Begrippenlijst MSA
● Actieve coping: analyseren van probleem en kijken wat mogelijkheden zijn op het op te
lossen en maakt daarbij een keuze
● Adaptief: aanpassen
● Affectie: betekenisgeving
● Allodynie: pijn door een niet-nociceptieve prikkel, bijvoorbeeld aanraking
● Allostase: een voortdurende aanpassing en zoektocht naar de invloed van externe en
interne factoren, wegen die je nodig hebt om terug te komen in evenwicht.
● Anatomische snuifdoos: de ruimte tussen de pezen van de m. extensor pollicis longus en
de m. extensor pollicis brevis (die samen met de abductor pollicis longus verloopt).
● Artrose: degeneratie van het kraakbeen van een gewricht, in de wervelkolom is dit bij de
tussenwervelschijven of de facetgewrichten
● Aspecifieke rugpijn: rugpijn waarvan de oorzaak onduidelijk is maar FT wel mogen
behandelen
● Avulsiefracturen: het loskomen van een deel van het bot, op plaatsen waar de pees
aanhecht. Deze ontstaat meestal acuut bij jonge sporters (11 – 14 jaar ), omdat de
ligamenten en de pezen sterker zijn dan de epifysairschijven (groeischijven), die de
aanhechting vormen van de pezen op het bot
● Axonotmesis: beschadiging van een zenuw in het perifere zenuwstelsel, waarbij de axonen
stuk zijn, maar de myelineschedes intact zijn gebleven
● Bagatellisering: praten over (een serieus onderwerp) alsof het onbelangrijk is
● Betrouwbaarheid: hoe consistent een methode iets meet.
● Bewegingsangst: angst om te bewegen
● BORG-schaal (6-20): schaal waar de ervaren vermoeidheid mee kan worden aangegeven.
● Cavitas glenoidalis (schouder): de kom van de schouder, zit op het scapula.
● Cognitie: mentale functie van waarnemen, herinneren, denken, interpreteren en leren, die
leidt tot iemands kennis, ideeën, overtuigingen en beleving over een onderwerp
● Concaaf: hol
● Congruentie: mate van in elkaar passen van een gewricht
● Constraints: grens die variabel is, voorwaarde voor een beweging
● Contingente adaptatie: (noodzakelijk) aanpassen van beweeggedrag om chroniciteit aan te
passen
● Coping: de manier waarop iemand met problemen en stress omgaan.
● Corticale inhibitie: remming van een motorisch signaal vanuit het brein. Je bent
onvoldoende in staat om een spier aan te laten spannen, omdat je denkt dat je een activiteit
niet kan uitvoeren die normaal wel lukt.
● Diafysair (fractuur): de breuklijn loopt in de lange beenderen in de schacht van het pijpbeen.
● Diagnose: techniek of handeling om een oorzaak te vinden van een gevolg, aan de hand van
de optredende verschijnselen) voor hij een behandelplan opstelt en uitvoert
● Didactische vaardigheden: vaardigheden die we nodig hebben om anderen iets te kunnen
leren
● Directe toegankelijkheid fysio (DTF): zonder verwijzing van de huisarts of elders.
● Disc prolaps: een tussenwervelschijf waarbij de schil van de discus tegen de zenuw
aandrukt wat klachten provoceert
● Educated guess: raden met kennis van zaken, raden naar een antwoord terwijl men wel iets
van het gevraagd afweet, in de hoop er niet ver vanaf naast zitten.
● EMI: ervaren mate van inspanning, en subjectieve beoordeling van hoeveel moeite een
fysieke of mentale inspanning je kost
● Emotiegerichte coping: probeer je de gevoelens die het probleem veroorzaakt te
veranderen.
, ● Endoneurium: de fijne, uit bindweefsel bestaande schede rondom myelineschede van een
axon van het perifere zenuwstelsel.
● Epifysair (fractuur): de breuklijn loopt door de groeischijf (epifyse)
● Epineurium: buitenste beschermende schede en zit om de secundaire zenuwbundels
(fascikels) an het perifere zenuwstelsel.
● Etiologisch: oorzakelijke omstandigheid, gebeurtenis, mechanisme of proces voor het
ontstaan van een aandoening/stoornis/beperking.
● Ex-afferentie: komt van buiten: wordt toegevoegd: geen automatisch onderdeel van de
uitvoering van beweging. Bijvoorbeeld instructie; laten voelen/ ervaren
● Excessive motor control: te veel controle
● Expliciet leren: het welbekende leren op basis van aanwijzingen, waarbij de trainer uitlegt
hoe de uitvoering er uit moet gaan zien
● Externe focus: instructies gericht zijn op de uitkomst of het effect van de beweging
● Extrinsieke motivatie: motivatie van buitenaf, door je omgeving
● Facetgewrichten: scharniergewrichten die de verschillende wervels verbinden met elkaar
aan de achterzijde van de wervelkolom in de rug en in de nek
● Feedback:
○ Correctie op verstoring, bijv om niet om te vallen na een beuk van de tegenstander
○ Correctie: sneller
○ Geautomatiseerde; lager niveau zenuwstelsel
● Feedforward
○ Anticiperen, bijv schijnbewegingen maken bij voetbal:
○ Preventie; langzamer
○ Cognitieve; hoger niveau zenuwstelsel
● Fibrocyten: inactieve fibroblasten (= cellen in de dermis die collageen aanmaken). Naarmate
we ouder worden, worden ze inactief.
● Fundamenteel: van het grootste belang
● Gezondheid: mate van aanwezigheid van lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden.
● Graded activity: therapievorm voor mensen met chronische pijnklachten waarbij er
stapsgewijs de activiteiten worden opgevoerd.
● Graded exposure: een evidence-based behandeling die wordt gebruikt om het vermijden
van gevreesde situaties, activiteiten of objecten als gevolg van angst aan te pakken
● Grondmotorische eigenschappen: lenigheid, kracht, snelheid, uithoudingsvermogen &
coördinatie
● HPA-as: hypothalamus-hypofyse-bijnier-as. Heeft een belangrijke rol bij de stressrespons. Na
een stressvolle gebeurtenis scheidt de hypothalamus corticotropin-releasing hormone (CRH)
uit, dat er op zijn beurt voor zorgt dat het voorste deel van de hypofyse adreno-corticotroop
hormoon (ACTH) uitscheidt, ook wel bekend onder de naam corticotropine. Deze stof zorgt er
vervolgens voor dat de bijnieren glucocorticoïden gaan produceren, zoals cortisol bij mensen
● Hyperalgesie: verhoogde pijnperceptie bij dezelfde prikkel
● Hyperplasie: vergroting van een bepaald orgaan of weefsel als gevolg van buitengewoon
hoge celdeling.
● Hypertrofie: is weefsels of organen die in grootte toenemen door vergroting van het volume
van de afzonderlijke cellen
● Hypervigilantie: een staat van verhoogde alertheid
● Idiopathisch ontstaansmechanisme: klachten die geleidelijk, zonder heldere oorzaak zijn
ontstaan
● IKDC-score: International Knee Documentation Committee, meet de mate van symptomen
tijdens het sporten en alledaagse activiteiten. Subcategorieën: symptomen, sportactiviteiten,
kniefunctie.
● Illness beliefs: vragen die wij ons allemaal stellen wanneer we geconfronteerd worden met
een gezondheidsprobleem. Wat heb ik? Waar komt het door? Hoe lang gaat het duren?