Hoorcollegas Gezonde Zieke Cellen I
HC De cel en zijn omgeving
Opdeling college:
- Cel communicatie
- Signaaltransductie
- Celdeling (vernieuwing)
- Celdood
Cel communicatie
Cellen vermenigvuldigen, sterven, specialiseren, werken samen, etc. Hiervoor is een goede
communicatie nodig tussen verschillende soorten cellen.
Gezond weefsel en cellen: de cellen zijn georganiseerd, cellen zijn sociaal (=werken samen), cellen
reageren op signalen uit de omgeving
Maligne weefsel en kankercellen: de cellen zijn ongeorganiseerd, cellen zijn asociaal (=werken
allemaal voor zich, ‘egoïstisch’, doen niet wat ze moeten doen, cellen trekken zich niets aan van
signalen uit de omgeving (kankercellen gaan bijv. delen terwijl ze hier geen signaal voor krijgen,
ongeremde deling)
Signaal → response, zonder signalen gaat een cel dood, er zijn ook speciale signalen die een cel
verplichten te sterven
,Signalen moeten worden opgevangen door een cel en worden omgezet in intracellulaire signalen.
Daarna moet een intracellulair signaal omgezet worden in een respons. Heel dit proces noem je
signaaltransductie.
De inhoud van de cel wordt afgescheiden door het waterig milieu door een fosfolipide bilaag. Een
celmembraan scheidt 2 waterige milieus van elkaar af.
Het celmembraan is een fosfolipide bilaag met daarin verschillende (glyco)proteïnen. Deze eiwitten
vormen bijv. kanaaltjes waardoor transport door de bilaag plaats kan vinden. Deze eiwitten maken
transport door het membraan heen mogelijk.
Transmembraan receptor: een eiwit door het celmembraan heen dat signalen kan transporteren door
de bilaag heen. De receptor doet dit door een ligand (extracellulair signaal molecuul) te binden,
daardoor ontstaat er in de intracellulaire ruimte een bepaalde respons.
Eiwitten zijn amfipathisch: ze hebben zowel een hydrofoob als een hydrofiel deel. Receptor eiwitten
zijn ook amfipathisch omdat ze de celmembraan moeten passeren. Receptor eiwitten zijn vaak alfa-
helices waarbij de hydrofobe aminozuurketens naar buiten steken. De hydrofiele aminozuurketens
steken boven en onder de fosfolipide bilaag uit.
,Extracellulaire signaalmoleculen kunnen zowel hydrofiel als hydrofoob zijn:
- Eiwitten
- Peptiden
- Aminozuren
- Nucleotiden
- Vetzuur derivaten
- Opgeloste gassen
- Steroïden
Vele zwakke, non-covalente verbindingen zorgen voor een hoge affiniteit en specificiteit tussen ligand
en receptor. Hierdoor bindt alleen de juiste ligand aan de juiste receptor.
Signaaltransductie schematische weergave:
Signaaltransductie:
- Transmembraan receptoren → hebben een extracellulair deel en ontvangen ook
extracellulaire signaal moleculen, deze extracellulaire signaal moleculen kunnen vaak wat
groter zijn en hydrofiel
- Intracellulaire receptoren → het signaalmolecuul moet zelf het celmembraan passeren en kan
dan pas aan een receptor binden, bij steroïde hormonen zoals cortisol, testosteron, oestradiol
en het schildklierhormoon, deze signaalmoleculen moeten klein en hydrofoob zijn zodat ze het
celmembraan kunnen passeren
, Vormen van extracellulaire communicatie:
- Endocriene systeem: hormonale systeem, hormoon wordt afgegeven aan het bloed, hormoon
kan door heel het lichaam getransporteerd worden, alleen cellen met de juiste receptor
kunnen deze hormonen binden waardoor een juiste respons ontstaat
- Paracriene systeem: de signalerende cel geeft een signaal af dat wordt afgegeven aan de
extracellulaire ruimte, het bereik is veel kleiner dan bij een hormoon, de targetcellen met de
juiste receptor bevinden zich dicht bij de signalerende cel
- Synaptische systeem: vindt je in het neurale systeem, neuron geeft elektrisch signaal af in het
axon, in de synaps wordt het elektrisch signaal omgezet in een chemisch signaal, target cel
bevindt zich dicht bij de synaps, de signaaloverdracht is ‘privé’
- Contact-afhankelijke systeem: de cel die het signaal geeft is direct verbonden met de target
cel, het signaalmolecuul is gebonden op het plasmamembraan
De systemen zijn gerangschikt op volgorde van bereik → endocriene systeem heeft het grootste
bereik, het contact-afhankelijk systeem heeft het kleinste bereik
Autocriene signalering: de signaleringscel is hetzelfde als de targetcel, de cel scheidt een signaalstof
uit en deze signaalstof kan binden aan een receptor op het eigen membraan