100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Uitgebreide college-aantekeningen voor het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling. €5,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Uitgebreide college-aantekeningen voor het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling.

 15 keer bekeken  1 keer verkocht

Dit document bevat uitgebreide college-aantekeningen voor het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling. Met het leren van puur en alleen deze samenvatting heb ik voor het tentamen een 7,6 gehaald. Ik heb dus GEEN artikelen/literatuur bestudeerd. Heb je een college gemist? Met deze samenvatti...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 38  pagina's

  • 16 februari 2023
  • 38
  • 2022/2023
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (25)
avatar-seller
annevieveen
Forensische aspecten van
kindermishandeling
Uitgewerkte college-aantekeningen

,Thema 1: Slachtoffer van misbruik; wel of niet vertellen?
Deel A: Hoe vaak komt nondisclosure voor?
Let op! Disclosure betekent niet alleen het doen van aangifte van misbruik, maar ook het vertellen over
of verklaren van de meegemaakte mishandeling aan ouders/vriendjes.

Onderzoeker Summit (1983) stelde dat alle slachtoffers aanvankelijk zwijgen over het meemaken van
misbruik. Hij stelde een patroon in disclosure vast aan de hand van de behandeling van slachtoffers van
intrafamiliaal misbruik. Hij kwam tot de diagnose Child Sexual Abuse Accomodation Syndrome (CSAAS).
Accommodatie is het leren omgaan met een stressvolle situatie. In al deze slachtoffers herkende hij
disclosure als een proces, niet als een event. Het proces ziet er volgens hem als volgt uit:
Schuldgevoel/schaamte/angst → Geheimhouden → Voorzichtige disclosure, terugtrekken, ontkennen .
Hierbij is het geheimhouden in stap 2 een vorm van accommodatie. Uiteindelijk werkt deze vorm niet
meer voldoende en begint het proces van disclosure. De drie onderdelen die in fase 3 worden benoemd
worden hierbij telkens doorlopen als een soort spiraal, tot er daadwerkelijke disclosure plaatsvindt.

Wat weten we uit wetenschappelijk onderzoek over disclosure?
Verschillende onderzoeken laten steeds verschillende resultaten zien, die variatie die telkens wordt
gevonden wordt nu geaccepteerd. Er wordt geschat dat tussen de 30% tot 80% van de slachtoffers
bewust niets vertelt over meegemaakt misbruik vóór volwassenheid, dit percentage is over de afgelopen
twintig jaar redelijk heen constant gebleven. De variatie is het gevolg van (grote) methodologische
verschillen tussen de studies. Meet je disclosure na het incident als het direct na de gebeurtenis is
verteld? Of ook als het binnen een jaar na het misbruik is verteld? Dit laatste geeft een hogere
prevalentie. Definieer je childhood disclosure als disclosure vóór 18 jaar oud? Of misschien al vóór 14 jaar
oud? Dit laatste geeft een lagere prevalentie.
In het artikel van London et al. (2015) wordt kritiek gegeven op de studies die zijn uitgevoerd naar
dit onderwerp. Bijna alle studies zijn retrospectief van aard en maken gebruik van zelfrapportage over
het meegemaakte misbruik én over de eventuele disclosure. Hoe betrouwbaar zijn die verklaringen? Het
kan best zo zijn dat je het wel hebt verteld als kind, maar dat je dit als volwassene niet meer weet. Weinig
studies zoeken hierbij naar steunbewijs voor deze eigen verklaringen. En wanneer is er eigenlijk sprake
van nondisclosure? Telt het alleen als kinderen het zelf geheimhouden? Of ook als ze het ontkennen bij
directe vragen? En als ze het toegeven na een directe vraag, is dat dan wel vrijwillige disclosure?

Dus wat nou als we gebruik maken van een ander type onderzoek? Je weet vaak niet dat er sprake is van
misbruik, totdat het kind hierover een verklaring aflegt. Bij zaken van seksueel misbruik ontbreekt het
bewijs vaak, waardoor de verklaring van het slachtoffer heel erg belangrijk wordt. Wanneer is er dan
sprake van een echt “bewijs” van seksueel misbruik? Leader et al. (2007) deden onderzoek naar
disclosure bij gevallen waarbij er hard bewijs was van seksueel misbruik. De politie doorzoekt een huis op
zoek naar drugs, maar vind videomateriaal dat het misbruik van 17 kinderen bewijst, maar: nog niet alle
slachtoffers waren bekend bij de politie. Er zijn 8 kinderen die aangifte hebben gedaan, waarbij een deel
binnen een aantal dagen een verklaring gaf en een ander deel pas na minimaal 3 jaar. Dit is een veel
gerapporteerd patroon dat ook in andere studies naar voren komt. Er wordt ofwel vrij snel (binnen enkele
maanden) verteld over misbruik, ofwel pas na vele maanden/jaren.
Van de kinderen die geen aangifte hebben gedaan, weet je niet zeker of er sprake is van
nondisclosure. Misschien hebben deze kinderen namelijk wel verteld aan hun ouders/vrienden? Van de
kinderen die vertellen, vertellen er maar weinig over het misbruik zelf. Het is onwaarschijnlijk dat dit
komt doordat de kinderen er geen herinneringen meer aan hebben. Als je de kinderen ernaar vraagt,
kunnen ze namelijk zeer gedetailleerde antwoorden geven over events pre- en post het misbruik.
Daarnaast hebben kinderen/mensen normaliter een goed geheugen voor trauma-events. Het duidt dan
waarschijnlijk ook op een hogere drempel om hierover te vertellen, dan over de gevolgen die het kind
ervaart.

Bovenstaande studie is uitzonderlijk, omdat dit harde bewijs maar weinig wordt gevonden. Je zou
bijvoorbeeld ook een wat meer experimenteel onderzoek kunnen opzetten, waarbij je als populatie
gebruik maakt van kinderen die met geslachtsziekten naar het ziekenhuis gaan. Je spreekt dan van een
klinische studie. Hier hebben onderzoekers Lawson & Chaffin (1992) gebruik van gemaakt.




1

,Zij hielden de volgende procedure aan, bij 28 kinderen (M = 7 jaar):
1) Diagnosticeren van geslachtsziekte;
2) Oproep om terug te komen naar het ziekenhuis;
3) Verzorger informeren over de diagnose, en praten over seksuele transmissie en de mogelijkheid
dat er seksueel misbruik heeft plaatsgevonden. Vervolgens wordt de reactie van de ouders
geobserveerd, hadden zij hier mogelijk al over gehoord van het kind zelf?
→ Deze stap moet voorzichtig worden aangepakt, want het kan ook zo zijn dat één van de ouders
de dader van het seksueel misbruik is.
4) Het kind wordt geïnterviewd. Heeft het wel of niet verteld over het misbruik?

Wat waren de resultaten? Ongeveer 43% van de kinderen had wél verteld over het misbruik, maar 57%
had dat nog niet, ondanks evidentie van het misbruik. Dit betekent dat bestaan van bewijs geen garantie
biedt voor disclosure. Ook wanneer kinderen worden geconfronteerd met de evidentie, zullen een aantal
van hen het misbruik alsnog ontkennen. De disclosure wordt wel hoger naarmate de evidentie sterker is.

Deel B: Wat zijn drempels om te vertellen bij seksueel misbruik?
Lemaigre et al. (2017) heeft een review geschreven over 13 studies met in totaal 752 respondenten.
Hierbij hebben zij onderzocht welke factoren disclosure belemmeren, of juist faciliteren. We focussen nu
op dat eerste. Je kunt deze factoren indelen in verschillende niveaus volgens het model van
Bronfenbrenner.

Belemmeringen op individueel niveau
Disclosure-rate is afhankelijk van de leeftijd van het kind, maar hier is geen specifieke leeftijdsgrens aan
te verbinden, en verschilt per kind. Er is over het algemeen meer kans op disclosure bij kinderen dan bij
kleuters en adolescenten. Je kunt dit zien als een grafiek in een omgekeerde u-vorm. De leeftijd heeft
bijvoorbeeld invloed op verbale vaardigheden of het kunnen voelen van schaamte.

De disclosure-rate is ook afhankelijk van het geslacht van het kind. Veel studies laten zien dat jongens
langer wachten met het vertellen dan meisjes. Dit zou kunnen komen doordat jongens minder worden
geaccepteerd als slachtoffer, bijvoorbeeld uit angst om zwakte te laten zien of uit angst voor de
associatie met homoseksualiteit.

Er bestaan ook aanwijzingen dat de disclosure-rate samenhangt met intellectuele beperkingen, maar
hier is nog maar relatief weinig onderzoek naar gedaan. Naarmate een kindje minder beperkt is, is er
minder kans op disclosure, en als er disclosure is, is die vaker delayed. Het zwijgen of een vertraging in
disclosure zou verklaard kunnen worden door een beperking op communicatief gebied, waardoor het
beschrijven van het incident moeilijker gaat. Daarnaast kan het voor hen lastiger zijn om zelf de nodige
stappen te ondernemen (bv. op justitieel gebied) en worden ze misschien minder serieus genomen.
Uit onderzoek is wel duidelijk gebleken dat kinderen met een beperking vaker slachtoffer zijn
van seksueel misbruik. Dit zou kunnen komen doordat ze minder kennis hebben omtrent seksualiteit,
maar ook omdat ze afhankelijker zijn van hun verzorger. Deze verzorger maakt belangrijke keuzes voor
hen, wellicht ook op seksueel gebied? En door deze afhankelijkheid zijn ze meer gewend aan fysiek
contact (bv. voor het wassen). Tot slot blijken deze verzorgers vaker ook daders te zijn. Het is een
kwetsbare groep en dus een “goed” doelwit.

Deze factoren kunnen natuurlijk ook voorkomen op de andere niveaus van het model!
→ Maak voor jezelf een overzicht van factoren die disclosure kunnen faciliteren of beperken aan de hand
van het artikel “Child Abuse & Neglect” van Lemaigre et al.

Factoren die terugkomen in het Child Sexual Abuse Accommodation Syndrome (CSAAS) zijn het
mogelijke schuldgevoel en de angst die een rol spelen bij het faciliteren van de geheimhouding. Dit
schuldgevoel kan een gevolg zijn van het feit dat iemand heeft “meegewerkt” aan het misbruik,
bijvoorbeeld met het idee van “get it over with” of om erger te kunnen voorkomen. Daarnaast kan het
komen doordat iemand niet heeft tegengestribbeld, fysieke reacties heeft gekregen of vanwege blaming
the victim processen.
Dit victim-blaming is meestal een subtiele en primaire reactie, zoals “waarom ben je dan ook
naar hem toe gegaan?”. De mate van victim-blaming verschilt, dit is vaak onderzocht met vignette



2

, studies. Hierbij wordt er een scenario voorgelegd/een video getoond aan proefpersonen, waarna er om
een reactie wordt gevraagd.

- Als er meer gelijkenissen bestaan tussen het slachtoffer en de observer (bijvoorbeeld wat
betreft uiterlijk, maar ook beroep) is er een lagere mate van victim-blaming. Hierbij past de
zogenaamde Defensive Attribution Hypothesis.
- Als er een relatie bestaat tussen de dader en het slachtoffer en de dader is dus een bekende, dan
is er een hogere mate van victim-blaming.
- Ook het geslacht van het slachtoffer en van de observer heeft invloed. Mannelijke observers
minimaliseren verkrachting vaker dan vrouwelijke observers. Bij mannelijke slachtoffers is er
daarnaast vaker sprake van victim-blaming dan bij vrouwelijke slachtoffers, en dit wordt zelfs
nog meer als de dader ook een man is.
- De mate waarin het slachtoffer weerstand toont is ook van belang. Hoe minder weerstand er
wordt getoond, hoe meer victim-blaming er voor komt.
→ Dit betreft óók factoren die de mate van disclosure beïnvloeden, dus er is een complexe interactie!

De andere factor uit het CSAAS is angst. Dit kan worden opgeroepen door bedreigingen vanuit de dader,
maar het kan ook komen vanuit het slachtoffer zelf, bijvoorbeeld wanneer ze bang zijn voor de gevolgen.
Voorbeelden zijn gevolgen voor de dader, want daar kan het slachtoffer ook positieve gevoelens voor
hebben. Een kind kan bijvoorbeeld bang zijn dat de vader wordt opgesloten in de gevangenis, en bang zijn
dat het gezin uit elkaar valt. Tot slot is ook van invloed of het kind denkt dat het geloofd zal worden door
de omgeving en of het support vanuit die omgeving kan verwachten.
Er is onderzoek gedaan naar de samenhang tussen social support en de mate van disclosure. Dit
is gedaan in het onderzoek van Lawson & Chaffin (1992), door bij stap 3 de ouders apart te nemen, en te
vragen of misbruik van hun kind een optie zou kunnen zijn. Er blijkt inderdaad sprake te zijn van deze
samenhang: ouders die misbruik minder plausibel vinden hebben vaker kinderen die NIET vertellen over
het misbruik, dan ouders die misbruik wel plausibel vinden. Mogelijk anticiperen kinderen dus op de
reactie van hun ouders, en bepaalt dat deels of er wel of geen sprake is van disclosure. Angst om niet
geloofd te worden belemmert dus de disclosure. Ze zijn vaak bang voor negatieve reacties na disclosure,
zoals niet geloofd worden, dat de ouders in relatie blijven met de dader en zijn/haar kant kiezen, of dat
het kind zelfs als medeschuldige wordt gezien.

Deel C: Hoe zit dat bij andere vormen van kindermishandeling?
Spelen de bovenstaande factoren die disclosure belemmeren/faciliteren ook een rol bij andere vormen
van kindermishandeling? Er is een beperkt aantal studies uitgevoerd naar disclosure-rate bij andere
vormen van mishandeling. In haar studie vergelijkt McGuire et al. (2020) de disclosure-rate bij fysieke
mishandeling met die bij seksueel misbruik. Deze studie laat zien dat fysieke mishandeling vaker op
andere manieren wordt ontdekt (bv. blauwe plekken). Er is dan ook vaker sprake van zogenaamde
accidental disclosure, zoals beschreven in het artikel van Lavoie et al. (2022). Bij seksueel misbruik is er
een veel belangrijke rol weggelegd voor de disclosure/verklaring als enige vorm van evidentie. Over het
algemeen is er dan ook meer sprake van disclosure bij seksueel misbruik dan bij fysieke mishandeling,
waarbij verschillen tussen mannen en vrouwen eigenlijk niet relevant zijn.

Non-disclosure komt ook voor bij fysieke/emotionele verwaarlozing. Misschien zelfs nog wel meer dan
bij misbruik of mishandeling, omdat kinderen zich er vaak niet van bewust zijn dat ze verwaarloosd
worden. Het kind weet niet dat het gedrag van de ouders eigenlijk “niet oké” is. Maar telt dit dan eigenlijk
wel als non-disclosure, als het kind niet weet dat er iets verteld dient te worden? Ook verwaarlozing
wordt vaak op een andere manier ontdekt, en maar in 4% van de gevallen is de ontdekking het gevolg van
disclosure; maar bij seksueel misbruik is dit bijna 60%! Fysieke verwaarlozing en mishandeling worden
bijvoorbeeld vaker ontdekt door het bellen van een alarmnummer of doordat er een melding is gedaan
door een derde.

De factoren die disclosure belemmeringen als het gaat om seksueel misbruik spelen ook een rol bij
andere vormen van kindermishandeling. Denk hierbij aan loyaliteit, angst voor de mogelijke gevolgen,
schaamte of een schuldgevoel. Maar er zijn ook andere factoren die een rol spelen. Omdat de dader van
FM vaker iemand binnen het gezin is dan bij SM, is er wellicht nog meer sprake van een loyaliteitsconflict
en ook meer angst voor de gevolgen van de eventuele disclosure.



3

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper annevieveen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67096 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,99  1x  verkocht
  • (0)
  Kopen