Psychosesyndroom
,Algemeen
,Overeenkomsten en verschillen schizoïde spectrum en
autisme spectrum
Overeenkomsten
○ Problemen met taal en cognitie: coherentie, theory of mind en executieve functies
○ Negatieve symptomen: anhedonie
○ verminderde emotieherkenning
○ Mensen leven vaak afgezonderd, trekken zich snel terug
○ Prikkelbaar (autisme: prikkelverwerking, schizofrenie: in psychose lijken alle prikkels belangrijk → in de war)
○ catatonie;
○ Ontstaat tussen 20e en 40e dag na bevruchting
○ de afwijkingen komen meer voor bij mannen, dan bij vrouwen.
● Op het genetisch vlak zijn er relaties tussen autisme en schizofrenie op basis van duplicaties en deficiënties binnen chromosomen.
● Ontbrekende genen in het kader van het 22q11 deletiesyndroom leiden tot een fenotype in het schizoïde spectrum (25-30%) en in het het
autismespectrum. Kennelijk spelen de ontbrekende genen, die in het 22q11-gebied liggen, zowel een rol bij het ontstaan van autisme als
schizofrenie.
● Bij kinderen met McDD, dat gerekend wordt tot het autismespectrum, kunnen vanaf de puberteit zowel verschijnselen uit het schizoïde
spectrum als uit het autismespectrum optreden.
Verschillen
● Schizofrenie vóór puberteit is zeldzaam, terwijl autisme juist al vroeg naar voren komt
● Inhoudelijke denkstoornissen zijn bij schizofrenie niet ongewoon, maar bij autisme is dit minder
● Kinderen met autisme meer moeite met ‘theory of mind’ dan kinderen met schizofrenie
● Bij afwijkingen in het schizoïde spectrum wordt microcefalie waargenomen, terwijl bij afwijkingen in het autismespectrum macrocefalie
wordt waargenomen.
● Bij afwijkingen in het schizoïde spectrum treden er karakterveranderingen op.
● Bij afwijkingen in het schizoïde spectrum komen psychoses, waanbeelden en hallucinaties voor.
, ARMS & UHR
At risk mental state → preklinische staat waarin waarschijnlijk is dat het verandert naar
psychose/schizofrenie zonder dat ze op dat moment de diagnose criteria hiervan hebben. Maar
hoeft niet bij iedereen zo te zijn.
Substantiële achteruitgang in psychosociaal functioneren of verzwakte psychotische symptomen die
van enkele maanden tot 5 jaar kunnen aanhouden.
Stadium I ultra high risk → hoog risico psychose: subklinische psychotische symptomen en/of zeer
korte psychose achter de rug en/of hebben een familiair risico vanwege ouder. In alle gevallen moet
sprake zijn van recente achteruitgang van sociaal-maatschappelijk functioneren
→ behandelen met CGT (psychotherapie) + educatie familie + therapeutische vertrouwensrelatie