Probleem 2.7.2 – Jong, snel en wild
LD 1: Wat is ADHD? Welke kenmerken en gevolgen zijn er voor de ontwikkeling
van het kind?
Bron: Kennisclip 1 & 2 - ADHD
Stoornis ADHD – DSM criteria en secundaire kenmerken
Afwijkende vorm van zelfregulatie start al op jonge leeftijd bij kinderen
en is belangrijk voor de ontwikkeling op school in bijvoorbeeld sociale
relaties. De vaardigheden die zelfregulatie mogelijk maken worden
aangestuurd in executieve functies.
Aantal executieve functies die centraal staan werkgeheugen, inhibitie
en cognitieve flexibiliteit.
DSM diagnose voor ADHD wordt gegeven als er problemen zijn in 3
gebieden
o Aandachtstekort tekort in aandacht in de breedste zin van het woord;
moeite met prikkels, vaak chaotisch en moeite met oplossen van
opdrachten. Komen voor in
sociale relaties. Hoe goed zij hun
aandacht kunnen behouden is
situatie gebonden; met motivatie
gaat het vaker makkelijk. Bij
routinematige of saaie taken is dit
vaak lastiger
Selectieve aandacht het
moeite hebben met het
richten van aandacht op 1
specifiek iets.
Volgehouden aandacht hoe lang kun je dan focus houden?
LET OP! Kind moet aan 6 van de 9 criteria voldoen voor diagnose
aandachtstekort.
o Impulsiviteit vanaf de DSM-V samen met hyperactiviteit [ook in
criteria]. Kinderen zijn impulsief in hun handelen; ze zijn ongeduldig en
gaan van de ene naar de andere activiteit. Ze reageren veel op
omgevingsprikkels en kunnen
dit ook niet uitstellen.
Problemen met inhiberen van
motorische reacties is vooral
kenmerk van ADHD
Kortdurende inhibitie kinderen onderbreken de handeling
Langdurende inhibitie
kinderen lezen alle
mogelijke antwoorden
voor ze een optie kiezen.
Je hebt de mogelijkheid
om uit te stellen
o Hyperactiviteit hoge mate
van motorische onrust, lijkt
vaak voor te komen in gestructureerde situaties waarin van kinderen
veel zelfregulatie wordt verwacht.
, LET OP! Kind moet aan 6 van de 9 criteria voldoen voor beide
diagnose.
Er zijn 5 voorwaarden die algemeen gelden voor alle kinderen om
geclassificeerd te worden volgens de DSM
o Voor 12e levensjaar moeten de symptomen beginnen
o Symptomen moeten minimaal 6 maanden aanwezig
o Symptomen moeten niet passen bij het ontwikkelingsniveau
o Symptomen moeten hem belemmeren bij sociaal functioneren
o Symptomen moeten in meerdere situaties voorkomen
Naast hoofdkenmerken kennen we ook secundaire kenmerken, dit zijn
kenmerken die niet in de DSM voorkomen bij de verdenking van ADHD,
maar het zijn wel kenmerken die we vaak zien als bijkomende
problematiek;
o Motorisch gebied 50% heeft last van deze problemen
o Academische prestaties vaak een lager IQ
o Executief functioneren leerstoornissen
o Adaptief functioneren problemen met plannen
o Sociaal gedrag sociaal-emotionele signalen moeilijk te verwerken
o Gezondheidsproblemen vaker ongelukken en meer verslavings- of
middelengebruik.
Stoornis ADHD – uitingsvormen, prognose en verloop
Typen ADHD er zijn 3 verschillende
o ADHD-Inattention aandachtsstoornis is dominant. Kinderen
vertonen minimaal 6 van de 9 criteria voor de diagnose
aandachtstekort. Dit zijn vooral meisjes! Vertonen veel
internaliserend probleemgedrag.
o ADHD- HI hyperactiviteit en impulsiviteit. Kinderen voldoen aan
minimaal 6 van de 9 criteria van hyperactiviteit en impulsiviteit
samen zoals in de DSM-V. Het lijkt de voorloper van ADHD-C
o ADHD-C de combinatie, deze kinderen vertonen 6 criteria van
aandachtstekort van de DSM en ook aan de 6 criteria voor
hyperactiviteit en impulsiviteit van de DSM. Vertonen vaker
externaliserend probleemgedrag.
Ontwikkeling
o De meeste kinderen vertonen al kenmerken op baby/peutertijd. De
meeste kinderen worden doorverwezen in de leeftijd van 6-12 jaar.
Dan gaan ze naar school en verwachten wij meer van hun
gedragscontrole.
o Symptomen veranderen over de tijd aantal kinderen met ADHD-HI
neemt af van kleuterleeftijd tot adolescentie. Aantal kinderen in
ADHD-I neemt juist toe met leeftijd. De diagnose ADHD is het meest
stabiel in de kindertijd! 70-80% voldoet 3 jaar later nog aan de
criteria. Hoe ouder kinderen worden wordt de stabiliteit wel steeds
minder.
o Bij slechts 10% is over tijd te zien dat een groot deel van de
symptomen verdwijnt.
Prevalentie = moeilijk te duiden, door verschillende definities,
onderzoeksmethode en onderzoekspopulaties. Ongeveer 5% van de
, mensen, 3-5x zo veel bij jongens dan bij meisjes. Dit is te verklaren door
het feit dat we bij jongens vaak extremer gedrag zien, en meisjes vaak
minder ernstige problemen of minder zichtbare problemen. De prevalentie
is iets hoger in lage SES milieus.
Co-morbiditeit Komt veel voor met andere stoornissen (60-100% van de
mensen voldoet naast ADHD ook aan minimaal 1 andere diagnose binnen
de DSM). Denk aan ontwikkelingsstoornissen, gedragsstoornissen,
emotionele stoornissen.
o Vaak ook last van middelengebruik, taalstoornissen, ASS, VB,
Tics, Depressie en slaapproblemen.
Bron: Prins, 2014 (H12)
Definitie van ADHD overbeweeglijkheid, concentratieproblemen een
impulsiviteit. Ze zijn druk, hebben veel moeite met hun aandacht voor langere
tijd bij iets vast te houden, kunnen schoolwerk moeilijk plannen, zijn chaotisch,
slordig en vergeten of verliezen vaak hun spullen. Ze vinden het moeilijk om
instructies van ouders en leerkracht op te volgen, waardoor sociale contacten in
en buiten het gezin verstoord kunnen raken. Dit alles bemoeilijkt het leren en
presteren op school.
Let op! Het ADHD-Kind bestaat niet! Er zijn kinderen die vooral in bepaalde
contexten gedragskenmerken van ADHD laten zien en kinderen met
uiteenlopende bijkomende problemen. Hierom moet er gekeken worden naar of
er een algemeen tekort is in zelfregulatie en of de verdenking van ADHD niet
beter opgevat kan worden als een gedragsbeeld van andere verstoorde
processen die leiden tot dezelfde gedragingen.
De normale ontwikkeling van zelfregulatie
Veel gedragingen die tot de diagnose ADHD horen, zoals het moeite
hebben met stilzitten of de aandacht niet bij een taak kunnen houden,
horen ook bij bepaalde ontwikkelingsniveaus/fases. Het is daarom
belangrijk bij diagnostiek van ADHD dat we normatieve leefdtijdspassende
uitingen die storend zijn voor volwassenen, onderscheiden van
leeftijdspassende uitingen van hyperactief/impulsief gedrag.
De normale ontwikkeling van zelfregulatie begint vroeg in de kindertijd,
samen met de rijping van de hersenen en de ontwikkeling van executieve
functies. Ouders zijn hier belangrijke spelers omdat zij remmend of
faciliterend werken op de controle de een kind leert te krijgen op zijn
gedrag.
Het sturen van eigen gedrag en emoties is een belangrijke
ontwikkelingstaak langere tijd concentreren, bewust doelgericht bezig
zijn, directe beloning uitstellen; allemaal uitingen van zelfregulatie
Om met succes school te doorlopen, sociaal competent te worden en werk
te kunnen vinden is zelfregulatie nodig. De vaardigheden die zelfregulatie
mogelijk maken worden aangestuurd door executieve functies.
Executieve functies bij kinderen;
o Het werkgeheugen zorgt ervoor dat actief, relevante informatie in
het geheugen wordt vastgehouden en opgeslagen. Zodra ermee
gewerkt wordt kan het worden opgeroepen