Samenvatting klein vaarbewijs 2
Auteur: Bryan Cuperus
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1, inleiding, coördinaten en koeren, van KK naar GrK, van GrK naar K en positie ................ 3
1.1.1, inleiding ..................................................................................................................................... 3
1.2.1, coördinaten en koersen ............................................................................................................ 3
1.2.2, koersen en eindpunt ................................................................................................................. 4
1.2.3, koerscorrecties .......................................................................................................................... 4
1.3.1, van kompaskoers naar grondkoers ........................................................................................... 5
1.4.1, van grondkoers naar kompaskoers ........................................................................................... 5
1.5.1, lichtenlijn en berekeningen ....................................................................................................... 6
1.6.1, voorbeeldfilmpjes YouTube ...................................................................................................... 6
Hoofdstuk 2, peilingen, constructies GrK-KK, constructies KK-GrK, sectorlicht en overige berekeningen
................................................................................................................................................................. 7
2.1.1, peilingen .................................................................................................................................... 7
2.2.1, berekening positie, snelheid en kompaskoers .......................................................................... 7
2.3.1, sectorlichten .............................................................................................................................. 7
Hoofdstuk 3, schip en zeekaart, maritiem betonningsstelsel systeem A, getijden en meteorologie ..... 8
3.1.1, kaar en kaartsymbolen .............................................................................................................. 8
3.1.2, zeekaarttekens .......................................................................................................................... 8
3.2.1, laterale betonning ................................................................................................................... 10
3.2.2, cardinale betonning................................................................................................................. 11
3.3.1, getijden algemeen ................................................................................................................... 11
3.3.2, getijden berekeningen ............................................................................................................ 12
3.4.1, meteorologie ........................................................................................................................... 13
Hoofdstuk 4, ScheepvaartReglement Westerschelde (SRW) ................................................................ 15
4.1.1, SRW definities en vaarregels ................................................................................................... 15
4.2.1, SRW lichten en dagmerken ..................................................................................................... 16
4.3.1, SRW specifiek .......................................................................................................................... 17
2
, Hoofdstuk 1, inleiding, coördinaten en koeren, van KK naar GrK, van
GrK naar K en positie
1.1.1, inleiding
Lengte- en breedtecirkels
Om een punt op de aarde te benoemen, zijn er horizontale en verticale lijnen over de aarde
getekend. Hieruit ontstaan lengtecirkels en breedtecirkels.
Lengtecirkels (= meridianen) verbinden alle punten met dezelfde lengte met elkaar. Lengtecirkels zijn
allemaal even lang en gaan tot maximaal 180 graden oost en west. De 0-meridiaan loopt langs
Greenwich bij Londen.
Breedtecirkels beginnen vanaf de evenaar. Parallel aan de evenaar lopen 90 cirkels richting zuid en
90 cirkels richting noord, dit zijn de breedtecirkels. Deze cirkels worden steeds kleiner (de aarde is bij
de evenaar op zijn ‘bolst’). De cirkel van 90 graden is op de pool.
Maatvoering
Op het land wordt met de meter gewerkt, op zee doen we dat met zeemijlen. De verhouding van
meter tot zeemijl: 1 zeemijl = 1.852 meter.
In plaats van ‘afstand’ wordt de term ‘verheid’ gebruikt als het gaat om scheepsvaart. Verheid is de
afstand tussen 2 punten in zeemijlen.
De snelheid wordt vaak uitgedrukt in knopen. 1 knoop = 1 zeemijl/uur (= 1,852km/uur).
Meetinstrumenten
Aan boord zijn twee snelheidsmeters, de log en de GPS. De log geeft de snelheid aan waarmee je
door het water vaart en geeft aan hoeveel mijl je door het water hebt afgelegd. Dat is niet hetzelfde
als de daadwerkelijke snelheid. Als je voor anker ligt en het water stroomt met een snelheid van 2
knopen, dan geeft de log een snelheid van 2 knopen aan. De log neemt dus de snelheid van het
water (de stroom) mee waardoor het niet aangeeft hoeveel mijl je daadwerkelijk hebt gevaren.
De GPS geeft wel de daadwerkelijke snelheid aan, dit werkt hetzelfde als een kilometerteller in de
auto.
Afkortingen en begrippen
XTE: de cross track error geeft aan hoeveel je van de berekende koerslijn bent afgeweken.
COG: de course over ground is de werkelijke koers die je vaart. Die kan behoorlijk veel afwijken van
de kompaskoers, dit heeft ook met de stroom te maken.
SOG: de speed over ground is de werkelijke snelheid die je hebt ten opzichte van de grond.
DST: de distance is de afstand tot het volgende waypoint.
ETA: de estimated time of arrival is de verwachte aankomsttijd.
1.2.1, coördinaten en koersen
Coördinaten
De punten van een coördinaat worden gemeten met behulp van een passer. De werkwijze gaat als
volgt:
1. Je gaat met de punt van de passer naar hetgeen waar je de coördinaten van wilt weten en
met het andere passerbeen naar de dichtstbijzijnde horizontale lijn. Je draait de passer om,
zet de punt in de linkerbovenhoek en met het andere passerbeen trek je een lijntje op de
staande rand van de kaart.
3