Inhoudsopgave
Hoorcollege 1: Inleiding tot de interne markt.................................................................................................2
Hoorcollege 2: Vrij verkeer van goederen....................................................................................................... 9
Hoorcollege 3: Vrij verkeer van diensten...................................................................................................... 27
Hoorcollege 4: Vrijheid van vestiging en vrij verkeer van kapitaal.................................................................42
Hoorcollege 5: Vrij verkeer van werknemers................................................................................................ 56
Hoorcollege 6: Unieburgerschap.................................................................................................................. 70
Hoorcollege 7: Europees mededingingsrecht (art. 101 VWEU)......................................................................87
Hoorcollege 8: Mededingingsrecht (artikelen 102 en 106 lid 1 VWEU).........................................................104
Hoorcollege 9: Bevoegdheden en bevoegdheidsuitoefening.......................................................................121
Hoorcollege 10: Bevoegdheden en bevoegdheidsuitoefening (deel 2).........................................................143
Hoorcollege 11: Effecten in de nationale rechtsorde...................................................................................164
Hoorcollege 12: Effecten in de nationale rechtsorde (deel 2).......................................................................185
Hoorcollege 13: Rechtsbescherming tegen maatregelen van lidstaten........................................................206
Hoorcollege 14: Rechtsbescherming tegen handelingen van EU-instellingen...............................................220
School: Rijksuniversiteit Groningen
Vak: Recht van de Europese Unie (RGBEE10010)
Jaar: 2022-2023
,Hoorcollege 1: Inleiding tot de interne markt
Inhoud:
Drie karakteristieken van het EU-recht
De interne markt, wat, waarom hoe? (H2)
o Positieve en negatieve marktintegratie
De constitutionalisering van de Verdragen
o Autonomie van EU recht
o Rechtstreekse werking
o Voorrang
o Prejudiciële vraag procedure
Bevoegdheidsverdeling tussen lidstaten en EU
o Attributiebeginsel
o Bevoegdheden van de EU
o Begrip rechtsgrondslag
o Casus: tabaksreclamerichtlijn
EU-recht stijgt boven nationale regels uit, maar werkt ook steeds door in de nationale.
Drie karakteristieken van het EU-recht
1. Gelaagde structuur: onderscheid tussen primair recht (EU-verdragen) en secundair
recht (wetgeving en overige handelingen van EU-instellingen op grond van de EU-
verdragen).
2. Veel open normen (vaag) en sterke focus op rechtspraak: voornamelijk rechtersrecht.
In die rechtspraak legt rechter van HvJ legt uit wat de norm met zich meebrengt. De
rechtspraak is heel casuïstisch. Voor andere casusposities weet je het niet zeker hoe
de rechtspraak erop van toepassing is.
3. Vedragsherzieningen en bijbehorende hernummering van Verdragen. Als je de
rechtspraakbundel leest wordt er verwezen bijv. naar 165 EEG-verdrag. Dan moet je
kijken wat het huidige artikel is in de VWEU (er zijn ook veel artikelen die niet over
zijn gegaan).
De interne markt (inleiding)
Wat is de interne markt? De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen
waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is
gewaarborgd volgens de bepalingen van de Verdragen.
Art. 26 lid 2 VWEU
Waarden en beginselen van de interne markt. Zorgt ervoor dat Europees recht
erkend en juridische verplichting inroept voor EU om ook niet economische belangen
en beginselen te respecteren en te bevorderen. Veel nationale wetten die interne
markt kunnen belemmeren, toch toegestaan zijn omdat zij bijvoorbeeld goed zijn voor
milieu.
Art. 3 lid 3 VEU
De Unie brengt een interne markt tot stand. Zij zet zich in voor de duurzame
ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van
prijsstabiliteit, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die
gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog
, niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. De Unie
bevordert wetenschappelijke en technische vooruitgang.
De Unie bestrijdt sociale uitsluiting en discriminatie, en bevordert sociale
rechtvaardigheid en bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de
solidariteit tussen generaties en de bescherming van de rechten van het kind.
De Unie bevordert de economische, sociale en territoriale samenhang, en de
solidariteit tussen de lidstaten.
De Unie eerbiedigt haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal en ziet toe op de
instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed.
Waarom hebben we een interne markt
Steeds verdere integratie van de volkeren van Europa
- Dit Verdrag markeert een nieuwe etappe in het proces van totstandbrenging van
een steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa, waarin de besluiten in
zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen.
- De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te
bevorderen.
Art. 1 en 3 lid 1 VEU
De inhoud van de Verdragen
VEU bevat met name algemene bepalingen over de structuur van het Europees
recht, de instellingen van de Europese Unie over de bevoegdheden van de Europese
Unie, hoe kun je toetreden tot de Europese Unie, hoe kun je uittreden tot de
Europese Unie etc.
VWEU bevat veruit de meeste materieelrechtelijke bepalingen: alle fundamentele
vrijheden van de markt, mededingingsrecht etc.
Waaruit bestaat de interne markt?
Vrij verkeer van goederen (30,34-36 en 110 VWEU)
Vrij verkeer van personen (45 VWEU werknemers, zelfstandigen 49 VWEU)
Vrij verkeer van diensten (52-62 VWEU)
Vrij verkeer van kapitaal (63-65 VWEU)
Unieburgerschap (20 en 21 VWEU)
Systeem van onvervalste mededinging (101-109 VWEU en protocol 27)
Positieve en negatieve integratie
1. Positieve integratie (harmonisatie): bestaat uit secundair EU-recht. Maatregelen die
worden aangenomen op grond van de Verdragen.
Harmonisatie is het vaststellen van algemene gemeenschappelijke regels op EU-
niveau. Ze worden vervangen door regels op EU-niveau. Voorbeeld van positieve
integratie is bijvoorbeeld wanneer is jam is.
o Nationale regelgeving wordt vervangen door uniforme EU- standaarden
o Focus op EU-regels die het functioneren van de interne markt bevorderen
2. Negatieve integratie (zie ‘Waaruit bestaat de interne markt?’): betekent dat er een
aantal verdragsbepalingen zijn die bepaalde dingen verbieden. Met name voor
lidstaten en soms voor private partijen. Die berdragsbepalingen zeggen wat lidstaten
niet mogen doen. De focus hier ligt op nationale wetgeving die het functioneren van
de interne markt belemmeren. Voorbeeld: je mag als lidstaat geen wetgeving hebben
, die zegt als er een vacature is bij bedrijf, dan mag bedrijf onderscheid maken tussen
eigen onderdanen en buitenlandse mensen. Bedrijven mogen niet discrimineren op
grond van nationaliteit. Lidstaten mogen ook niet dergelijke integratie mogelijk
maken.
o Verdragen verstellen lidstaten door middel van de verboden wat ze niet
mogen doen
o Focus op nationale regelgeving die het functioneren van de interne markt
belemmeren.
Positieve en negatieve integratie
1. Geen harmonisatie: de verboden in de Verdragen vormen het beoordelingskader van
nationale regels. In de meeste gevallen is er geen harmonisatie. Je kunt nagaan dat als het
al zo’n 10 jaar heeft geduurd om overeen te komen wat chocolade of jam is, dat er in veel
gevallen (nog) geen harmonisatie is.
2. Harmonisatie: de Europese secundaire wetgeving vormt het beoordelingskader van
nationale regels (voorbeelden: roaming-verordening, wanneer is iets jam of chocolade?)
‘Constitutionalisering’ van het EU-recht
Wat is nodig om Europese integratie daadwerkelijk te doen slagen?
Context: het falen van het internationaal recht in de voorafgaande decennia om
oorlog te voorkomen
De methode van HvJ integratie door recht, oftewel de constitutionalisering van de
Verdragen
Autonomie
Rechtstreekse werking
Voorrang
Essentieel hierin is de zogenoemde prejudiciëlevraagprocedure, omdat die procedure
koppeling vormt tussen nationale rechters en HvJ. Zij kunnen vragen stellen over Europees
recht aan HvJ.
HvJ heeft aantal doctrines (beginselen) ontwikkelt die ervoor moeten zorgen dat Verdragen
niet zomaar Verdragen in internationaal recht die geschonden kunnen worden, maar dat ze
daadwerkelijk een constitutionele functie hebben en dat ze worden gezien binnen de
lidstaten en door de lidstaten als bindend recht.
Drie beginselen zijn:
1. Autonomie
2. Rechtstreekse werking
3. Voorrang
1. Beginsel van autonomie (Van Gend en Loos)
Betekent simpel gezegd dat Verdrag Rome niet zomaar verdrag is in internationaal recht,
maar dat dit een nieuwe rechtsrode in het leven heeft geroepen.
Van Gend en Loos: p. 300 jurisprudentiebundel
EEG-Verdrag is meer dan overeenkomst die slechts wederzijds verplichtingen tussen
de verdragsluitende mogendheden schept.
Dat de Gemeenschap in volkenrecht nieuwe rechtsorde vormt ten bate van de
Staten, zij het op een beperkt terrein, hun soevereiniteit hebben begrensd en
waarbinnen niet slechts deze lidstaten, maar ook hun onderdanen gerechtigd zijn.
, Dat gemeenschapsrecht derhalve evenzeer als het onafhankelijk van de wetgeving
der lidstaten ten laste van particulieren verplichtingen in het leven roept ook geëigend
is rechten te scheppen welke zij uit eigen hoofde kunnen geldig maken.
2. Beginsel van rechtstreekse werking
Rechtstreekse werking: voor individuen direct kunt beroepen op het VEU en VWEU. Dit volgt
uit rechtstreeks uit passage ‘dat EEG-verdrag autonome rechtsorde heeft gevormd
waarbinnen Europese rechten en plichten onafhankelijk van de wetgeving der lidstaten ten
laste van particulieren verplichtingen in het leven roept ook geëigend is rechten te scheppen
welke zij uit eigen hoofde kunnen geldig maken.
Monisme en dualisme zijn niet relevant voor de inroepbaarheid van het Unierecht in de
lidstaten.
Een bepaling van Unierecht kan door en individu rechtstreeks in het leven worden geroepen
bij de nationale rechter.
Welke bepalingen kunnen individuen inroepen?
Je kunt niet alles inroepen voor de nationale rechter. Je kunt bepalingen van EU-recht die
1. voldoende duidelijk zijn;
2. onvoorwaardelijk zijn;
inroepen Van Gend en Loos
Tegen wie kan bepaling worden ingeroepen?
Verticaal: Als een bepaling van het Unierecht door een individu rechtstreeks in het
leven wordt geroepen tegen de staat.
Horizontaal: Als een bepaling van het Unierecht door een individu rechtstreeks in het
leven wordt geroepen tegen andere partijen dan lidstaten.
3. Beginsel van voorrang
De voorrang van Unierecht is absoluut
Bovendien; lidstaten hebben een plicht tot loyaliteit (art. 4 (3) VEU loyaliteitsbeginsel),
die geldt voor alle entiteiten van de lidstaten (nationale rechters, bestuursorganen)
Dus alle instelling van lidstaat zijn op grond van die bepaling verplicht die voorrang
toe te passen. De voorrang van Europees recht geldt tussen lidstaten, maar geldt ook
binnen de rechtsordes dus geldt voor alle instellingen van de lidstaat om nationaal
recht buiten toepassing te laten als het conflicteert met Europees recht.
Wil niet zeggen dat het Europees recht wordt toegepast, dus hoe garandeert het nu
dan EU ook wordt toegepast? In de praktijk nationale rechters en ook andere
entiteiten dat die zich aan voorrang van Europees recht houden.
Prejudiciële vraagprocedure
Nu art. 267 VWEU (voorheen art. 177 EEG-verdrag, art. 234 EG-verdrag)
Het HvJ-EU is bevoegd bij wijze van prejudiciële beslissing een uitspraak te doen
Over de uitlegging van de Verdragen
Over de geldigheid en de uitlegging van handeling van de instellingen, organen of
instanties van Unie
‘Indien een vraag dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechterlijke instantie van een der
lidstaten kan deze instantie indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het
wijzen van haar vonnis, het Hof verzoeken over deze vraag een uitspraak te doen.’
,Bij geschillen op nationaal niveau kan de nationale rechter, als hij/zij niet zeker weet hoe het
Europees recht in bepaald geval toegepast dient te worden, een prejudiciële vraag stellen
aan het HvJ. Ze hebben de bevoegdheid om een vraag te stellen, maar in bepaalde situaties
is de nationale rechter verplicht een vraag te stellen. In praktijk wordt er veel gebruik van
gemaakt.
Bevoegdheidsverdeling: attributie
Als je denkt aan beginsel van autonomie en voorrang, dan is dat vergaand. De soevereiniteit
van lidstaten wordt daardoor ook zeer beperkt. Een van de vragen is, waarom zijn de
lidstaten hiermee akkoord gegaan en is dit een juiste verdeling van macht tussen EU en
lidstaten? De tegenhanger van die vrij radicale rechtspraak zijn de regels over
bevoegdheidsverdeling tussen Unie en lidstaten. Daarbij speelt attributiebeginsel een
centrale rol.
Attributiebeginsel is opgenomen in de artikelen:
Art. 4 (1) VEU: Overeenkomstig artikel 5 behoren bevoegdheden die in de Verdragen
niet aan de Unie zijn toegedeeld, toe aan de lidstaten.
Art. 5 (1) en (2) VEU: Krachtens het beginsel van bevoegdheidstoedeling handelt de
Unie enkel binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de
Verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de Unie zijn toegedeeld, behoren toe
aan de lidstaten.
Dat vertaalt zich in de 3 “soorten” bevoegdheden:
1. Exclusieve bevoegdheden (art. 3 VWEU)
Aantal bevoegdheden die exclusief zijn toebedeeld aan de EU. Dat betekent dat de
lidstaten geen bevoegdheid meer hebben. Gaat bijvoorbeeld om de
gemeenschappelijke handelspolitiek en bijv. monetair beleid voor lidstaten die
euromunt hebben. Lidstaten die de euro hebben, hebben geen soevereintiteit meer
wat betreft het monetair beleid.
2. Gedeelde bevoegdheden (art. 4 VWEU, bijvoorbeeld interne markt)
Aantal bevoegdheden die gedeeld zijn. Betekent dat de Europese Unie bevoegd is
om allerlei dingen te doen, maar zolang de Europese Unie dat nog niet gedaan heeft,
blijven de lidstaten bevoegd. Maar als vervolgens Europese wetgever een richtlijn
aanneemt over de regels van jam, dan is dat het geldende recht binnen de Europese
Unie en dan verliezen de nationale wetgevers de bevoegdheid om vast te stellen wat
jam is.
3. Ondersteunende bevoegdheid (art. 6 VWEU)
Week 5 wordt dit besproken.
Bevoegdheidsverdeling: rechtsgrondslag
Negatieve integratie gaat om verboden in de Verdragen: de verboden in de
Verdragen kunnen meteen worden toegepast op maatregelen van lidstaten
Maar op positieve integratie is nadere (secundaire) wetgeving van de EU nodig
binnen de grenzen van de bevoegdheidsverdeling.
Secundaire wetgeving vereist een specifieke rechtsgrondslag in de Verdragen
Rechtsgrondslag is een bepaling die voorschrijft
1. Welke nadere maatregelen de EU mag nemen (inhoud en doel)
, 2. Welke procedure hiervoor gebruikt moet worden
Let wel art. 3, 4, 6 VWEU zijn geen rechtsgrondslagen! Het zijn opsommingen van
bevoegdheden van Unie, maar het zijn geen rechtsgrondslagen. Er staat namelijk ook
nergens welke procedure gebruikt moet worden.
Art. 114 VWEU: Europees Parlement en Raad volgens gewone wetgevingsprocedure
maatregelen kunnen vaststellen om de interne markt te verdelen, om
handelingsbelemmeringen weg te nemen. Een maatregel is bijvoorbeeld richtlijn over
jam. Kortgezegd: een primaire rechtsgrondslag om maatregelen vast te stellen ter
verbetering ter functioneren van de interne markt (positieve integratie).
Art. 192 VWEU: gaat om maatregelen om doelstellingen van 191 te verwezenlijken:
gaat om milieubescherming.
Richtlijn op basis van 114 VWEU
mag alleen ter bevordering van de
interne markt/om belemmeringen
weg te nemen. Harmonisatie v/d
wetgeving op grond van
volksgezondheid mag niet (tenzij
het een zijdelings doel is).
Tabaksreclamerichtlijn
Iedere vorm van reclame of sponsoring van tabak is verboden. Deze tabaksrichtlijn
gebaseerd op art. 114 VWEU. Die rechtsgrondslag gaat over maatregelen van Parlement en
Raad om instelling en werking interne markt te verbeteren of om belemmeringen weg te
nemen.
Probleem van de rechtsgrondslag is dat alle verschillen tussen wetgeving van lidstaten in
zekere zin invloed kan hebben op functioneren van interne markt. Als andere regels gelden
tussen lidstaten heeft het invloed op interne markt. Een voorbeeld: het Duitse
bestuursprocesrecht is anders dan in Nederland. Dit is een belemmering van de interne
markt, want als je Nederlandse onderneming hebt en je wil actief worden op de Duitse markt,
dan heb je te maken met het Duitse bestuursrechter waarmee je niet bekend bent. Dat kan je
beletten om actief te worden op de Duitse markt.
Je moet het artikel zodanig uitleggen dat het nog voldoet aan het attributiebeginsel (EU heeft
alleen bevoegdheden die de lidstaten aan haar hebben toegedeeld, EU handelt slechts
binnen de grenzen van haar bevoegdheden om de daarin bepaalde doelstellingen te
verwezenlijken).
Anders zou je alle verschillen tussen lidstaten kunnen harmoniseren o.g.v. art. 114 VWEU
wegens de verbetering of belemmering van de interne markt.
Richtlijn: geeft aan dat elke vorm van tabaksreclame is verboden. Maar je kunt je afvragen of
dit een maatregel is die het functioneren van de interne markt bevordert? Nee, je denkt
eerder aan de bescherming van de volksgezondheid.
Naar aanleiding daarvan is Duitsland een zaak begonnen tegen deze richtlijn. Duitsland
wilde aantonen dat deze richtlijn niet had mogen aangenomen o.g.v. art. 114 VWEU.
Hierbij speelt het beginsel van attributie dus een rol.
Art. 168 VWEU: volksgezondheid staat in lid 5 dat EU geen bevoegdheid heeft om wetgeving
te harmoniseren op gebied van volksgezondheid. Als deze richtlijn eigenlijk over
volksgezondheid gaat en niet over interne markt, betekent dat EU buiten haar bevoegdheden
is getreden.
HvJ oordeelt dat zij het eens is met Duitsland. Gaat om of die maatregel daadwerkelijk
bijdraagt aan functioneren van de interne markt. Dit verbod is zo algemeen geformuleerd dat
het niks doet voor interne markt.
, Aanvullende informatie
Het beginsel van attributie wordt gehandhaafd door specifiek te kijken of Europese wetgever
deze specifieke maatregel had mogen aannemen o.g.v. art. 114 VWEU. Dit is vorm van
positieve integratie. In meeste gevallen is geen harmonisatie en dan hebben we te maken
met de Verdragsbepalingen.
Richtlijn op basis van art. 114 VWEU mag alleen ter bevordering van de interne markt en
om belemmeringen weg te nemen. Harmonisatie op grond van de volksgezondheid mag niet
(art. 168 (5) VWEU: volksgezondheid staat in lid 5 dat EU geen bevoegdheid heeft om
wetgeving te harmoniseren op gebied van volksgezondheid).