Inleiding Politicologie blok 2
Week 9. Democratie door verkiezingen
Hoofdstuk 10. Representation, Elections & Voting
Theorieën van vertegenwoordiging
Representatie: een relatie waarbij een individu of groep staat voor of acteert namens een grotere
groep mensen. Representatieve democratie: regering en geregeerden via representatie op zo’n
manier aan elkaar verbonden dat de mening van het volk wordt verwoord of hun belangen worden
veiliggesteld.
Theorieën van representatie
Trustee model
Delegate model
Mandate model
Resemblance model
Trusteeship (trustee model)
Trustee = persoon die formele (legale) verantwoordelijkheid heeft over andermans bezit of
zaken.
Burke: mature judgement and enlightened conscience.
Representatie is een morele plicht: de mensen die het geluk hebben gehad van een goede
opleiding en begrip, moeten handelen in het belang van de mensen die dit niet hebben.
Elitist: vertegenwoordigers moeten voor zichzelf denken en afgaan op hun eigen
onafhankelijke oordeel, want de massa weet niet wat in zijn belang is.
John Stuart Mill: Liberal Theory of Representation
Elk individu heeft het recht om vertegenwoordigd te worden, maar niet elke politieke
mening is evenveel waard.
Daarom systeem van meervoudig stemmen (sommige mensen meer stemmen dan
anderen).
Kritiek: antidemocratisch, als het volk te dom is om te weten wat in haar belang is, waarom
mogen zij dan wel stemmen?
Vraagtekens tussen link educatie en representatie: hoge opleiding betekent niet dat je
morele keuzes kan maken over andermans belangen.
o Geen bewijs dat educatie leidt tot altruïsme (helpen zonder er baat bij te hebben)
en een sociaal verantwoordelijkheidsgevoel.
Politici volgen hun eigen belangen.
Delegate model
Delegate = een persoon die is verkozen om voor iemand anders te handelen op basis van
duidelijke instructies en begeleiding, denkt niet voor zichzelf. Bijv. sales representatives of
ambassadeurs.
Politici moeten zoveel mogelijk gebonden zijn aan de mening van hen die zij representeren.
Zijn daarom veel verkiezingen. Aangevuld met recht op initiatief (=wetsvoorstellen door het
volk) en herroepingsrecht (=terugroepen/afzetten van slechte representatie). Voorstanders
van referenda.
Voordelen: meer participatie van het volk, egoïstische neigingen van politici beter
gecontroleerd. Dus: popular sovereignty = geen hogere autoriteit dan het volk.
Kritiek: omdat vertegenwoordigers gebonden zijn aan de wil van hun kiezers, leidt dit tot
bekrompenheid en conflicten. Ook beperkte ruimte voor leiderschap en staatsmanschap,
omdat vertegenwoordigers die mening van hun kiezers moeten blijven weerspiegelen,
waardoor zij niet in staat zijn het hele volk te mobiliseren.
Mandate model
Houdt rekening met politieke partijen (in tegenstelling tot trustee en delegate model).
Door het winnen van verkiezingen krijgt een partij het mandaat om het beleid uit te voeren
op basis waarvan zij is verkozen (dus wat in het verkiezingsprogramma staat).
o Politici dienen hun kiezers door loyaal te blijven aan hun partij en diens beleid, niet
door voor zichzelf te denken of te fungeren als een kanaal om standpunten van hun
kiezers over te brengen.
Voordelen: houdt rekening met praktische belang van partijlabels en partijbeleid. Middel om
betekenis te geven aan verkiezingsuitslagen en om politici aan hun beloftes te houden.
Kritiek: gebaseerd op twijfelachtig model van stemgedrag, gaat ervan uit dat stemmers
rationeel nadenken over beleidsvoorstellen van partijen.
, o Worden beïnvloed door irrationele factoren als de persoonlijkheid van leiders,
sociale invloeden en het beeld dat zij hebben van een partij.
Stemmers worden aangetrokken tot bepaalde standpunten, maar zijn minder
geïnteresseerd in andere.
o Stem op partij kan daardoor niet worden gezien als stem op gehele
partijprogramma.
Legt een keurslijf op: overheidsbeslissingen worden gebonden aan de beloftes die partijen
tijdens de verkiezingen hebben gedaan, zonder rekening te kunnen houden met
veranderende omstandigheden.
o Niet toereikend bij bijv. een internationale crisis.
Kan alleen worden toegepast in meerderheidssystemen, niet in andere systemen.
Resemblance model
Gaat niet zozeer om hoe vertegenwoordiging gekozen wordt, maar in hoeverre deze
overeenkomt met de groep die wordt vertegenwoordigd.
Representative cross-section: representatieve regering vormt een exacte miniatuur van de
samenleving.
o Bevat leden van alle groepen in de samenleving (leeftijd, ras, geslacht, sociale
klasse etc.) in dezelfde verhouding.
Descriptive representation: neemt (sociale) eigenschappen van politici mee.
o Gesteund door wetenschappers op het gebied van gelijkheid en rechtvaardigheid.
o Onderrepresentatie zorgt voor marginaliseren/negeren van belangen van
minderheden.
Voordelen: niet alleen lid van minderheidsgroep kan deze groep vertegenwoordigen.
o Maar: verschil tussen empathie en iets echt zelf meegemaakt hebben.
Voordelen: door systematische uitsluiting minderheden tegen te gaan, komt er meer
diversiteit in gekozen functies, waardoor betere beslissingen genomen worden voor het
algemeen belang.
Democratie en verkiezingen, een match made in heaven?
“The democratic method is that institutional arrangement for arriving at political decisions in which
individuals acquire the power to decide by means of a competitive struggle for the people’s vote”.
Joseph Schumpeter (1942)
Schumpeter: democratie is een methode.
o Element van representatie: volk kiest wie de macht krijgen.
o Door meerdere (individuele) kandidaten die strijden om steun van de burgers.
o Op basis hiervan: verkiezingen kenmerk van democratie.
Meeste landen kennen verkiezingen. Maar veel van deze verkiezingen zijn niet
democratisch naar huidige maatstaven:
o Geen ‘echte’ oppositie
o Geen stemgeheim
o Fraude
o Geen losers’ content
Dus, verkiezingen zijn een noodzakelijk, maar niet voldoende kenmerk van democratieën.
In democratieën zijn verkiezingen:
o Competitief: meerdere kandidaten, onafhankelijk van elkaar – in China is dit niet zo
want is maar 1 partij met strenge selectie voor kandidaten. Komt duidelijk naar
voren bij Schumpeter. Oppositiepartijen geen reële kans om gekozen te worden.
o Free en fair
o Inclusief: alle burgers stemrecht als je volwassen bent + nationaliteit hebt. Voldoen
heel veel landen pas sinds kort aan.
o Periodiek: moet afgesproken zijn om de hoeveel tijd er nieuwe verkiezingen zijn.
Wat zijn in democratieën de functies van verkiezingen? Verschillende visies:
Gebruikelijke kijk
Burgers bepalen wie hen vertegenwoordigen (representatie).
Kandidaten kiezen op basis van beloften en hen afrekenen op het niet nakomen van
beloften (accountability).
Bottom-up:
o Bepalen van dominante conflicten in de politiek.
o Geven richting aan beleid.
o Selecteren van vertegenwoordigers op basis van hun beloften (prospectief
stemmen), en hen verantwoordelijk houden voor hun acties van vroeger
(retrospectief stemmen).
o Gemeenschapsvorming, educatie, discussie, politieke uitdrukking.
,Radicale kijk
Manier waarop regering en politieke elites controle kunnen uitoefenen over het volk, om
hen rustig en bestuurbaar te houden.
Top down:
o Legitimiteit opbouwen.
o Publieke opinie vormgeven.
o Elites versterken.
Centrale functies
Kiezen van politici.
Vormen van een overheid (direct of indirect door beïnvloeden formatie).
Burgers bepalen wie hen vertegenwoordigen (representatie).
Richting geven aan beleid.
Ontwikkelen van stemmers.
Legitimiteit opbouwen (bij autoritaire regimes).
Versterken van de elites.
Kiesstelsel: alleen vertaling van stemmen in gekozenen?
Institutionele regels om ordentelijke verkiezingen te organiseren:
o Verschil tussen kandidaten en partijen.
o Kiezers van enkele kandidaat of een volgorde kandidaten.
o Electoraat al dan niet verdeeld in kieseenheden of kiesdistricten.
o Kiesdistricten kunnen één of meerdere afgevaardigden leveren.
o Verschil tussen pluraliteit (grootste aantal stemmen ontvangen) en absolute
meerderheid.
o Stemprocedures.
o Vertalen van stemmen in zetels.
Geven vorm aan maatschappelijke en politieke uitkomsten.
o Bepalen wie vertegenwoordigd wordt en dus politiek vertrouwen, legitimiteit.
o Bepaalt beleid: opleidingsniveau, economische groei, optreden internationale
toneel.
Geven vorm aan gedrag van kiezers en partijen.
o Of we stemmen en op welke partij: proportioneel kiesstelsel andere keuze dan bijv.
meerderheidsstelsel.
Stembiljetten
Verschillen heel erg per land.
VK: je kiest voor kandidaat als vertegenwoordiger van politieke partij (duidelijk logo +
naam)
VS: kandidaat veel prominenter dan partij.
Belangrijkste: alle specifieke kiesstelsels zijn terug te brengen tot een aantal hoofdcategorieën:
Meerderheidsstelsel
Proportionele kiesstelsels
Gemengde kiesstelsels
Andere kiesstelsels
Meerderheidssystemen en proportioneel systeem redelijk gelijk verdeeld over wereld.
, Meerderheidssysteem voornamelijk in Angelsaksische wereld (+oud-koloniën).
Steeds meer proportionele systemen.
Landen met periode van instabiliteit vooral in meerderheidsstelsel
Macht bij 1 president/persoon door stelsel.
Daarna: vaak overgang naar proportionele systemen.
Meerderheidsstelsels vs proportionele kiesstelsels (belangrijk)
Meerderheidssysteem (VS, VK)
Een conflictlijn.
Duidelijke mandaat voor regering.
Kans om af te rekenen met regering.
Minder volatiliteit, fragmentatie.
Risico op ‘tirannie van de meerderheid’.
o Niet representatief: aantal stemmen kan ver afliggen van aantal zetels.
Proportioneel systeem (Nederland, Ierland)
Meerdere conflictlijnen
Goede vertegenwoordiging van voorkeuren kiezers (descriptief en substantief).
Hoge opkomst, politiek vertrouwen, minder polarisatie (groepen tegenover elkaar).
Moeilijke besturen bij diepe conflicten.
o Regeringsakkoord niet representatief voor wat kiezers van de coalitiepartijen willen.
Nederland meest proportionele kiesstelsel van de wereld.
o Met meerderheidsstelsel: maar 2 partijen in de Kamer.
Hybride systeem (een combinatie van beide)
Er zijn steeds meer landen die verschuiven van een meerderheidsstelsel naar een proportioneel
stelsel omdat een meerderheidsstelsel best kwetsbaar is. Als een partij langdurig een absolute
meerderheid heeft, is dit kwetsbaarder dan dat een land wordt bestuurd door een coalitie.
Als drie partijen strijden om een zetel in een kiesdistrict in een meerderheidsstelsel, wat is het
kleinste percentage van de stemmen waarmee zij het district kunnen winnen? 34%
Als in het parlement van een land 100 van deze kiesdistricten bestaan, wat is het kleinste
percentage van de stemmen waarmee een partij een parlementaire meerderheid kan winnen?
51% van de districten - 34% = 17% maar nodig om het land te besturen.
Je kan dus heel makkelijk parlementaire meerderheid halen zonder ‘popular vote’.
Geeft ook voordeel aan partijen die heel territoriaal zijn: op een bepaalde plek in het land
heel veel stemmen.
o In tegenstelling tot partijen die overal een beetje steun hebben.
o Dus: afhankelijk van het electoraat (de gezamenlijke kiezer).
Waarom zou je stemmen in democratische verkiezingen?
Stemmen als irrationeel
o Geen duidelijke opbrengst (geen beloning na stemmen).
Je weet niet of jouw stem goed geïnterpreteerd wordt (je stem met
bepaalde intentie op partij, bijv. bepaald beleid).
Je weet niet of de mensen op wie jij stemt hun belofte nakomen.
o Wel duidelijke kosten
Kost tijd
Financiële kosten tijd = geld
o Minimale impact op uitkomst (Florida hele belangrijke staat terwijl groot deel niet
mag stemmen, heeft grootste percentage mensen die niet mag stemmen, ruim 1
miljoen).
Jouw individuele stem geeft eigenlijk nooit de doorslag in de uitslag.
Collectief actie probleem (het individuele gedrag van rationele mensen leidt op
samenlevingsniveau tot een groot probleem omdat als iedereen denkt dat hun stem niet
veel invloed heeft er daadwerkelijk minder invloed is vanuit bevolking).
Maar waarom wel?
o Bewust gevolg van ‘free rider’ gedrag.
o Burgerplicht, loyaliteit van het systeem.
o Sociale druk.
o Geroutineerd gedrag: wanneer je de eerste keer hebt gestemd is de kans groter dat
je dit blijft doen.
Individuele kenmerken die iets zeggen over hoe groot de kans is dat ze gaan stemmen