsorganen rekenen we ook de borsten (mammae). In aanleg zijn beide
borsten zowel bij de man als bij de vrouw aanwezig, maar bij een man komt de borstontwikkeling
nauwelijks op gang. Bij een vrouw komt de thelarche (borstontwikkeling) vroeg in de puberteit op
gang. Onder invloed van de hormonen oestrogeen en progesteron komt het klierweefsel waaruit de
borst ontstaat langzaam maar zeker tot ontwikkeling.
De borst bestaat uit zo'n 25 tot 30 kleine kwabjes die bestaan uit klierweefsel. Deze kwabjes hebben
een afvoerbuis die uitmondt in de gezamenlijke afvoerbuis, de op haar beurt weer uitmondt in
de mamilla (tepel). Naast het klierweefsel vinden we in de borst ook nog vet- en bindweefsel. Het
borstweefsel zit vastgehecht aan de grote borstspier, de musculus pectoralis major. Fysiologisch
gezien dienen de borsten om de pasgeboren zuigeling te voeden. De melk wordt gevormd in het
klierweefsel. Naarmate men ouder wordt, krijgt het vetpercentage de overhand.
,Anatomie van de inwendige geslachtsorganen
Bij de inwendige geslachtsorganen zouden we misschien beter kunnen spreken van voortplantings-
organen, omdat deze organen uitsluitend een functie hebben voor de voortplanting. Ze liggen
helemaal in het kleine bekken; het onderste deel van het bekken. De inwendige geslachtsorganen of
voortplantingsorganen bestaan uit:
de ovaria (enkelvoud ovarium): de eierstokken
de tubae (enkelvoud tuba): de eileiders. Ovaria en tubae worden samen wel de adnexa uteri
genoemd.
de uterus: de baarmoeder
De vagina, ook wel colpos, vormt zoals gezegd de verbinding tussen de uitwendige geslachtsorganen
en de inwendige voortplantingsorganen.
De ovaria zijn twee kleine orgaantjes in de buikholte waar de eicellen tot ontwikkeling komen. De
ovaria zijn ook heel belangrijk als endocriene klieren. In de ovaria worden hormonen gevormd, die
belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken zoals borstvorming,
schaambeharing, menstruatiecyclus en dergelijke.
In een van beide ovaria rijpt elke maand één eicel, in een enkel geval twee of meer in een follikel. Op
het moment dat de follikel rijp is, barst deze open en komt de eicel uit het ovarium naar buiten. Het
moment waarop dit gebeurt, noemen we de ovulatie of de eisprong.
De rijpe eicel wordt vervolgens opgevangen in één van beide eileiders. Het is erg belangrijk dat de
eicel wordt opgevangen, want als deze niet 'opgevangen' zou worden in de eileider en er ontstaat
een zwangerschap dan zou een extra-uteriene graviditeit (buitenbaarmoederlijke zwangerschap)
kunnen ontstaan. Deze kan niet tot een goed einde gebracht worden, omdat het kind zich in de
eileider of in de buikholte niet kan ontwikkelen. Bovendien kan hierdoor grote schade aan de
buikorganen of het buikvlies worden toegebracht.
De uterus (baarmoeder) is een hol, peervormig orgaan dat onder in de buikholte ligt. Bovenin
monden de beide tubae uit, waardoor afwisselend aan de ene kant en dan weer aan de andere, een
rijpe eicel in de baarmoeder komt. De binnenwand van de baarmoeder is bekleed met het
endometrium (dat is een dikke slijmvlieslaag). Om deze slijmvlieslaag heen zit het myometrium (een
spierlaag). Naar beneden toe mondt de uterus uit in de cervix uteri (baarmoederhals). De onderzijde
van de cervix, de portio (baarmoedermond) is bij inspectie zichtbaar. De portio is afgesloten met een
taaie slijmprop, die al naar gelang het moment van de cyclus meer of minder doorgankelijk is voor
spermacellen.
Fysiologie van de vrouwelijke geslachtsorganen
Binnen het kader van de fysiologie bespreken we achtereenvolgens de menstruatiecyclus, de
graviditeit (zwangerschap) en het climacterium (overgang).
Als we kijken naar de functie van de geslachts- en voortplantingsorganen, dan komt die neer op 'het
instandhouden van de soort' zoals dat in de biologie heet. Het vermogen om zich voort te planten is
een van de kenmerken van leven. In die functie zijn de voortplantingsorganen belangrijk voor ons
lichaam. De vrouwelijke geslachts- en voortplantingsorganen hebben als functie het tot stand laten
komen van nieuw leven en dit nieuw ontstane leven de gelegenheid te geven uit te groeien tot een
levensvatbaar individu.
In dit proces spelen de uitwendige geslachtsorganen een belangrijke rol. Deze organen maken het
mogelijk dat de mannelijke spermacellen van het lichaam van de man, in het lichaam van de vrouw
komen. Verder speelt hierbij natuurlijk de factor intimiteit, plezier en genot een grote rol. Kort
, gezegd: de uitwendige geslachtsorganen zijn het doorgeefluik van de zaadcellen naar het vrouwelijk
lichaam en in die hoedanigheid zijn ze medeverantwoordelijk voor het lustgevoel dat bij de seksuele
gemeenschap optreedt.
In het vrouwelijk lichaam spelen zich twee soorten processen af, die te maken hebben met de
voortplanting:
1. de menstruatiecyclus
2. de zwangerschap
Tijdens de menstruatiecyclus treedt rijping van de eicel op. Wanneer de rijpe eicel op het juiste
moment in aanraking komt met een zaadcel, dan wordt de eicel bevrucht. We noemen dit
de conceptie (bevruchting). In reactie hierop stelt het lichaam zich in op een ander proces: de
zwangerschap.
Tijdens de graviditeit (zwangerschap) rijpt de bevruchte eicel uit tot een voldragen baby. Na
ongeveer 40 weken wordt de baby geboren. Dit is gerekend vanaf de eerste dag van de laatste
menstruatie, omdat op dat moment de rijping begon van de eicel waaruit de baby ontstaan is. De
vagina die eerst de functie van 'ingang' voor de zaadcellen vervulde, fungeert bij de geboorte als
'uitgang' voor de baby.
Vrouwelijke cyclus (de ovulatie)
De vrouwelijke cyclus heeft een duur van ongeveer vier weken; ongeveer 28 dagen dus. We schrijven
met opzet 'ongeveer' want de cyclusduur kan van keer tot keer en van vrouw tot vrouw variëren. De
periode van 28 dagen als richtgetal is niet toevallig gekozen. Deze 28 dagen komen overeen met de
maancyclus: de periode die verstrijkt tussen een volle maan en de volgende, is eveneens 28 dagen.
Aan deze overeenkomst dankt de menstruatiecyclus haar naam menses of maandstonden. Elke
nieuwe cyclus begint op de eerste dag van de menstruatie.
Een pasgeboren meisje heeft bijna een half miljoen primaire follikels in haar ovaria. Uit elk van deze
follikels kan theoretisch een eicel rijpen. Natuurlijk gebeurt dat niet, een simpele rekensom leert ons
dat. Tijdens de puberteit komt het rijpingsproces op gang, aangestuurd door hormonen. Rond het
12e jaar is de ontwikkeling zo ver gevormd, dat de menarche (de eerste menstruatie) plaatsvindt. De
menarche en de eerste daarop volgende bloedingen zijn meestal anovulair, dat wil zeggen dat er
(nog) geen eisprong heeft plaatsgevonden. Het rijpingsproces van de eicel begint met het groeien
van de primaire follikel. Als deze ontwikkeling voltooid is, spreken we van een follikel, ook wel de
Graafse follikel. In deze follikel rijpt de eicel verder.
Op een bepaald moment, ergens halverwege de cyclus barst deze open en komt de eicel vrij in het
ovarium. Dit noemen we de ovulatie of de eisprong. De rijpe eicel beweegt zich nu richting tuba
(eileider). De inmiddels lege follikel vult zich nu met bloed, krijgt een gele kleur en groeit verder. We
spreken nu van een corpus luteum, dat 'het gele lichaam' betekent. Het corpus luteum heeft een
belangrijke functie in de hormoonproductie.
Na de ovulatie kunnen twee dingen gebeuren:
1. ofwel de eicel wordt niet bevrucht en er volgt een menstruatie;
2. ofwel de eicel wordt wel bevrucht en er volgt een graviditeit.
Als de eicel wordt bevrucht en er dus een zwangerschap ontstaat, blijft het corpus luteum intact en
gaat onder meer progesteron (het zwangerschapshormoon) produceren. Wordt de eicel niet
bevrucht dan verdwijnt het corpus luteum en wordt er tijdens de volgende cyclus een nieuw geel
lichaam gevormd.
De menstruatie
Het komt uiteraard veel vaker voor dat een eicel na de ovulatie niet bevrucht wordt dan wel en dan
treedt er een menstruatie op. Het uterusslijmvlies ondergaat als gevolg van de hormooninvloeden