het boek praktisch Europees recht h 1 tm 3, pdf bestand van staatsrecht en straf(proces)recht begrepen h 1 tm 12 behalve h6 en 11 is hierin samengevat. alle begrippen worden in deze samenvatting uitgelegd. ook zijn de verplichte arresten die je moet kennen voor het tentamen opgenomen in deze samenv...
Begrippen:
- staatssoevereiniteit= de overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op het
grondgebied van de staat en is de enige die wet- en regelgeving kan opstellen.
- recht van initiatief= je mag een wetsvoorstel indienen
- recht van amendement= je mag het wetsvoorstel wijzigen
- implementatietermijn= de richtlijn geeft de lidstaten een periode waarbinnen de
richtlijn moet zijn omgezet.
- directe werking= als een burger of bedrijf zonder tussenstap gebruik kan maken van
de rechten en plichten die voortvloeien uit het europees recht.
- passief kiesrecht= het recht om gekozen te worden
- actief kiesrecht= het recht om te kiezen
- ne bis in idem= niemand mag twee keer gestraft worden
- doodslag= op het moment iemand vermoorden
- moord= is met voorbedachte rade
- novelle= dat is een wetsvoorstel dat dient ter verbetering of ter aanvulling van een
wetsvoorstel.
Europees recht
H1
- afspraken die staten maken worden meestal in een verdrag vastgelegd. een
belangrijk beginsel die hierbij hoort is het beginsel van staatssoevereiniteit.
- staatssoevereiniteit= de overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op het
grondgebied van de staat en is de enige die wet- en regelgeving kan opstellen.
- soevereiniteit kan op 2 manieren worden beperkt:
1. soevereiniteit vrijwillig overdragen= de staat kan beslissen om de
beslissingsbevoegdheid over te dragen aan een internationale organisatie. de staat
kan dan niet meer zelf alle regels stellen, maar accepteert dat een organisatie hoger
gezaghebbender is dan de staat zelf.
2. soevereiniteit wordt onvrijwillig beperkt= als een staat binnengevallen word door een
ander land en dat andere land de macht overneemt. de overheersende staat neemt
vanaf dat moment alle beslissingen.
- verschillende soorten internationale organisaties die uit internationale verdragen
kunnen voortvloeien;
1. gouvernementele organisaties= een samenwerkingsverband tussen staten (bijv VN
en EU)
-dit kan onderverdeeld worden in:
1. intergouvernementele organisatie= staten geven geen soevereiniteit af (who)
, 2. supranationale organisatie= staten dragen wel hun beslissingsbevoegdheid af (bijv
aan de EU, vn en wereldhandelsorganisatie)
2. non-gouvernementele organisaties= een rechtspersoon die is opgericht door
personen. heeft vaak ideële doelstellingen. ze brengen jaarlijkse rapporten uit over
hun aandachtsgebied. ze worden vaak uitgenodigd bij internationale vergaderingen,
hierbij hebben ze een adviserende rol. biedt hulp bij maatschappelijke problemen
(bijv amnesty en rode kruis)
- totstandkoming van EU:
het is een internationale organisatie (voorlopers waren EGKS, Euratom en EEG) die
opgericht is na de tweede wereldoorlog. de oprichting vond plaats door de lidstaten
die verdragen gingen sluiten. de focus lag eerst op veiligheid en de economische
integratie. (omdat europa onstabiel was na de oorlog)
- doelstelling van EU:
dit vind je in art. 2 en 3 van het VEU
-de EU bereikt zijn doelstellingen door:
1. negatieve integratie= het uitvaardigen van verboden ‘je mag niet’
2. positieve integratie= uitvaardigen van geboden ‘je moet’
- basisbeginselen van de EU:
1. loyale samenwerking art. 4 lid 3 VEU= lidstaten doen niets wat strijdig is met het
verdrag en voeren trouw alle verplichtingen uit die uit het europese recht
voortvloeien.
2. attributiebeginsel art. 5 lid 2 VEU= de EU is alleen bevoegd als daarvoor een
grondslag bestaat in het verdrag.
3. subsidiariteitsbeginsel art. 5 lid3 VEU= de lidstaten bepalen zo veel mogelijk zelf.
Pas als het beter gezamenlijk geregeld kan worden, is de EU bevoegd.
4. evenredigheidsbeginsel art. 5 lid 4 VEU= voor het bereiken van een doel moet altijd
het minst ingrijpende middel worden gekozen.
5. gelijkheidsbeginsel art. 18 VWEU= discriminatie op grond van nationaliteit is
verboden. gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden.
H2
- de EU-instelling:
1. het europees parlement art. 14 VEU :
2. de europese raad (hoogste instelling binnen de EU) art. 15 VEU:
bevoegdheden/ taken= als enige bevoegd om verdragen op te stellen/ wijzigen. een
beslissing word genomen op basis van unanimiteit. Alle lidstaten moeten ermee
instemmen. en moet de Europese Raad de beleidsdoelstellingen voor de toekomst
vast stellen.
3. de raad (raad van de europese unie) art. 16 VEU:
4. europese commissie art. 17 VEU:
samenstelling= voorzitter en commissarissen.
5. het hof van justitie van de EU art. 19 VEU=
, -vernietigingsberoep= als de commissie niet aan een van de twee de wetsvoorstel
doet, dan kan een van de twee een vernietigingsberoep instellen op grond van art.
263 VWEU. de procedure is niet correct doorlopen, het hof kan de regelgeving
vernietigen.
-verdragsschendingsprocedure= het hof is bevoegd om op grond van art. 258 en 259
VWEU geschillen tussen lidstaten en geschillen tussen een lidstaat en een instelling
van de Unie op te lossen.
- wetgevingsprocedure:
1. gewone (art. 294 VWEU)= europese commissie heeft recht van initiatief, mag alleen
een wetsvoorstel indienen bij het europees parlement en de raad.
~een wet is aangenomen bij eerste lezing, alle twee goedkeuren.
~bij tweede lezing
~bij derde lezing gaat alle twee niet akkoord en bij wijziging ook niet
2. bijzondere= europese commissie gaat bij de raad een wet voorstellen en bij de
europees parlement om advies vragen
- europese parlement en raad van ministers hebben het recht van amendement, je
mag het voorstel wijzigen
- je pakt de gewone altijd, in bijzondere pak je de bijzondere. het moet in de
wetsartikelen staan dat het via de bijzondere wetgevingsprocedure moet.
- nationale rechter is de belangrijkste instantie die voor ons rechtsbescherming biedt.
de mogelijkheid is er om als nationale rechter een prejudiciële vraag te stellen aan
het hof van justitie (art. 267 VWEU). dit is gw een vraag van hoe je het europese
wetgeving moet interpreteren, het hof van justitie geeft dan een antwoord zodat de
nationale rechter recht kan spreken.
H3.1, 3.2 en 3.4
- het recht van de EU:
~primair= bronnen van het europees recht zijn verdragen en het Handvest (alle
grondrechten zijn opgenomen die in de europese unie gelden)
~secundair= EU-regelgeving (verordeningen, besluiten en richtlijnen)
~algemene beginselen van Europees recht in VEU
~jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie
- primair recht:
bestaat uit de verdragen: VEU, VWEU en het Handvest van de grondrechten. dit
komt tot stand doordat de lidstaten van de EU een verdrag sluiten.
~ het primair recht heeft de volgende inhoud:
1. bevoegdheden van alle instellingen van de EU
2. procedures (hoe de Europese Commissie wordt benoemd)
3. materiële bepalingen= rechten en plichten van de burgers van de EU
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper xxilayda. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,89. Je zit daarna nergens aan vast.