Medisch Fundament: tractus Respiratorius
De tractus respiratorius, het ademhalingsstelsel, is verantwoordelijk voor de ademhaling. De
medische term voor lucht in de zin van adem is pneu, pnoe of pnoea.
Via de ademhaling krijgen we zuurstof ons lichaam binnen en hoe belangrijk deze O2 is kwamen we
al tegen. We hebben zuurstof nodig opdat onze lichaamscellen hun taak kunnen uitvoeren: het zorgt
ervoor dat ons hart kan kloppen, onze spieren kunnen bewegen, ons spijsverteringsstelsel
voedingsstoffen kan verwerken, onze hersenen al deze processen kunnen regelen en besturen en ons
in staat stellen om te denken. Met behulp van zuurstof kunnen onze lichaamscellen de
voedingsstoffen 'verbranden' ofwel oxideren. Oxideren is natuurkundig gezien niets anders dan een
verbinding aangaan met zuurstof. Bij dit proces, het verbrandingsproces, komt energie vrij. Behalve
energie komen bij deze reactie ook de stoffen water (H2O)en koolzuurgas (CO2) als afvalstoffen vrij.
Samengevat komt de respiratie; onze ademhaling, neer op het volgende:
bij elke inspiratie; inademing, neemt ons lichaam zuurstof op en
bij elke expiratie; uitademing, scheidt ons lichaam koolzuurgas en water uit.
De tractus respiratorius: de neusholte
Wanneer we inademen door onze neus, dan passeert de ingeademde lucht het volgende traject: via
het cavum nasi (neusholte) naar de larynx (strottenhoofd), de trachea (luchtpijp) en dan naar de
bronchi (longbuizen). De bronchi op hun beurt gaan over in de bronchioli (fijne luchtbuis-
vertakkingen), waarna de ingeademde lucht terechtkomt in de pulmones (longen), waar in de alveoli
(de longblaasjes) de uiteindelijke afgifte van zuurstof aan het bloed plaatsvindt.
We ademen bij voorkeur in door onze neus: nasus of rhinos. Inademen door de neus is beter omdat
we de ingeademde lucht op deze manier voorverwarmen, filteren en bevochtigen voordat ze in de
longen terechtkomt. Bovendien is de neus ook het reukorgaan en op deze manier merken we het
meestal meteen als er iets mis is met de ingeademde lucht.
De neus bestaat uit twee holten: het cavum nasi, gescheiden door een neustussenschot
(neusseptum), dat uit kraakbeen bestaat. Uitwendig worden de neusholten begrensd door de
conchae (neusschelpen). De neusholte staat via nauwe kanaaltjes in verbinding met een aantal
schedelholten. Het Latijnse woord voor holte is sinus, het meervoud is eveneens sinus. Van deze
schedelholten noemen we de beide sinus frontales (voorhoofdsholten) en de beide sinus maxillares
(kaakholten). Verder staan de glandulae lacrimales (traankliertjes), die de oogbol vochtig houden
door middel van traanbuisjes in verbinding met de neusholte.
Keelholte en strottenhoofd
De neusholte mondt uit in de pharynx: de keelholte. In de keelholte vinden we bovenin de
neusamandel (het adenoïd) en achter de keelamandelen (de tonsillen). De amandelen bevatten
lymfoïd weefsel, dat een functie heeft bij de afweer. In de pharynxwand bevinden zich spieren die
ons in staat stellen het voedsel door te slikken , dat we in onze mond fijngekauwd hebben. De
keelholte maakt namelijk niet alleen deel uit van de tractus respiratorius maar ook van de tractus
digestivus (het spijsverteringsstelsel).
De keelholte mondt uit in de larynx: het strottenhoofd. Deze vormt de bovenste begrenzing van de
trachea (luchtpijp). De larynx bestaat uit kraakbeenschijven. Bij mannen steekt de bovenste
kraakbeenschijf iets naar voren. Deze uitstekende kraakbeenschijf bij mannen is de zogeheten
‘adamsappel’. In het strottenhoofd vinden we ook ons spraakorgaan: de stem (vox), die uit twee
stembanden bestaat: de chordae vocales. Onze stembanden brengen trillingen voort en deze
trillingen worden door onze oren waargenomen als geluid. Mannenstemmen zijn doorgaans lager
, dan vrouwenstemmen en dat komt doordat zij langere stembanden hebben. Denk aan een harp: de
langere snaren brengen een lager geluid voort dan de kortere. Geluid is niet hetzelfde als spraak. We
zijn in staat om spraakklanken te produceren door onze lippen en tong op een bepaalde manier te
bewegen. Zo vormen we 'geluiden' om tot 'spraakklanken'.
Luchtpijp, longbuizen en longen
De ingeademde lucht verlaat de larynx aan de onderzijde en komt vervolgens in de luchtpijp (de
trachea) terecht. De luchtpijp bestaat uit min of meer hoefijzervormige kraakbeensegmenten die op
elkaar gestapeld een soort buis vormen, bijeengehouden door een spierlaag. Het kraakbeen in de
luchtpijp zorgt ervoor dat de luchtpijp niet samengedrukt kan worden door inwerking van buitenaf.
Na enige afstand vertakt de luchtpijp zich in tweeën, de tracheabifurcatie.
Voorbij de tracheabifurcatie spreken we niet meer van de trachea maar van een bronchus (een
luchtpijpvertakking, meervoud bronchi). Er is een linker- en een rechterbronchus. De bronchi
vertakken zich vervolgens steeds verder richting longen.
De bronchi komen uit in de pulmones (enkelvoud pulmo): de longen. De rechterlong bestaat uit drie
longkwabben(lobus pulmonalis). In de linkerlong vinden we twee kwabben, omdat het hart ook links
in de borstholte ligt.
Longsegmenten, gaswisseling en verband tussen ademhaling en bloedsomloop
We kunnen de longen behalve in kwabben nog verder verdelen in longsegmenten. De linkerlong
bevat 9 segmenten en de rechterlong 10. Deze segmenten zijn genummerd, maar dit is zuiver
theoretisch en daarom niet anatomisch zichtbaar of aanwijsbaar. Elke bronchustak die naar een
longkwab voert, splitst zich in even zoveel vertakkingen als er longkwabsegmenten zijn. Na elke
vertakking wordt de diameter van de bronchus kleiner en de bronchuswand dunner. Met elke
bronchustak loopt een tak van de arteria bronchialis mee. Uiteindelijk zijn de bronchusvertakkingen
zo fijn geworden dat we spreken van bronchioli. De bronchioli komen uiteindelijk uit in de alveoli, de
longblaasjes. De alveoli liggen in trosjes bij elkaar gegroepeerd rond de bronchioli-uiteinden.
Alveoli zijn zeer dunwandige zakjes waar zuurstof en koolzuurgas gemakkelijk doorheen kunnen
komen. In de alveoli vindt uiteindelijk de gaswisseling plaats. Zuurstof wordt via de zeer dunne
alveoluswand in het bloed opgenomen en het koolzuurgas verlaat het bloed via de capillair- en de
alveoluswand en vervolgens het lichaam met de uitgeademde lucht. Aaneengesloten tot een
eenlagig oppervlak zouden de alveoli een oppervlakte van bijna 100 m2 in beslag nemen.
Uit het voorgaande kunnen we zelf beredeneren wat het verband is tussen de tractus respiratorius
en de tractus circulatorius. Vanuit de rechterkamer waar het zuurstofarme bloed het hart verlaat,
komt het in de longen. Hier wordt het koolzuurgas waaraan dit bloed rijk is, afgegeven en er wordt
zuurstof opgenomen. Dit koolzuurgas ademen we vervolgens uit. Het nu zuurstofrijke bloed komt via
de linkerboezem weer in de linkerkamer. Vanuit de linkerkamer gaat het bloed naar de grote of
lichaamsbloedsomloop. Vanuit de lichaamsbloedsomloop worden onze lichaamscellen van zuurstof
voorzien.
Borstvliezen en diafragma
De pleurae (enkelvoud pleura): de borstvliezen bestaan uit een dubbelwandig vlies dat om de longen
heen ligt. Tussen beide vlieshelften bevindt zich een vloeistoflaag. De vlieshelften gaan in elkaar over
ter hoogte van de longhilus. De longhilus is een uitholling die zich in beide longen bevindt en die de
toegangspoort van de long vormt. Door de hilus komen de bronchi, de bloedvaten en de
zenuwuitlopers de long binnen. De borstvliezen hebben een beschermende functie. Naast de
beschermende functie hebben de pleurae de functie voor de adembeweging. Dankzij het dubbele
vlies waartussen zich een vloeistoflaagje bevindt, kunnen we inademen en zet de thorax uit. De
longen zetten mee uit waardoor de lucht als het ware de longen ingezogen wordt.