Doel preoperatief onderzoek: in kaart brengen van gezondheidstoestand zorgvrager en inschatting
risico’s van gewenste operatie.
Preoperatief onderzoek kan bestaan uit:
- Anamnese:
o Medicatiegebruik
o Aandoeningen
o Andere operaties gehad
o Allergieën
o Eerder problemen rondom verdoving of narcose
o Relevante voorgeschiedenis
o Alcohol
o Roken
o Middelengebruik
- Behandelwensen patiënt: reanimeren, beademen enz.
- Lichamelijk onderzoek: pols, temp, AHF, lengte, gewicht, bloeddruk, sat, ausculatie hart en
longen, inspectie mond voor beoordeling ademhalingweg, inspectie rug bij ruggenprik.
Aanvullend onderzoek na preoperatieve screening:
- Bloedonderzoek: lever- en nierfunctie voor inschatten bloedingsrisico en mogelijke interactie
met geplande medicatie, hb, ht, nierfunctie, leverfuncties, stolling.
- ECG
- Bloedglucose
- Consult behandelend specialist
- X-thorax
Reden aanvullend onderzoek: wordt gekeken naar actuele gezondheidstoestand, medicatiegebruik
en complexiteit van operatie.
Verpleegkundige aandachtspunten bij preoperatieve fase op een afdeling:
- Voorlichting over verloop operatie
- Nieuwe bevindingen door verpleegkundige anamnese
- Nuchter
- Operatiekleding, toilet gebruiken, controleren en toedienen premedicatie, naambandje
aanbrengen,
- Gebitsprothese, sieraden, piercings verwijderen
- Transport regelen
Classificatie operatieve risico-inschatting: ASA-classificatie
ASA 1: normale gezonde patiënt, rookt niet, geen of minimaal alcoholgebruik.
ASA 2: milde medische aandoening die onder controle is en zonder weerslag op het dagelijks
functioneren bv. roken, matig alcoholgebruik, zwangerschap, obesitas, dm die onder controle is.
ASA 3: ernstige medische aandoening of één of meer matige tot ernstige aandoeningen bv. morbide
obesitas, COPD, pacemaker, hartinfarct gehad.
ASA 4: ernstige medische aandoening die levensbedreigend kan zijn bv. sepsis, hartinfarct.
ASA 5: patiënt die zonder operatie waarschijnlijk overlijdt.
Werking premedicatie: medicatie die voorafgaand aan de operatie wordt gegeven.
- Paracetamol en NSAID’s
- Heparine (frixiparine)
- Insuline en glucose via infuus bij DM1
Anesthesie: operaties kunnen plaatsvinden zonder dat de zorgvrager pijnprikkels ervaart.
Vormen anesthesie en effecten op het lichaam:
- Narcose/algehele anesthesie: bewustzijn wordt tijdelijk verlaagd. Beïnvloedt het hele
lichaam en hersenen, intraveneus of via inhalatie.
o Analgesie: fentanyl
o Bewustzijnverlaging/sedatie:
▪ Benzodiazepine: dormicum
, ▪ Propofol: werkt in op GABA-signaaloverdracht
o Reflex immobiliteit/paralyse: spierrelaxantia, atracurium
Fases:
▪ Inleiding: zorgvrager bewustzijn verlaagd.
▪ Onderhoudsfase: tijdens operatie
▪ Uitleiding: zorgvrager komt bij bewustzijn.
▪ Verkoeverperiode: zorgvrager wordt gemonitord op verkoeverkamer na
operatie.
Bijwerkingen algehele anesthesie:
▪ Slaperigheid
▪ Misselijkheid
▪ Braken
▪ Keelpijn/heesheid door endotracheale tube of larynxmasker
Complicaties algehele anesthesie:
▪ Allergische reactie op medicatie
▪ Gebitsbeschadiging bij inbrengen endotracheale tube of larynxmasker
▪ Neuropathie: tintelingen en krachtverlies door beknelde zenuw door
verkeerde positie van lichaam tijdens operatie
- Sedatie: benzodiazepine in combi met pijnstiller→ zorgvrager maakt operatie minder bewust
mee en blijft zelf ademen.
Bijwerkingen:
• Misselijkheid
• Braken
• Daling zuurstofsaturatie en bloeddruk
- Regionale/Lokale anesthesie: zenuwgeleiding wordt geblokkeerd→ signalen komen niet aan
in hersenen→ geen pijn. Verdoofd groter deel van het lichaam, bewustzijn blijft intact.
o Spinale anesthesie: ruggenprik in subarachnoïdale ruimte rondom cauda equina→
medicatie in liquor→ zorgvrager kan benen niet gebruiken en voelt geen pijn,
verdoving van het hele onderlichaam.
o Epidurale anesthesie: slangetje wordt via ruggenprik in wervelkolom langs dura
mater gebracht waarin het myelum/ruggenmerg ligt voor optimale pijnstilling na
operatie onder algehele anesthesie. Zorgvrager kan benen wel bewegen.
o Perifeer zenuwblok: verdovende medicatie wordt rondom zenuw geïnjecteerd m.b.v.
echografie. Distaal gedeelte van de zenuw wordt geblokkeerd→ motorische uitval.
o Plexusblok: tijdelijke perifere van een deel van het lichaam bv. arm.
Bijwerkingen:
▪ Door procedure zelf
• Bloeddrukverlaging
• Daling hartfrequentie
• Krachtverlies
• Misselijkheid
• Slaperigheid
▪ Door injectie
• Hoofpijn die afneemt bij plat liggen en verergert bij omhoogkomen
door lekkage liquor
• Bloeding
• Infectie
• Zenuwschade
Complicaties:
▪ Perforatie dura mater→ liquor lekkage→ hoofdpijn
▪ Infectie
, ▪ Verkeerde dosering kruipt omhoog→ ademhalingsmoeilijkheden
▪ Urineretentie
▪ Hematoom op insteekplaats→ dwarslaesie
- Plaatselijke verdoving: een klein deel van het lichaam wordt gevoelloos
Spinale anesthesie Epidurale anesthesie
In subarachnoide ruimte Slangetje in dura mater
Zorgvrager kan benen niet gebruiken Zorgvrager kan benen bewegen
Postoperatieve complicaties:
- Nabloeding: inwendig/uitwendig→ acute anemie, shock
Behandeling: opnieuw operatie en bloedtransfusie
- Infectie: pneumonie, UWI, wondinfectie
Symptomen: koorts
Preventie:
o Naleving hygiëneprotocollen
o Toediening antibioticaprofylaxe
o Regelmatig meten lichaamstemperatuur
o Vroeg signalering wondinfectie: pijn, gevoeligheid, zwelling, roodheid, warmte, pus
uit incisie, wonddehiscentie, koorts.
- Delier: acute verwardheid met wisselende verstoring van aandacht, cognitief vermogen en
het bewustzijn.
Ontstaan:
o Door operatie zelf
, o Bijkomende infectie
- Pijn
Ontstaan:
o Door operatie
o Door opgetreden complicatie
- Veneuze trombo-embolie:
Risicofactoren:
o Soort operatie
o Lange duur bedlegerigheid
Preventie:
o Postoperatief tijdelijk antistollingsmedicatie toedienen subcutaan toedienen
heparine
o Zorgvrager zo snel mogelijk mobiliseren
- Ondervoeding:
Behandeling: sondevoeding en drinkvoeding toedienen
- Decubitus:
Ontstaan: langdurige immobiliteit door bedlegerigheid of rolstolgebondenheid
- Wonddehiscentie: wijkende wondranden
Ontstaan: hechting scheurt uit door verhoogde trekkracht in de wond
o Oedeem
o Hematoom
- Littekenbreuk:
Risicofactoren:
o Doorgemaakte wondinfectie
o Obesitas
o Roken
Ontstaan: als complicatie van een buikoperatie door verhoogde abdominale druk scheurt het
littekenweefsel→ organen in buikholte worden alleen nog bedekt door peritoneum en
huid→ kunnen naar buiten stulpen.
o Hoesten
o Zwaar tillen
o Persen
- Shock
- Door medicatie:
o Misselijkheid en braken
o Hoofdpijn
o Urineretentie
o Hypotensie
o Daling hartfrequentie
o Krachtverlies
Verpleegkundige aandachtspunten postoperatieve zorg:
- Vroegsignalering van bijwerkingen en/of complicaties van toegediende medicatie en
anesthesie.
- Preventie en vroegsignalering van postoperatieve complicaties
- Vochtbalans en mictie in de gaten houden
- Schrijven van uitgebreide verpleegkundige overdracht
- Identiteit patiënt
- Recoveryscore en pijnscore
- Beloop en veranderingen in beleid met betrekking tot de recoveryperiode
- Informatie en beloop operatie en toegediende medicatie
- Postoperatieve instructies bij overdracht (bv. blaaskatheter in situ, draininstructies,
afwijkende frequenties controle vitale functies)