Hoofdstuk 1 Micro-Economie -
Inleiding en Kosten-Baten Analyse
Vaak is de vraag, moet ik acitiveit X ondernemen?
Als C (x) de kosten is van X en B (x) de baten, dan onderneem je X: als B (x) > C (x).
De reserveringsprijs, is de prijs waartegen een persoon onverschillig zou zijn tussen het
doen van x en het niet doen van x. B (x) = C (x)
De alternatieve/opofferings/opportuniteits kosten van een activiteit is de waarde van alles
wat moet worden opgeofferd om de activiteit te doen. Als het doen van activiteit x betekent
dat je activiteit y niet kunt doen, dan is de waarde voor jou van het doen van y (als je het
had gedaan) een alternatieve kost van het doen van x. Verzonken kosten: kosten die niet
meer te recupereren zijn op het moment dat een beslissing wordt genomen en die dus
genegeerd moeten worden.
‘Moet ik het niveau waarmee ik momenteel bezig ben met activiteit x verhogen?’ Om deze
vraag te beantwoorden, moeten we het voordeel en de kosten van een extra
activiteitseenheid vergelijken. De kosten van een extra eenheid activiteit worden de
marginale kosten van de activiteit genoemd en het voordeel van een extra eenheid wordt
het marginale baat genoemd.
De gemiddelde kosten van het ondernemen van n eenheden van een activiteit zijn de totale
kosten van de activiteit gedeeld door n. Het gemiddelde voordeel van het ondernemen van
n eenheden van een activiteit is het totale voordeel van de activiteit gedeeld door n.
Hoofdstuk 2 Micro-Economie -
Vraag en aanbod
Pareto-efficiënt: een uitkomst waarbij het niet mogelijk is om iemand beter af te maken
zonder een ander te schaden.
Consumentensurplus: een monetaire maatstaf voor de mate waarin een consument
profiteert van deelname aan een transactie.
Producentensurplus: het geldbedrag waarmee een bedrijf profiteert door zijn output te
verkopen.
Determinanten zijn dingen die de vorm en positie van marktvraagcurven beïnvloeden.
Determinanten van vraag zijn o.a. inkomens, voorkeuren en prijzen van substituten.
Determinanten van aanbod zijn o.a. technologie, aantal aanbieders en het weer.
,Wanneer economen de uitdrukking verandering in vraag gebruiken, bedoelen ze een
verschuiving in de gehele vraagcurve. Dus wanneer bijvoorbeeld het gemiddelde
inkomensniveau van kopers verandert, verschuift de vraagcurve - er is een verandering in de
vraag. Evenzo, als iemand een product aanbeveelt, is er een verandering in de gevraagde
hoeveelheid. Als we verandering in de gevraagde hoeveelheid zeggen, bedoelen we een
beweging langs de vraagcurve. Wanneer bijvoorbeeld de prijs van een goed daalt, is het
resultaat een toename van de gevraagde hoeveelheid, niet een toename van de vraag.
Als de prijs boven het evenwicht ligt, zullen er ontevreden verkopers zijn of een overaanbod.
Deze voorwaarde motiveert verkopers om hun prijzen te verlagen. Daarentegen, wanneer de
prijzen onder het evenwicht liggen, zullen er ontevreden kopers zijn, of een vraagoverschot.
Deze voorwaarde motiveert verkopers om hogere prijzen te vragen. De enige stabiele
uitkomst is die waarin vraagoverschot en aanbodoverschot precies nul zijn.
Hoofdstuk 3 Micro-Economie -
Speltheorie
Je kan het spel oplossen. Voor beide spelers moet worden bepaald wat de beste actie is,
gegeven iedere actie van de andere speler. In dit geval, verlagen zowel Jumbo als Albert
Heijn kun prijzen. Dit evenwicht heeft een speciale naam: het Nash-evenwicht. (Een situatie
waarbij het voor geen enkele speler voordelig is daarvan af te wijken, als de andere
speler(s) dat niet ook doet.)
Om een volgtijdig spel op te lossen, maak je
gebruik van een opbrengstenboom. In de bron
hiernaast, bepaald Jumbo als eerst of hij zijn
prijs verlaagt of niet. Er zijn drie ‘beslispunten’.
Onder aan de takken van de opbrengstenboom
staan de opbrengsten die horen bij de
gemaakte keuzes. Met de opbrengstenboom
kan het economiespel worden opgelost.
Hiervoor vergelijk je de verschillende
uitkomsten en onderstreep je de hoogste
uitkomst (hiernaast voor Albert Heijn gedaan).
Het subgame perfect evenwicht is: ( {wel}, ({wel} , {niet}) ) (alleen jumbo gekozen)
,Dominante strategie: een strategie die altijd gekozen wordt, wat de andere speler ook doet.
Strict dominante strategie: er is één dominante strategie in het spel.
Tit-for-tat strategie: dit is te vergelijken met de uitdrukking 'tand om tand, oog om oog', je
werkt samen in het begin en kiest daarna voor hetzelfde als de andere speler.
Grim-trigger strategie: je werkt samen tenzij de andere speler overloopt. Maar daarna
verander je je keuze niet meer.
Maximin strategie: een strategie waarbij een speler een beslissing neemt die het 'beste van
het slechtste' resultaat oplevert. Alle beslissingen zullen kosten en baten hebben, en een
maximin-strategie is er een die de beslissing zoekt die het minste verlies oplevert.
Zelfbinding: hierbij maakt een speler een bepaalde actie voor zichzelf onaantrekkelijk of
onmogelijk. De speler bindt zichzelf om die actie niet te kiezen.
- Zelfbinding kan op allerlei manieren. Zeggen dat je iets niet of wel zult doen, is een
zwakke vorm van zelfbinding. Wie zegt dat je je aan je afspraak houd? Alleen
geloofwaardige zelfbinding is een manier om uit het gevangenendilemma te komen.
Het gevangenendilemma ontstaat door de tegenstelling tussen het individuele belang en
het collectieve belang, in het spel zal het evenwicht terugvallen naar het nash evenwicht.
Het is een niet optimale uitkomst.
Coördinatiespel: een soort gelijktijdig spel, het beschrijft de situatie waarin een speler een
hogere uitbetaling verdient wanneer hij dezelfde actie kiest als een andere speler.
Sequentiële spellen: een spel waarbij de spelers zich (deels) bewust zijn van de acties van de
andere spelers bij hun beslissing.
Hoofdstuk 4 Micro-Economie -
Consumententheorie
Bundel: een bepaalde combinatie van twee of meer goederen.
De afname van bundels kan je grafisch weergeven. De budget
beperking, een budget lijn, is de set waarbij de consument al zijn
inkomen kwijt is. De budgetlijn is een lijn die de hoeveelheden sets
aangeeft die een consument kan kopen. Het aantal bundels dat een
consument koopt word volledig bepaald door prijzen 𝑃𝑓 en 𝑃𝑠 en
inkomen 𝑀: 𝑃𝑓 F+𝑃𝑠 S=𝑀
Helling budgetlijn: - Ps / PF
Het budget word beinvloed door
verschillende factoren zoals prijs
veranderingen en inkomen
veranderingen.
, Een consument heeft voorkeuren voor verschillende bundels. Een bundel is bijvoorbeeld 2
appels 1 peer.
𝐴≻𝐵: stricte voorkeur voor bundel 𝐴 over bundel 𝐵
𝐴∼𝐵: indifferent tussen bundels 𝐴 en 𝐵
Meer is beter! Meer van een goed is altijd minstens beter.
Indifferentiecurve: een verzameling bundels waartussen de
consument indifferent is. Elke bundel, zoals L, die boven een
indifferentiecurve ligt, heeft de voorkeur boven elke bundel op
de indifferentiecurve. Elke bundel op de indifferentiecurve heeft
op zijn beurt de voorkeur boven elke bundel, zoals K, die onder de
indifferentiecurve ligt.
Indifferentiekaart: De hele reeks indifferentiecurven van een
consument. Bundels op een indifferentiecurve hebben minder de
voorkeur dan bundels op een hogere indifferentiecurve, en meer
voorkeur dan bundels op een lagere indifferentiecurve.
Helling indifferentiekromme: “Hoeveel is de consument bereid op te geven van goed op
verticale as voor extra eenheid van goed op horizontale as?” ℎ𝑒𝑙𝑙𝑖𝑛𝑔A = −Δ𝐹𝐴 / Δ𝑆𝐴
Marginale substitutievoet: Absolute waarde helling indifferentiekromme in specifieke
bundel.
Marginale substitutiesnelheid (MRS): op elk punt op een indifferentiecurve is de snelheid
waarmee de consument bereid is het goed gemeten op de verticale as te ruilen voor het
goed gemeten langs de horizontale as; gelijk aan de absolute waarde van de helling van de
indifferentiecurve. |Δ𝐹𝐴 / Δ𝑆𝐴|
Bij het maken van rationele keuzes volg je de volgende stappen:
1. Beschrijf combinaties van goederen die de consument kan kopen
2. Beschrijf voorkeuren van de consument
3. Kies meest geprefereerde uit haalbare combinaties
Complementen goederen moeten altijd samen gaan, bijvoorbeeld iphone en oplader.
Perfecten substituten zijn perfect inwisselbaar. De MRS is dan constant.
Samengesteld goed: bij een keuze tussen een goed X en tal van andere goederen, zijn de tal
van andere goederen samen genomen als samengesteld goed met p = 1.