Week 1 en 2 anatomie en fysiologie zenuwstelsel
Hersenstam = De hersenstam of truncus cerebri verbindt het prosencephalon (de grote
hersenen en de tussenhersenen) met de kleine hersenen en het ruggenmerg. De hersenstam
is verantwoordelijk voor onze basisfuncties zoals lichaamstemperatuur, hartslag,
ademhaling, bloeddruk, spijsvertering, oogbewegingen, plassen, horen, proeven, kauwen en
slikken, en het voelen van beweging en zwaartekracht. De hersenstam bestaat uit de
middenhersenen, de pons en het verlengde merg.
Cerebellum = de kleine hersenen of cerebellum zijn onderdeel van de hersenen en
hoofdzakelijk verantwoordelijk voor motoriek. Het cerebellum bevindt zich in het achterste
gedeelte onder de hersenen en zijn onder andere betrokken bij het coördineren van
bewegingen. Daarnaast zijn ze betrokken bij reflexen, taal, aandacht en emotie.
Centrale zenuwstelsel = Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het
ruggenmerg. De functie van het centrale zenuwstelsel is het ontvangen van informatie van
de zintuigen (sensorische informatie) en over onze omgeving en het lichaam. Het verwerken
van deze informatie in de hersenen en verbinden met andere informatie. De verwerkte
informatie gebruiken om spieren en organen aan te sturen.
Perifere zenuwstelsel = Het perifere zenuwstelsel vormt verbindingen vanuit het centrale
zenuwstelsel van en naar de organen en weefsels. Het bestaat uit zenuwen en kleine
concentraties grijze stof. Het perifere zenuwstelsel zorgt ervoor dat signalen van je zintuigen
bij je hersenen terecht komen.
Reflexboog = De reflexboog is de weg die de impuls aflegt vanaf de plaats van prikkeling tot
de plaats van handelen (dit is een spier- of kliercel).
Autonoom zenuwstelsel (sympathisch en parasympatisch) = Algemeen kun je zeggen dat
sympathische zenuwen alle processen stimuleren die met lichamelijke activiteit te maken
hebben (bijvoorbeeld sporten, noodsituaties). Het parasympatisch zenuwstelsel zorgt
voor onbewuste acties in het lichaam zoals slapen, spijsvertering, ademen en zuurstof
binden. Het parasympatisch zenuwstelsel zorgt voor rust en herstel na een actie.
Animale zenuwstelsel = Het animale zenuwstelsel bestaat uit 2 delen, het centrale
zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de
hersenen en het ruggenmerg. Het ruggenmerg geleidt de signalen vanuit de hersenen naar
het perifere zenuwstelsel en de signalen uit het perifere zenuwstelsel naar de hersenen.
Afferente banen = Het ruggenmerg bestaat uit opstijgende en dalende zenuwbundels. Via
opstijgende banen bereikt de sensorische informatie van de zintuigen de hersenen. Dit
worden ook wel afferente banen genoemd.
Efferente banen = Via de dalende banen sturen de hersenen het lichaam aan. Dit worden
de efferente banen genoemd.
Dendrieten = Dendrieten zijn de vertakte uitlopers van een zenuwcel (neuron). Ze geleiden
elektrische impulsen die afkomstig zijn van andere neuronen van en naar het cellichaam van
het neuron waar ze zelf toe behoren.
Axonen = Een axon is een uitloper van een zenuwcel. Hij geeft elektrische impulsen door en
zo zorgt voor informatieoverdracht in de hersenen. Sommige axonen zijn langer dan één
meter. Ze zijn omwikkeld met een isolatielaag genaamd myeline.
,Myelineschede = Een soort laagje om de uitlopers van motorische- en sensorische
zenuwcellen. Dit laagje noemen we de myelineschede. Deze beschermt de zenuwcel.
Insnoeringen van Ranvier = Insnoeringen van Ranvier (ook wel knopen van Ranvier
genoemd) zijn regelmatige onderbrekingen in het myeline-omhulsel rond een axon. De
insnoeringen zijn 1 micrometer lang en stellen de axonale membraan bloot aan het
extracellulair vocht.
Schakelneuronen = Zenuwcel die geheel binnen het centrale zenuwstelsel ligt. Dit neuron
geleidt impulsen van de ene zenuwcel naar de andere zenuwcel.
Witte stof = De witte stof wordt gevormd door uitlopers (axonen) van zenuwcellen. De stof is
ook werkelijk wit, dat komt door de witte laag die om de axonen ligt, de myelineschede. De
witte stof legt verbindingen tussen je hersengebieden en zorgt voor de communicatie
tussen de gebieden en het doorgeven van informatie.
Grijze stof = De grijze stof zit vooral aan de buitenkant van je hersenen. Het bestaat voor het
grootste deel uit zenuwcellen. Je kunt de grijze stof zien als de plek waar informatie wordt
verwerkt. De witte stof zit aan de binnenkant van je hersenen en bestaat uit de verbindingen
tussen de zenuwcellen.
Epineurium = Het epineurium is de buitenste beschermende schede en zit om de
secundaire zenuwbundels (fascikels) van het perifere zenuwstelsel.
Perineurium = Het perineurium is de beschermende mantel om de primaire zenuwbundels
(fascikels) met de endoneuria van het perifere zenuwstelsel. Het perineurium reguleert de
externe krachten die bij het strekken optreden en vormt samen met de endoneuriale
zenuwvezels de bloed-zenuwbarrière.
Tractus = Een tractus is een deel van het centrale zenuwstelsel. Het is een bundel van
gemyeliniseerde axonen binnen het centrale zenuwstelsel.
Associatiebanen = De associatiebanen verbinden corticale gebieden binnen dezelfde
hemisfeer met elkaar.
Commissuren = Het corpus callosum of de hersenbalk is een structuur in de hersenen die de
twee grote hersenhelften met elkaar verbindt en zorgt dat ze informatie kunnen
uitwisselen. Het bestaat uit een bundel van witte stof die vermoedelijk meer dan 200
miljoen axonen (zenuwuitlopers) bevat.
Basale ganglia = De basale ganglia vormen een ringvormige structuur onder de schors van
de grote hersenen rondom de thalamus. Zij vormen een onderdeel van het extrapiramidale
systeem. De basale ganglia omvat een aantal kernen, die het evenwicht, de houding, de
oogbewegingen en 'de aanzet tot' (de planning van) bewegingen regelen. Ze zijn sterk
verbonden met andere motorische gebieden in de hersenen en verbinden de thalamus met
de motorische schors (motorische cortex).
Actiepotentiaal = Actiepotentialen zorgen voor een snelle overdracht van informatie tussen
zenuwcellen onderling en tussen zenuwcellen en andere celtypen zoals spiercellen.
Synaps = Een synaps is het punt waarop twee neuronen met elkaar communiceren.
Synapsen brengen over het algemeen signalen van het axon van het ene neuron over naar
de dendriet van een ander neuron.
Neurotransmitters = Neurotransmitters zijn de signaalstofjes die zenuwimpulsen overdragen
tussen zenuwcellen (neuronen) en/of kliercellen en spiercellen. Je zou het boodschappers
kunnen noemen bestaande uit een chemische substantie.
Motorische eindplaat = Motorisch eindplaatjes is het uiteinde van een motorische zenuw die
een signaal van een zenuw kan overbrengen op een spiervezel waardoor de spiervezel kan
, samentrekken of ontspannen.
Cerebrum = De grote hersenen (cerebrum of telencephalon). Dit is het bovenste en grootste
deel dat de structuur van een walnoot heeft. Dit deel regelt het denken, zien, spreken,
voelen, ruiken en proeven. Het regelt onze emoties, gedrag en ons bewustzijn, maar ook de
aansturing van spieren.
Piramide en extra-piramidebanen = Letterlijk betekent extrapiramidaal systeem: alle
hersendelen buiten de piramidebaan. De piramidebaan is de route waarlangs vanuit de
motorische hersenschors opdracht wordt gegeven om spieren te activeren, zodat een
geplande beweging daadwerkelijk wordt uitgevoerd.
Traject van efferente neuronen die de informatie voor de bewegingen vanuit de
hersenschors naar de effectoren (spieren) brengt, vertrekkend in de premotorische cortex
en voor een gedeelte in het gebied achter de somatosensorische cortex (en misschien nog
andere gebieden).
Primaire en secundaire schorsgebieden = In de primaire sensorische schors komt de
sensorische informatie aan vanuit een aantal zintuigen. Het gaat dan om gevoelens van pijn,
warmte, koude, aanraking, druk en trillingen. Ook vindt hier gewaarwording van spiergevoel
(propriosensoriek) plaats. Betekenis toekennen aan sensorische informatie komt tot stand
door verbindingen met de secundaire sensorische schors. Dit is het schorsgedeelte achter
de primaire sensorische schors. Met de secundaire sensorische schors interpreteer je de
nieuwe sensorische informatie en associeer je deze met eerdere gewaarwordingen uit je
herinnering.
Motorische homonculus = De motorische homunculus ontwikkelt en voert de lichamelijke
bewegingen uit die ons lichaam maakt. Dat is de reden waarom zijn manier van optreden
enigszins anders is dan die van de zintuiglijke homunculus. Zijn mond, ogen en vooral zijn
handen zijn dan ook enorm.
Broca en Wernicke = Het gebied van Wernicke is betrokken bij het begrijpen van taal. Dit
gebied werkt samen met het gebied van Broca om taal te produceren. Het legt verbanden
tussen de representatie van betekenis in het brein, en de klanken die erbij horen als er
gesproken wordt.
Limbische systeem (hippocampus en amygdala) = Het limbisch systeem is een groep
structuren in de grote hersenen die betrokken zijn bij emotie, motivatie, genot en het
emotioneel geheugen. De hippocampus speelt een belangrijke rol bij de opslag van
informatie in het geheugen, de ruimtelijke oriëntatie en het controleren van gedrag dat van
belang is voor de overleving. De amygdala is een amandelvormige structuur die betrokken is
bij het aansturen en verwerken van verschillende emoties, en maakt deel uit van het
limbisch systeem. De amygdala staat in verbinding met de orbitofrontale cortex, de
thalamus, de hypothalamus en de hippocampus.
Thalamus = De thalamus is een hersenkern, een stukje grijze stof, die zowel in de linker- als
de rechterhersenhelft ligt. De thalamus bepaalt welke informatie vanuit je zintuigen
doorgegeven moet worden aan je hersenschors en andersom, en heeft daarmee een heel
belangrijke functie.
Hypothalamus = De hypothalamus is een belangrijk centrum voor de temperatuurregulatie
van het lichaam, het honger- en dorstgevoel, het dag- en nachtritme (de biologische klok),
het emotioneel gedrag en het geheugen. Samen met de hypofyse regelt de hypothalamus
onder meer ons eetgedrag, onze temperatuur en vochtbalans.
Plexus = De plexus brachialis is een knooppunt van zenuwen dat boven het sleutelbeen zit.
Hier vervlechten zich de zenuwwortels die uit het ruggenmerg komen tot een aantal