Thema 3: Sturing en bouw van het maag-darmkanaal
Het maagdarmkanaal is geschikt om zorg te dragen voor een adequate energieleverantie om alle processen
in het lichaam in stand te houden. Daarmee levert het maag-darmkanaal een belangrijke bijdrage aan de
homeostase van het lichaam. Ontregeling van deze systemen heeft dan ook grote consequenties voor de
homeostase. Voedingsstoffen die wij nuttigen worden getransporteerd door het maag-darmkanaal om
verderop, meestal in de dunne darm, door spijsverteringsenzymen te worden verteerd. Na splitsing tot
kleinere fragmenten zal pas absorptie plaats kunnen vinden. Het proces van voedingstransport, secretie,
digestie en uiteindelijk absorptie is optimaal op elkaar afgestemd. Verstoring van één van de vele schakels in
de keten zal consequenties hebben voor de eindproducten: de energieleverantie en aanlevering van
belangrijke bouwstoffen voor het lichaam. In het maag-darmkanaal zijn bouw en functie goed op elkaar
afgestemd. De functie van een bepaald deel van het maag-darmkanaal is direct aan de bouw af te lezen. Bij
een aandoening of ziekte in het maag-darmkanaal zijn de klachten en symptomen vaak direct te herleiden uit
de veranderingen die de aandoening heeft veroorzaakt in bouw en functie. Een gedegen kennis van bouw en
functie van het maag-darmkanaal is dus van belang om ziekteprocessen te begrijpen en klachten en
symptomen te verklaren. Naast leverantie van energie en bouwstoffen, heeft het maag-darm-leversysteem
een klaringsfunctie. Zo is de lever in staat om ongewenste en voor het lichaam schadelijke stoffen te
metaboliseren om deze daarna via de gal uit te scheiden. De klaringsfunctie van de lever komt in het thema
met name aan bod wat betreft de stofwisseling van haem en bilirubine.
Het maagdarmkanaal bestaat uit zowel de reeks holle organen die zich uitstrekken van de mond tot de anus
als de verschillende bijkomende klieren en organen die secreties aan deze holle organen toevoegen. Elk van
deze holle organen die op sleutellocaties van elkaar zijn gescheiden door sluitspieren is geëvolueerd om een
gespecialiseerde functie te vervullen. De mond en oropharynx zijn verantwoordelijk voor het in kleine
stukjes hakken van voedsel, het smeren, het op gang brengen van de vertering van koolhydraten en vet en
het voortstuwen van het voedsel in de slokdarm. De slokdarm fungeert als een kanaal naar de maag. De
maag slaat tijdelijk voedsel op en zet ook de spijsvertering op gang door karnen en door proteasen en zuur af
te scheiden. De dunne darm zet het verteringswerk voort en is de belangrijkste plaats voor de opname van
voedingsstoffen. De dikke darm neemt vloeistoffen en elektrolyten opnieuw op en slaat ook de ontlasting op
voordat het uit het lichaam wordt verdreven. De bijkomende klieren en organen zijn de speekselklieren, de
alvleesklier en de lever. De alvleesklier scheidt spijsverteringsenzymen af in de twaalfvingerige darm naast
secretie om maagzuur te neutraliseren. De lever scheidt gal af die de galblaas opslaat voor toekomstige
levering aan de twaalfvingerige darm tijdens een maaltijd. Gal bevat galzuren die een sleutelrol spelen bij de
vertering van vetten.
Anatomie macroscopie
• het grootste deel van de abdominopelvische holte
• ligt tussen het diafragma en de pelvische ingang (inguinaal ligament: start bekkengordel)
• bekkengordel is opgebouwd uit de illiac crest, public crest en public symphysis
• gescheiden van de thoraxholte door het diafragma
• onderaan continu met de bekkenholte
• onderaan ondersteund en deels beschermd door het grote bekken
• ventrolateraal ingesloten door meerlagige, spieraponeurotische buikwanden
• de locatie van de meeste digestieve organen, nieren, uterus en milt.
• In de diafragmakoepel bevinden zich maag, lever en milt
Twee Sagittale (verticale) vlakken: midclaviculaire vlakken
van claviculae naar midinguinale punten aan beide zijden.
Soms worden de semiluminale lijnen gebruikt.
Transversale (horizontale) vlakken: subcostale vlak door
de onderste grens van het 10e costale kraakbeen aan beide
kanten en het transtuberculaire vlak door tubercules iliaca
en wervellichaam L5. Soms worden de transpylorische en
interspineuze vlakken gebruikt.
Vier kwadranten (links, rechts en bovenste, onderste).
, Mondholte
Oropharynx
Darm Oesophagus
Maag (Gaster) Fundus (vrije lucht – gedilateerde superior deel dat meestal het
niveau van de linker 5e intercostaal ruimte bereikt)
Cardia (slokdarm – deel dat het ostium cardiacum omgeeft)
Corpus
Antrum (antrum pyloricum gaat over in canalis pyloricu)
Pylorus (maagportier ligt om ostium pyloricum)
Dunne darm (6m) Duodenum pars superior
(25cm) pars descendens
pars horizontalis/inferior
pars ascendens
Jejunum (2.5m)
Ileum (3.5m) via de valvula ileocaecalis of valvula Bauhin sluit het
ileum dorsaal aan op het colon ascendens.
Pancreas
Lever, galblaas
Dikke darm Coecum (blinde darm) met appendix vermiformis
Colon ascendens (flexura hepatica: flexura colica dextra)
Colon transversum
Colon descendens (flexura lienalis: flexura colica sinistra)
Colon sigmoidalis (s-vormig)
Rectum
Rectum
Anus
Ventrolaterale buikwand
Buikwand verdeeld in ventrale wand, linker en rechter laterale wanden (flanken) en dorsale wand. Wand is
musculoaponeurotisch behalve dorsale wand (lumbale wervelkolom). Grens tussen ventraal en lateraal is
niet duidelijk, men spreekt van ventrolaterale buikwand: sommige structuren (spieren en cutane zenuwen)
liggen in beide wanden. Ventrolaterale wand loopt van thoraxcage tot bekken. Bij operaties vaak daarin
gesneden. Bovenaan begrensd door 7e -10e ribben en processus xiphoideus en onderaan door ligamentum
inguinale en bovenste grenzen van bekkengordel (cristae iliacae, crista pubica en symphysis pubica). Wand
bestaat uit huid en subcutaan weefsel (vet, spieren + aponeuroses & diepe fascia, extraperitoneaal vet,
pariëtaal peritoneum). Huid los behalve bij navel. Meeste wanden hebben 3 muscolotendioneuze lagen,
vezels van elke laag in andere richting.
Cutis: Huid (dermis en epidermis
abdominale vettige laag de Fascie van Camper (Panniculus adiposus telae subcutaneae
subcutane abdominis, Fatty layer of superficial fascia of abdomen)opp vet.
fascia membraneuze laag de Fascie van Scarpa (opp diepe fascia)
m.obliquus externus
intermediate diepe fascia
m.obliquus internus
diepe diepe fascia
m. transversus abdominis
endoabdomonale fascia (transversalis)
extraperitoneaal vet
pariëtale peritoneum
Subcutis: onderhuidse vet- en bindweefsel
Fascia transversalis
,Fascia van ventrolaterale buikwand
Fascia bestaan uit subcutane (oppervlakkige), investing (diepe) en intra-abdominale (endoabdominale)
delen. Subcutane laag is modified in het onderste abdomen en heeft dan een oppervlakkige vette laag en een
diepe membraneuze laag. De oppervlakkige vette laag is gespecialiseerd in vetopslag (vooral bij mannen) en
de diepe membraneuze laag compartimentaliseert vocht dat uit vaten/buizen is gelopen (bloed/urine) want
fuseert met fascia lata van het bovenbeen. In diepe membraneuze laag kunnen ook hechtingen worden
gemaakt tijdens operaties want is heel sterk. De endoabdominale fascia is vooral belangrijk bij operaties,
zodat men ventraal bij de retroperitoneale structuren (nieren, uretra en lumbale wervellichamen) kan
komen, zonder de peritoneaalholte te betreden.
Buikwandspieren
Let op de vezelrichting van de laterale buikwandspier om te bepalen welke spier zichtbaar is. De laterale
buikwandspieren bestaan lateraal uit spiervezels maar mediaal gaan de laterale buikwandspieren over in
een peesplaat: een aponeurose. De aponeuroses ontmoeten elkaar mediaal en vormen op deze wijze een
bindweefselstreng de linea alba (letterlijk witte lijn). De linker- en rechter rectusschede(voorblad +
achterblad) zijn stevige bindweefselomhulsels van de linker en rechter m. rectus abdominis. Ze zijn
gevormd uit de aponeuroses van de laterale buikwandspieren die zich om de linker en de rechter m. rectus
abdominis heenbuigen. In de middellijn komen de rectusschedes samen en vormen zo, de linea alba. De m.
rectus abdominis heeft pezige onderbrekingen welke de intersectiones tendinae worden genoemd. De
laterale begrenzing van de rectusschede is een halve manvormige lijn de linea semilunaris.
Functies en acties ventrolaterale buikspieren
Vormen een sterke, uitbreidbare steun voor de ventrolaterale buikwand. Beschermen de buikorganen.
Drukken de buikinhoud samen om de intra-abdominale druk te behouden/vergroten en werken zo het
diafragma tegen (handig bij uitademing, hoesten, niezen). Bewegen de romp en behouden de houding.
m. obliquus Meest oppervlakkige en grootste spier van platte ventrolaterale buikwand. Aponeurose
externus zit ventraal, vlezige deel zit lateraal. Meeste vezels lopen inferomediaal (handen in je
abdominis zakken), achterste vezels lopen verticaal, voorste en bovenste vezels lopen haast
horizontaal (v vorm). Aponeuroses overkruizen (als een peesschede) en worden continu
met de peesvezels van de m.obliquus internus aan de andere kant. De contralaterale
m.obliquus internus en externus werken samen met een gezamenlijke pees. Bij flexie en
rotatie van rechter schouder naar linker heup werken rechter m.obliquus externus en
linker m.obliquus internus samen. Onderaan hecht de spier aan de crista pubica en
mediaal en de tubercula pubica. Ondergrens is het ligamentum inguinale. Het lig.
inguinale werkt als retinaculum voor structuren die er diep doorheen gaan om het
bovenbeen te bereiken (m.iliopsoas en a. femoralis, v. femoralis en n.femoralis). Mediale
bevestiging van de langs de laterale rand van de rectusschede: de linea semilunaris
Spiegheli.
, m. obliquus De musculus obliquus internus abdominis zit onder m.obliquus externus. Vezelrichting
internus tegenovergesteld (vingerrichting als handen op borst dus ^ vorm). Waaiervormig
abdominis spierverloop. Vezels worden ook aponeurotisch op ongeveer zelfde lijn als m.obliquus
externus → rectusschede. Dorsale deel van de spier loopt ver naar caudaal. Loopt van
crista iliaca en laterale deel lig. inguinale tot aan onderste grenzen van 10e -12e rib. Zit
vast aan linea alba en loopt in de conjoint tendon naar de pecten pubis. Craniaal van de
linea arcuata van Doulas participeert de spier zowel aan de voorwand als aan de
achterwand van de rectusschede. Caudaal van deze linea participeert de spier alleen nog
maar in de voorwand van de rectusschede.
m. transversus Binnenste van de 3 platte buikspieren. Min of meer horizontaal, behalve onderste vezels
abdominis (beetje parallel aan vezels van m.obliquus internus). Horizontale circumferentiale
oriëntatie ideaal om de buikinhoud samen te drukken → verhoogt de intra-abdominale
druk. Vezels eindigen ook in een aponeurose → rectusschede. Tussen de m.obliquus
internus en m. transversus abdominis ligt een neurovasculairvlak: zenuwen en arteriën
voor de ventrolaterale buikwand. In ventrale deel van buikwand verlaten de zenuwen en
vaten de neurovasculaire plane en liggen vooral in subcutane weefsel. De spier
ontspringt dorsaal van de fascia thoraco-lumbalis. In het gebied craniaal van de linea
arcuata Douglasi draagt de transversusaponeurose uitsluitend bij aan de achterwand
van de rectusschede, caudaal ervan uitsluitend aan de voorwand.
Parallel transversale spiervezelrichting
Diepste van de laterale buikwandspieren
Rectusschede incomplete fibreuze compartiment van de rectus abdominis en m. pyramidalis. In de
Sterkte schede liggen de a. en v. epigastrica inferior (in achterwand van de m.rectus abdominis),
de lymfevaten en distale delen van de nn.thoracoabdominales. Schede wordt gevormd
door de aponeuroses van de platte abdominale spieren. De aponeurosis van de
m.obliquus externus zit in de ventrale wand van de schede over zijn gehele lengte.
De bovenste 2/3 van de m.obliquus internus splitst in tweeën: 1 lamina loop ventraal van
de spier en de ander loopt dorsaal van de m.rectus abdominis. De ventrale lamina loopt
mee met de aponeurose van de m. obliquus externus en vormt de ventrale zijde van de
rectusschede, de dorsale lamina loopt mee met de aponeurose van de m.transversus
abdominis om de dorsale laag van de rectusschede te vormen.
Vanaf ongeveer 1/3 van de afstand van de navel tot aan de crista pubica, lopen de
aponeuroses van alle drie de platte spieren ventraal van de rectus abdominis en vormen
samen de ventrale laag van de rectusschede. Dorsaal wordt de rectusschede dan alleen
bedekt door de dunne fascia transversalis. De linea arcuata Douglasi markeert de
overgang tussen de aponeurotische dorsale wand van de schede die de bovenste ¾ van
de rectus bedekt en de fascia transversalis die de onderste ¼ bedekt. Caudaal van deze
rand grenst de m.rectus abdominis dus direct aan het peritoneum. De vezels van de
ventrale en dorsale lagen van de schede lopen over in elkaar in de ventrale mediaanlijn
de linea alba.
m. rectus De m.transversus abdominalis loopt binnen aan het costale kraakbeen en de m.obliquus
abdominis internus hecht aan de ribbengrenzen, boven de ribgrenzen ligt de rectus abdominis
direct op de thoraxwand.
Enige mediale buikwand spier
Spiervezels van boven naar beneden