SOCIALE ZEKERHEIDSRECHT BEGREPEN
10 begrippen:
1. Solidariteit, het door middel van wetgeving gezamenlijk dragen van de individuele risico’s.
2. Inkomenszekerheid, dit betekent dat de sociale zekerheid een inkomen op minimumniveau
garandeert in de situatie dat het inkomen lager is dan het geldende sociale minimumloon.
3. Collectiviteit, gezamenlijk financieel bij te dragen aan het behouden van het stelsel
(socialezekerheidsstelsel)
4. Re-integratie, weer laten functioneren dus weer aan het werk gaan.
5. Privatisering, bijvoorbeeld: de individuele werkgever moet de ZW betalen aan zijn zieke
werknemer in plaats van dat er betaalt word uit een centrale ziekenkas.
6. Sociale Partners, de werkgevers en werknemers (vakbonden)
7. Eigen verantwoordelijkheid, van de burger wordt verwacht dat hij op het gebied van zorg steeds
meer in de eigen omgeving naar een oplossing zoekt.
8. (De)centralisatie en handhaving, steeds meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden komen bij
de gemeente te liggen in plaats van bij de centrale overheid.
9. Verzorgingsstaat, de overheid speelt een belangrijke rol bij het opvangen van de verschillende
sociale risico’s
10. Toekomstbestendig, op de toekomst voorbereid
Driedeling
In de sociale zekerheid maken we een onderscheid tussen werknemersverzekeringen,
volksverzekeringen en sociale voorzieningen.
o De kring van verzekerde: wie is verzekerd en dus rechthebbend
o De financiering: wie betaalt
o De uitvoering: waar moet men de uitkering aanvragen en wie verstrek de uitkering
o De voorwaarden: wat is de hoogte en de duur van de uitkering en kent de regeling een
(partner)inkomenstoets en/of vermogenstoets
Verplicht systeem
Bij de zogenoemde werknemers- en volksverzekeringen gaat het om verplichte verzekeringen.
Bij sociale voorzieningen gaat het niet om een verplichte verzekering maar om een voorziening die
betaald wordt uit de algemene middelen.
Werknemersverzekeringen: Onder de werknemersverzekeringen vallen de WW, de WAO (geldt voor
mensen die voor 1 januari 2004 arbeidsongeschikt werden), de wet WIA (geld voor mensen die op of
na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden) en de ZW.
Kenmerken:
o Bij een werknemersverzekering zijn de werknemers verzekerd
o De financiering gebeurt doordat werknemers en/of werkgevers de premie, gebaseerd op het
loon van de werknemer, betalen
o De uitvoering geschiedt door het UWV
o In het algemeen is de hoogte van de uitkering afgeleid van het dagloon (loongerelateerd).
De uitkering betreft een individuele uitkering en houdt geen rekening met de een vermogen,
dan wel een partner met inkomen of vermogen.
Volksverzekeringen: Onder de volksverzekeringen vallen de AOW, de Wet langdurige zorg (Wlz), de
Algemende nabestaandenwet (Anw) en de Zwv.
, Kenmerken:
o Bij een volksverzekering zijn alle ingezetenen van rechtswege verzekerd
o Volksverzekeringen worden gefinancierd door iedereen die inkomstenbelasting betaalt.
o De uitvoering is in handen van de Sociale Verzekeringsbank (AOW, Anw), de zorgkantoren
(Wlz) en de zorgverzekeraars (Zvw).
o In het algemeen is de hoogte van de uitkering gerelateerd aan het minimumloon
o De duur is, in tegenstelling tot de werknemersverzekeringen, niet afhankelijk van het
arbeidsverleden.
Sociale voorzieningen: Onder de sociale voorzieningen vallen de bijstand (Participatiewet) en de
Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Kenmerken:
o Rechthebbende is iedere Nederlander en tevens de niet-Nederlander die hier rechtmatig
verblijven
o De uitvoering is meestal in handen van de gemeente
o Een sociale voorziening wordt betaald uit de algemene middelen (belastingopbrengst)
o De hoogte van een sociale voorziening is meestal gerelateerd aan het minimumloon en
afhankelijk van de leefsituatie
o In het algemeen geldt dat geen recht mag bestaan op een uitkering op grond van een
verzekering
o De duur is in principe beperkt, namelijk zolang het inkomen onder het sociale minimum ligt.
Arbeidsongeschiktheid
Na 2 jaar arbeidsongeschiktheid kom je in de WIA
o IVA – meer of gelijk aan 80% arbeidsongeschikt en duurzaam (in de toekomst geen zicht op
herstel)
o WGA – 35 tot 80 % arbeidsongeschikt en 80 % arbeidsongeschikt maar niet duurzaam
(artikel 5 WIA) voorbeeld: 3000 euro, 40% arbeidsongeschikt > 60% arbeidsgeschikt = 1800
euro (60% van 3000) :2= 900 euro > restverdiencapaciteit = inkomenseis.
a) LGU (Loon Gerelateerde Uitkering) (artikel 61 lid 1 hoogte) – referte-eis (artikel 54
lid 3 J. 58 WIA) 3-24 maanden (artikel 59 WIA J. 15) Hoogte is 0,7 x (A- B) A=
maandlang inkomen (wat je voorheen verdiende), B=inkomen per kalender maand
(wat je nu nog verdient)
b) LAU (Loon Aanvullings Uitkering) (artikel 61 lid 4 hoogte) – voldoen aan de
inkomenseis (artikel 60 lid 1 sub a J. lid 2) 50% van de restverdiencapaciteit 0,7 x (E-
F) E= Maandlang inkomen F= restverdiencapaciteit
Of
c) Vervolguitkering (Hoogte Artikel 62 lid 1 J. 61 lid 6) – klein percentage van het
wettelijk minimumloon G=uitkeringspercentage en H= minimumloon
Wet Wajong is voor jongeren die arbeidsongeschikt zijn voor hun 18 e en nu 18 zijn. Duurzaam geen
mogelijkheden = als je (artikel 1 a schattingsbesluit) geen enkele taak kan uitvoeren voor
werknemers, als je niet fatsoenlijk kan zijn, of niet 1 uur per dag niks kan.
Grondslag= wettelijk minimum loon