Oefententamen en oefenmateriaal Straffen en Maatregelen
Eerste reeks vragen:
Vraag 1:
Casus 1 – Wilbert (totaal 55 punten)
Wilbert wordt verdacht van een ernstig geweldsdelict. Hij heeft, zonder enige begrijpelijke
aanleiding, Peter neergestoken. Peter is aan zijn verwondingen overleden.
Uit het strafdossier van Wilbert volgt dat hij in het recente verleden (tot 5 jaar terug) tweemaal
eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Hij heeft twee keer een gevangenisstraf opgelegd
gekregen. Eenmaal voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en eenmaal
voor de duur van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Uit een PJ-rapportage, een maand voor de zitting opgesteld door een psychiater en een psycholoog,
volgt dat Peter, simpel gezegd, een agressieprobleem heeft en verslaafd is aan verdovende middelen,
met name aan cocaïne. Het gebruik van cocaïne werkt ontremmend. Het recidiverisico is erg hoog.
Zoals het nu lijkt zal er naast een behandeling ook levenslang toezicht nodig zijn. De rapporteur
adviseert om Peter niet enkel af te straffen, maar om een maatregel op te leggen teneinde de
behandeling en het toezicht vorm te kunnen geven. De reclassering brengt twee dagen later een
soortgelijk advies uit.
Vraag 1a (24 punten)
Stel dat de rechter Wilbert veroordeelt vanwege doodslag (art. 287 Sr) en Wilbert naast een
langdurige gevangenisstraf conform het advies van de rapporteurs, ook een maatregel wil opleggen
die in beginsel levenslang kan duren. Welke twee maatregelen komen hiervoor in aanmerking en
wordt aan alle vereisten voldaan voor het opleggen van deze maatregelen?
De eerste maatregel die in aanmerking komt is de TBS (terbeschikkingstelling), en dan specifiek de
TBS met dwangverpleging (art. 37a jo. 37b Sr jo. art. 38e Sr). Hier komt hij voor in aanmerking,
omdat de TBS met dwangverpleging langer mag duren dan een periode van 4 jaar als de maatregel
is opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid
van het lichaam van een of meer personen. Dat is in casu het geval, omdat hij een wordt
veroordeeld voor doodslag (art. 287 Sr) en dat is een misdrijf die gericht is op
de onaantastbaarheid van het lichaam (= een geweldsdelict).
Vereisten voor het opleggen van TBS: art. 37a Sr.
o art. 37 lid 1 sub 1 Sr: tijdens het begaan van het strafbare feit moet er bij de verdachte
een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van geestvermogens bestaan
(causaal verband) --> In casu: Peter heeft een agressieprobleem en is verslaafd aan
verdovende middelen. Dit houdt in dat Peter ten tijde van het strafbare feit last had
van een gebrekkige ontwikkeling, namelijk: agressieproblematiek en verslaving.
o art. 37a lid 1 sub 2 Sr: het strafbare feit moet een misdrijf zijn waarop een
gevangenisstraf van 4 jaar of meer is gesteld of het moet gaan om de misdrijven
omschreven in dit artikel. --> In casu: Peter wordt veroordeeld voor doodslag (art. 287
Sr) en daar staat 15 jaar gevangenisstraf op en dat is meer dan 4 jaar, dus aan deze
voorwaarde is voldaan.
o art. 37a lid 1 en art. 37b lid 1 Sr: de veiligheid van anderen, dan wel de algemene
veiligheid van personen of goederen moet dit eisen. --> In casu: in dit geval is algemene
veiligheid van personen zeker in het geding, omdat er iemand zijn leven is ontnomen
zonder reden.
, o art. 37a lid 3 Sr: Er moet een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend
advies worden overlegt van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende
disciplines, waaronder een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. --> in
casu: de PJ-rapportage is opgesteld door een psycholoog en een psychiater en die
geven het advies om een maatregel op te leggen om behandeling en toezicht vorm te
kunnen geven. Daarnaast geeft ook de reclassering nog hetzelfde advies en zijn er dus
3 positieve adviezen voor TBS gegeven.
Conclusie: Er is voldaan aan alle voorwaarden van TBS (art. 37a Sr) en de rechter kan dus een TBS
met dwangverpleging (art. 37b Sr) maatregel opleggen.
Let op! Bij TBS met dwangverpleging twee extra voorwaarden: art. 37b Sr:
- Veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist de
verpleging
- Recidivegevaar
De tweede maatregel die kan worden opgelegd is de gedragsbeïnvloedende maatregel van art. 38z
Sr, omdat deze ook levenslang kan duren.
De vereisten voor het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel: art. 38z Sr:
o art. 38z lid 1 Sr: de maatregel moet opgelegd worden ter bescherming van de veiligheid
van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. --> In casu:
hier is de algemene veiligheid van personen in gevaar, omdat er iemand zijn leven is
ontnomen zonder reden, dus aan deze voorwaarde is voldaan.
o art. 38z lid 1 sub b Sr: de verdachte moet bij rechterlijke uitspraak worden veroordeeld
tot een gevanganisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt
voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. --> In casu: dit
is hier wel het geval, omdat hij een wordt veroordeeld voor doodslag (art. 287 Sr) en
dat is een misdrijf die gericht is op de onaantastbaarheid van het lichaam.
o art. 38z lid 1 sub b Sr: en waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van
4 jaren of meer is gesteld. --> In casu: Peter wordt veroordeeld voor doodslag (art. 287
Sr) en daar staat 15 jaar gevangenisstraf op en dat is meer dan 4 jaar, dus aan deze
voorwaarde is voldaan.
o art. 38z lid 2 Sr: de OvJ legt een recent opgemaakt, met redenen omkleed en
ondertekend advies over van een reclasseringsinstelling. --> In casu: voldaan, uit de
casus blijkt dat de reclassering hetzelfde advies heeft gegeven als de psycholoog en de
psychiater is de PJ-rapportage.
Conclusie: er is voldaan aan alle vereisten van art. 38z Sr en daarom kan de rechter een
gedragsbeïnvloedende maatregel opleggen.
Antwoordmodel:
Dit zijn de maatregelen TBS met verpleging van overheidswege (1 pt) en de gedragsbeïnvloedende en
vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) (1 pt).
NB TBS met voorwaarden is fout, nu deze een maximale termijn kent van 9 jaar. Wel punten
toekennen voor de criteria (hieronder) die juist zijn toegepast.
TBS met dwangverpleging
Art. 37a Sr (1 pt). Er bestond een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de
, geestvermogen ten tijde van het delict (1 pt), op het misdrijf, doodslag ex. art. 287 Sr, staat 15 jaar (1
pt), dat is meer dan vier jaar (1 pt). De veiligheid van anderen vereist oplegging van de maatregel
(1pt). Er is een dubbel advies (psycholoog/psychiater in casu) (1 pt) dat minder dan een jaar oud is
(1pt), conform art. 37a lid 3 Sr (1 pt).
Conform art. 37b Sr (1 pt) kan de ter beschikking gestelde van overheid worden verpleegd (1 pt), nu
de algemene veiligheid van personen, zie delict en/of recidive(gevaar) (1 pt), dit eist (1 pt). Aan alle
vereisten voor opleggen tbs met verpleging wordt voldaan (1 pt).
GVM
Uit art. 38z lid 1 Sr (1 pt), volgt dat de GVM bij bescherming van de veiligheid van anderen (1 pt),
zoals volgt uit de casus (1 pt) kan worden opgelegd, indien (onder b) de verdachte wordt veroordeeld
tot een gevangenisstraf wegens een misdrijf dat is gericht of een gevaar veroorzaakt voor de
onaantastbaarheid van het lichaam (1 pt) (doodslag is daar zeker een voorbeeld van (1 pt) en waar
meer dan 4 jaar GS op staat (1 pt)), (NB hier niet nogmaals punten voor het noemen van art. 287 en
het strafmaximum). Conform art. 38z, tweede lid (1 pt) moet er ook een recente
reclasseringsrapportage zijn, ook daaraan is in casu voldaan (1 pt). Aan alle vereisten voor het
opleggen van de GVM wordt voldaan (1 pt). (NB dit is nog geen tenuitvoerlegging van de maatregel,
verwijzingen naar deze bepalingen zijn fout).
Vraag 2:
Stel, ongeacht uw antwoord op vraag 1a, dat de advocaat van Wilbert uitvoerig heeft betoogd
(d.m.v. van het aanvoeren van verschillende argumenten) dat Wilbert een gevangenisstraf van niet
meer dan 5 jaar opgelegd dient te krijgen, maar dat de rechter 10 jaar oplegt. Dient de rechter dan in
het vonnis te reageren op het standpunt van de raadsman? Zo ja, leg uit waarom. Zo nee, leg uit
waarom niet.
Art. 358 lid 2 jo. Art. 350 Sv: er is sprake van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, dat ziet op
de sanctieoplegging.
Art. 359 lid 2 Sv --> het vonnis geeft, indien de beslissing afwijkt van door de verdachte dan wel
door de OvJ uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, in het bijzonder de redenen die daartoe
hebben geleid.
In casu --> Hier heeft de advocaat van Wilbert verschillende argumenten betoogd dat Wilbert een
gevangenisstraf opgelegd moet krijgen van niet meer dan 5 jaar en de rechter is hier van
afgeweken door 10 jaar gevangenisstraf op te leggen. Het vonnis wijkt dus af van hetgeen dat de
verdachte uitdrukkelijk heeft onderbouwd en daarom moet de rechter reageren op het standpunt
in het vonnis.
Conclusie: De rechter dient in het vonnis te reageren op het standpunt van de raadsman, op grond
van art. 359 lid 2 Sv.
Antwoordmodel:
Ja. Er is in casu namelijk sprake van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt (1 pt), dat ziet op de
sanctieoplegging (art. 358, tweede lid (1 pt) juncto art. 350 Sv (1 pt). Conform art. 359 lid 2 Sv (1 pt)
zal de rechter de redenen in het vonnis moeten vermelden die maken dat er van dit standpunt
worden afgeweken (1 pt).
Vraag 3:
Stel, ongeacht uw antwoord op de vorige vragen, dat Wilbert wordt veroordeeld tot een
gevangenisstraf en een maatregel en dat dit vonnis onherroepelijk is geworden. Welke rol vervullen
de minister, het openbaar ministerie en het CJIB bij de tenuitvoerlegging van dit vonnis en welke
termijnen gelden er?