Blok 3 Psychologie
Ontwikkeling van het kind
Hoorcollege 1.1: Inleiding, gedrag en factoren van invloed
Biopsychologie, neurowetenschappen en de menselijke aard
Wat is het verband tussen genen en gedrag?
Evolutie = Organismen veranderen door succesvolle aanpassing aan omgeving.
Het is geen sociaal darwinisme (= de sterksten overleven).
Kernconcept: De evolutie staat voor de verandering van biologische en psychologische, waarbij genetische
variaties die gunstig zijn voor overleving en voortplanting zullen worden doorgegeven van generatie op
generatie.
De succesvolle aanpassing aan de omgeving leidt tot natuurlijke selectie.
In the ‘struggle for life’ is het aantal nakomelingen van organismen altijd groter dan het aantal dat zich tot
volwassenheid ontwikkelt en zich reproduceert.
Bij reproductie doen zich geringe verschillen voor tussen de nakomelingen.
Verschillen die het succes op succesvolle reproductie vergroten worden overgedragen op volgende
generaties = ‘Survival of the fittest’
Adaptief kenmerk = Kenmerk van een soort dat is ontstaan gebaseerd op aanpassing aan een specifieke
omgeving.
Samengevat:
De door Charles Darwin ontwikkelde theorie over de evolutie verklaart gedrag als het resultaat van
natuurlijke selectie. Variatie onder individuen en strijd om hulpbronnen maakt dat het meest adaptie
gedrag overleeft, net als de geschiktste kenmerken. Dit principe verklaart een groot deel van ons gedrag.
De genetica heeft de biologische basis van natuurlijke selectie en erfelijkheid opgehelderd.
Evolutionaire psychologie
Waar zouden fobieën, vanuit evolutionair perspectief bezien, vandaan komen? → Het zijn overblijfselen
van prehistorische voorouders (voorbeeld: gevaarlijke giftige spinnen).
Twee soorten gaan van elkaar afwijken → Adaptieve (aanpassing) selectie.
Gedrag evolueert uit de interactie tussen erfelijkheid en de eisen die de omgeving stelt.
De interactie tussen erfelijkheid en omgeving
De rol van de omgeving: van genotype naar fenotype
Gedragseigenschappen worden vaak bepaald door een combinatie van iemands genetische achtergrond en
zijn omgeving. Genetisch bepaalde eigenschappen vertegenwoordigen een potentieel, het genotype
genoemd, dat kan worden beïnvloed door de omgeving. Het genotype manifesteert zich uiteindelijk in het
fenotype.
Genotype = Kenmerken van een organisme zoals die genetisch zijn vastgesteld.
,Fenotype = Waarneembare fysieke kenmerken van een organisme.
Multifactoriële overerving = De bepaling van eigenschappen door een combinatie van genetische factoren
en omgevingsfactoren, waarbij een genotype zorgt voor een bepaald bereik waarbinnen een fenotype zich
kan manifesteren.
Onderzoek: een antwoord op het nature-nurture-raadsel
Om de verschillende invloeden van erfelijkheid en omgeving te achterhalen, voeren onderzoekers
dieronderzoeken en onderzoeken bij mensen uit. Dat laatste gebeurt voornamelijk met tweelingen.
Bij dieronderzoek is er controle over de genen én de omgeving.
Bij onderzoek bij mensen gaat het om het exploiteren van genetische overeenkomsten en verschillen.
Bijna alle menselijke eigenschappen, kenmerken en gedragspatronen zijn het resultaat van een combinatie
van en interactie tussen nature en nurture.
Epi-genetica = Genen aan-/uitgezet door chemische veranderingen in het genoom.
Intelligentie: hoe meer onderzoek, hoe meer onenigheid tussen onderzoekers
Veel fysieke eigenschappen vertonen sterke genetische invloeden. Hoewel erfelijkheid een belangrijke rol
speelt bij intelligentie, zijn omgevingsfactoren als blootstelling aan boeken, een goede
opleidingservaringen en intelligente vrienden eveneens van zeer grote invloed op intelligentie.
Onze intellectuele vermogens liggen niet vast in onze genen, maar kunnen worden vergroot door leren en
het ontwikkelen van mentale modellen en neurale paden die ons helpen redeneren, oplossen en creëren.
Dat intelligentie niet vastligt blijkt ook uit het feit dat het gemiddelde IQ is meegestegen door
verbeteringen in leefomstandigheden.
Richard Nisbett toont in zijn boek ‘Intelligence and How to Get It’ aan dat intellect niet primair genetisch is,
maar principieel wordt bepaald door maatschappelijke invloeden. Intelligentie wordt vaak vermenigvuldigt
wanneer nieuwsgierigheid wordt gewekt en bevredigd.
Persoonlijkheid
Grote vijf persoonlijkheidskenmerken =
1. Extraversie/introversie;
2. Inschikkelijkheid/wantrouwen;
3. Zorgvuldigheid/laksheid;
4. Emotionele stabiliteit/neuroticisme;
5. Openheid.
Onze omgeving is van invloed op onze persoonlijkheid. De manier waarop onze genetische kenmerken tot
uitdrukking komen, wordt bepaald door de wisselwerking van deze kenmerken met culturele invloeden en
andere omgevingsinvloeden.
Sommige basiskaraktereigenschappen, zoals neuroticisme en extraversie, lijken een genetische oorsprong
te hebben. Zelfs enige minder primaire kenmerken, zoals politieke en religieuze waarden, staand in
verband met genetica.
,Genen beïnvloeden de omgeving
Actief genotype omgevingseffecten = Kind richt zich op omgeving die best aansluiten bij het kind.
Voorbeeld: Actief kind gaat sneller sporten.
Passieve-genotype omgevingseffecten = Genen ouders bepalen omgeving waar kind opgroeit.
Voorbeeld: Sportieve ouders sturen kinderen op een sport.
Evocatieve genotype-omgevingseffecten = Situatie waarin genen van een kind een omgeving oproept.
Voorbeeld: Huilende baby die veel aandacht vraagt.
Hoorcollege 1.2: Lichamelijke/fysieke groei en ontwikkeling
Leeftijdsfasen
Prenatale periode → Voor de geboorte
Baby → 0-2 jaar
Peuter → 2-4 jaar
Kleuter → 4-6 jaar
Schoolkind 6-12 jaar
Adolescent → 12 (vroeg- 12, midden- 15, laat- 18) tot 23 jaar
Drie hoofdontwikkelingsgebieden
1) Motorische ontwikkeling
- Lichamelijke/fysieke ontwikkeling → De groei en veranderingen van het lichaam, de hersenen.
- Spieren leren beheersen en gebruiken → Ontwikkeling motoriek, veel verschillen in wat eerst
ontwikkelt en wat daarna.
o Grove motoriek = Bewegen en coördineren van het hele lichaam: lopen, huppelen, een bal
schieten.
o Fijne motoriek = Oog-hand coördinatie: schrijven en knippen.
- Zintuigen
2) Cognitieve ontwikkeling
- Ontwikkeling van het verstand.
- De abstracte wereld waarnemen, verwerken, onthouden en terughalen.
- Geheugen.
- Intelligentie.
- Taalontwikkeling.
- Creativiteit.
3) Sociale ontwikkeling
- Beleving van jezelf in een wereld met anderen → De interactie met elkaar. Hoe sta jij in verhouding
tot anderen in de wereld? Hoe praat je tegen anderen? Hoe belangrijk vind je anderen? Etc.
- Grootste paraplu voor andere ontwikkelingsgebieden:
o Emotionele ontwikkeling.
o Morele ontwikkeling.
o Identiteitsontwikkeling.
, De fysieke ontwikkeling in de babytijd
De fysieke groei
Reflexen: onze aangeboren fysieke vaardigheden
Reflex = Niet-aangeleerde, gestructureerde, onvrijwillige respons die automatisch optreedt in de
aanwezigheid van bepaalde stimuli.
Sommige reflexen hebben ook waarde als basis voor toekomstige, bewustere gedragspatronen.
Hoewel reflexen per definitie genetisch bepaald en bij alle kinderen aanwezig zijn, bestaan er culturele
variaties in de manier waarop ze zich manifesteren.
Soms zijn reflexen nuttige diagnostische instrumenten voor kinderartsen. Omdat reflexen op vaste
tijdstippen verschijnen en verdwijnen, kan hun aan- of afwezigheid op een bepaald moment in de babytijd
erop wijzen dat er iets mis is met de ontwikkeling van een kind.
Fundamentele reflexen bij baby’s:
Reflex Leeftijd van Omschrijving Mogelijke functie
verdwijnen
Zoekreflex 3 weken Neiging om het hoofd in de richting te draaien Inname van voedsel.
van dingen die de wang raken.
Stapreflex 2 maanden Beweging van de benen wanneer de baby Voorbereiding op
rechtop wordt gehouden en zijn voeten de onafhankelijke
grond raken. voortbewegen.
Zwemreflex 4-6 maanden Neiging om zwembewegingen te maken met Vermijding van gevaar.
de armen en de benen als de baby met zijn
gezicht naar beneden in water ligt.
Moro-reflex 6 maanden Wordt geactiveerd als de ondersteuning voor Bescherming tegen
de nek en het hoofd plotseling verdwijnt. De vallen.
armen spreiden zich en lijken zich vervolgens
ergens aan vast te willen klampen.
Babinskireflex 8-12 Spreiden van de tenen in reactie op een Onbekend
maanden aanraking van de buitenkant van de voet.
Schrikreflex Blijft in In reactie op een plotseling geluid worden de Bescherming
andere armen en vingers gespreid en de rug
vormen overstrekt.
Knipperreflex Blijft Snel sluiten en openen van de ogen bij Bescherming van het
blootstelling aan direct licht. netvlies.
Zuigreflex Blijft Neiging om te zuigen aan dingen die de lippen Inname van voedsel.
raken.
Kokhalsreflex Blijft De keel vrijmaken. Voorkomen van
stikken.