Een samenvatting aan de hand van de leerdoelen met behulp van video's gegeven in brightspace en het boek Anatomie en fysiologie druk 5 door Ludo Grégoire, Agnes van Straaten-huygen en Rogier trompert
Periode 1 anatomie fysiologie & pathologie – kerntaak 1
Cellen en transport:
Drie basisonderdelen van het lichaam: de cel, het interstitium en de bloedbaan. Alles in het lichaam
wordt ook wel het interne milieu genoemd.
Op peil houden van de waardes in het interne milieu: homeostase. Bepaalde waardes die er zijn: CO2,
O2, zoutgehalte, watergehalte, bouwstoffen en energie.
Zoutgehalte en watergehalte opname: darmen
Zoutgehalte en watergehalte afgifte: nieren en huid
Bouwstoffen opname: darmen
Bouwstoffen afgifte: lever en nieren
Energie opname: darmen
Energie afgifte: warmte
Dit wordt op peil gehouden door: het zenuwstelsel en het hormoonstelsel.
Uitvoering: via het orgaanstelsel: zenuwstelsel, hormoonstelsel, huid, beenderstelsel, spierstelsel,
cardiovasculaire stelsel, lymfestelsel, ademhalingsstelsel, spijsverteringsstelsel, urinair stelsel en het
voortplantingsstelsel.
Intracellulaire vloeistof: stoffen binnen de cel.
Extracellulaire vloeistof: stoffen buiten de cel.
Passief transport: transport dat geen energie kost.
Vormen:
- Osmose: de diffusie van water via een semipermeabel membraan. Water gaat van een lage naar
een hoge concentratie (osmotische druk)
- Diffusie: hierbij gaat de stof van een hoge naar een lage concentratie.
Isotoon: gelijke concentratie.
Hypotoon: de andere concentratie is hoger, water gaat daar naartoe.
Hypertoon: de concentratie in de cel is hoger, water komt de cel in.
Kristalloïd-osmotische druk (KOD): de zuigende kracht die veroorzaakt wordt door zouten in
oplossing.
Colloïd-osmotische druk (COD): osmotische zuigkracht van een colloïdale oplossing (oplossing van
water en eiwitten (te groot om zelf door het celmembraan te gaan)).
Actief transport: transport waar wel energie voor nodig is. Deeltjes gaan dan van een lage naar een
hoge concentratie.
Vormen:
- Transportkanalen (in het celmembraan): bv. Natrium/kaliumpomp. Hiervoor is ATP nodig.
- Bulktransport: voor lichaamsvreemde stoffen die te groot zijn om via passieftransport door het
celmembraan heen te gaan. Deze eten cellen van het afweersysteem dan op. Dit heet Fagocytose.
Wat over is na onschadelijk gemaakt te zijn wordt dan weer (uitgepoept). Dit heet Exocytose.
,- Enzymatische pomp: de te transporteren stoffen worden met behulp van enzymen door de
celmembraan gesluisd. Dit zijn membraan eiwitten en worden transporteiwitten genoemd. De stof
bind zich aan een enzym aan de ene kant van het celmembraan. De enzym brengt de stof door het
celmembraan en laat het dan weer los. Soorten stoffen die het vervoerd: geladen deeltjes, eiwitten
en monosachariden. Om dit te vervoeren wordt energie vrij gemaakt door ATP te splitsen.
- Blaasjestransport: het celmembraan sluit zich om de stof heen en vormt een blaasje. Vervolgens
wordt de stof de cel in gehaald = endocytose. De andere richting op = exocytose. Als het
opgenomen deeltje een vaste stof vormt = fagocytose en als het een vloeibare stof is = pinocytose.
Cellen: kleinste bouwstenen van het lichaam. Cellen hebben kenmerken als: ademhaling,
voedselvertering, stofwisseling en reacties op veranderingen in de omgeving.
Metabolisme (stofwisseling): alle biochemische reacties bedoeld die in cellen kunnen plaatsvinden.
Twee vormen van biochemische reacties: anabole- en katabole reacties.
Anabole reacties (assimilatie): hierbij worden kleine moleculen samengevoegd tot grotere. Deze
reacties kosten energie. Dit soort moleculen worden meestal tijdelijk ingebouwd in de cellen en
gebruikt voor groei, onderhoud en reparatie van weefsel.
Katabole reacties (dissimilatie): hierbij worden grotere moleculen afgebroken tot tijdelijke moleculen.
Bij deze reacties komt energie vrij.
Verbranding: hierbij reageert een energierijke stof met zuurstof. Zo’n reactie wordt ook wel een
aerobe dissimilatie genoemd. Verbranding in de cel wordt ook wel celademhaling genoemd. Hierbij
komt energie vrij. De brandstof van een verbranding is meestal glucose.
Glucose + zuurstof –> energie + water + koolstofdioxide
Is er geen glucose om te verbranden dan worden vetten verbrand. Dit levert echter meer
afvalstoffen:
Vetten + zuurstof -> energie + water + koolstofdioxide + afvalstoffen
Als er geen zuurstof in de cel is: dan worden energierijke stoffen afgebroken = anaerobe dissimilatie.
Nadelen hiervan: de energieopbrengst is lager en er zijn meer afvalstoffen zoals melkzuur. Dit gebeurd
bv. In de spieren.
Glucose -> energie + melkzuur + water
Energierijke stoffen in cellen voordat er bindingen van worden gebruikt: ADP, adenosinedifosfaat.
Zodra de energie door de verbranding ontstaat, kan er een 3e fosfaatmolecuul aan ADP worden
gebonden. Er wordt ATP, adenosinetrifosfaat gevormd.
Energiebinding:
ADP + P + energie -> ATP
, Het vrijmaken van energie uit ATP-moleculen:
ATP -> ADP + P + energie
als het celmembraan doorlaatbaar is: dan is de cel permeabel.
Enzymen:
- Zijn altijd eiwitten
- Worden door het lichaam gemaakt
- Kunnen biochemische reacties razendsnel laten verlopen.
- Zijn reactie specifiek: voor elk soort reactie bestaat een eigen enzym.
- Zijn temperatuur specifiek: elk enzym werkt het best bij een bepaalde temperatuur. Dit heet het
optimumtemperatuur. Bij een lagere temperatuur werkt het enzym trager. Wordt de temperatuur
te hoog dan wordt de moleculaire structuur van het enzym onherstelbaar beschadigd. De
optimumtemperatuur is meestal 37 graden.
- Zijn zuurgraad specifiek: ze hebben ene optimale werking bij een bepaalde pH. Is de omgeving te
zuur of te basis, dan werkt het enzym trager of helemaal niet.
- Worden zelf niet gebruikt of veranderd tijdens de reactie. Ze kunnen dus weer ingezet worden.
- Hebben in veel gevallen een co-enzym (extra stof) nodig. Dit kan een metaal zijn zoals zink of koper
enz.. of een vitamine.
- Wordt meestal genoemd naar de stof die ze splitsen of naar de reactie die ze beïnvloeden. De
naam eindigt altijd op -ase. Bv. Lipase en amylase.
Opbouw cel:
- Cytoplasma (protoplasma): een geleiachtig vocht dat bestaat uit water waarin o.a. eiwitten,
koolhydraten, vetten en zouden opgelost te vinden zijn. Ook zijn hier verschillende structuren in te
vinden met allemaal een andere functie.
- Organellen: de structuren in het cytoplasma. Deze hebben een celmembraan, genaamd een
plasmamembraan.
- Cytosol: het waterachtige deel van de cel. De samenstelling hiervan blijft in of meer constant.
- Celmembraan: deze schermt de intracellulaire ruimte van de extracellulaire ruimte. Deze laag
bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden met daartussen cholesterolmoleculen.
Fosfolipide: bestaat uit een kop en een staartdeelte. De kop wordt de fosfaatgroep genoemd. Deze is
hydrofiel (trekt water aan). De staart is een vetbinding. Deze is hydrofoob. De koppen vormen de
buitenlagen van het celmembraan.
Cholesterol moleculen: zitten tussen de fosfolipiden en hebben een hydrofiele en hydrofobe kant. Ze
verstevigen de celmembraan en houden de fosfolipiden bij elkaar. Zonder de cholesterol zouden de
celmembranen te zwak en instabiel zijn.
Membraaneiwitten: dobberen in de dubbele fosfolipidenlaag. Sommige steken uit aan weeszijden.
Deze vormen sluitbare kanaaltjes genaamd membraanporiën voor de transport van stoffen. De
eiwitten die maar aan 1 kant uitsteken ontvangen boodschappen. Deze worden ook wel
receptoreiwitten genoemd.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper veravangestel1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.