Onderneming en Recht eindtoets
Week 1
De onderneming in het ondernemingsrecht
• Art. 2 lid 1 HrB jo. Art. 1 lid 1 sub b HrW jo. Art. 1 lid 1 onder c Wor: definitie ‘onderneming’
• Art. 7:663 BW: bij de overgang van een onderneming gaan arbeidsovereenkomsten ook mee.
o Doel: werknemersbescherming
• Privaatrechtelijk:
o Eenpersoonszaak: geen scheiding tussen privé en zakelijk vermogen.
• Privaatrechtelijk & ondernemingsrechtelijk:
o Personenvennootschappen: contractuele rechtsvormen
§ Maatschap, Vennootschap onder Firma, Commanditaire vennootschap
§ Contractueel opgericht.
o Rechtspersonen: institutionele rechtsvormen: zelfstandige entiteiten.
§ Vereniging, NV, BV, Stichting, Coöperatie, Onderlinge waarborgmaatschappij
§ Art. 2:3 jo. 2:5 BW: bezitten rechtspersoonlijkheid en het zijn rechtspersonen
welke met vermogensrecht betreft met natuurlijk persoon gelijk staan.
§ Opgericht binnen wettelijke mogelijkheden.
Personenvennootschappen
• Samenwerkingsovereenkomsten: contractspartijen houden gezamenlijk een onderneming in
stand en delen samen in de winst en het verlies.
• Art. 7A:1655 BW: de basisomschrijving van personenvennootschappen (maatschap).
o Art. 7A:1655 is ook van toepassing op VOF en CV met aanvullende eigenschappen
(gekwalificeerde maatschappen). Dat betekent dat ook voor de VOF/CV de regels van
de maatschap altijd gelden, tenzij er specifiek wordt afgeweken van zo een regel (bijv.
art. 7A:1679 BW vs. Art. 18 WvK)
• Art. 16 WvK: vennootschap onder firma
• Art. 19 lid 1 en lid 2 WvK: Commanditaire vennootschap en/of gekwalificeerde VOF
Stille versus openbare samenwerking
• Stille samenwerking; betekent dat buitenwereld niet weten/zien dat er wordt samengewerkt.
o Geval wanneer geen gemeenschappelijke naam is of die is er wel, maar alleen voor
intern gebruik.
o Bij stille samenwerking, is er altijd sprake van maatschap.
• Openbare samenwerking; betekent dat de buitenwereld wel weten/zien dat er wordt
samengewerkt.
o Geval wanneer er wel gemeenschappelijke naam is en wanneer men naar buiten toe
gezamenlijk optreedt.
o Bij openbare samenwerking kan er sprake zijn van maatschap, VOF Of CV.
Beroeps- versus bedrijfsuitoefening
• Van beroepsuitoefening is sprake indien de persoonlijke kwaliteiten van aanbieder centraal
staan, er een (sterke) vertrouwensband tussen cliënt en aanbieder, voor de aanbieder
tuchtrecht geldt en er ereregels zijn. à Maatschap
• Van bedrijfsuitoefening is een restcategorie, zoals schilders, bakkers, schoonmakers, etc.
o Bij openbare bedrijfsuitoefening is er sprake van een VOF/CV. Bij stille
bedrijfsuitoefening is er sprake van een (stille) maatschap.
,Wanneer is er sprake van een maatschap? (Stappenplan).
Elementen art. 7A:1655 BW en HR Astense Dierenartsenpraktijk.
1) Overeenkomst aangegaan (vormvrij, art. 3:37 lid 1 BW): niet zozeer opgericht
2) Samenwerking; min of meer op basis van gelijkheid/gelijkwaardigheid. (Geen
gezagsverhouding of andere hiërarchische verhouding).
3) Verdeling van voordeel; art. 7A:1670 BW: en ook van verlies
4) Inbreng; art. 7A: 1662 lid 1 BW: kan bestaan in geld, goederen, genot van goederen en arbeid.
5) Gerichtheid op voordeel voor alle deelnemers; vennoten mogen niet worden uitgesloten van
de winst (Art. 7A:1672 BW; leeuwenmaatschap à let op: het beding is nietig; niet de
maatschap zelf.)
Vennootschap onder firma (Art. 15-34 WvK)
• Vereisten volgen uit art. 16 WvK (NOEMEN)
• Art. 18 WvK: vennoten van vof zijn hoofdelijk verbonden voor de verbintenissen van de vof.
• Voldaan aan de eisen van de maatschap + Uitoefening van een bedrijf
• Onder gemeenschappelijke naam aangegaan; openbare samenwerking.
o Voor derden moet de naam bekend zijn op welke manier dan ook, Alleen onder elkaar
de naam (in privé) gebruiken is dus onvoldoende.
• Ook een vof kan mondeling tot stand komen.
Commanditaire vennootschap (Art. 19-21 WvK)
• De CV kan een gekwalificeerde maatschap zijn en/of een gekwalificeerde VOF zijn.
• De commandiet is niet aansprakelijk voor schulden, niet verbonden voor verbintenissen van
de CV. (Art. 20 lid 3 WvK). Dit wordt ook wel uit art. 19 lid 1 WvK afgeleid.
• Uitzondering op art. 20 lid 3 WvK: Naamvoeringsverbod (Art. 20 lid 1 WvK) en bestuurs-
/beheersverbod (Art. 20 lid 2 WvK).
o Let op: bij bepalen intern beleid mag de commandiet wel meebeslissen.
o Bij overtreding biedt. Art. 21 WvK een strenge actie.
o Art. 20 lid 1 stel je was eerst al hoofdelijk verbonden maar gaat dan met pensioen en
stapt uit de vennoot maar wil nog wel geldschieter zijn dan mag je naam wel nog
worden doorgevoerd in de naam.
Beheersverbod CV
HR Restaria Lunchroom de katterug-arrest
• Voor commanditaire vennoten geldt het bestuurs- en beheersverbod ex. Art. 20 lid 2 WvK.
Overtreding? Sanctie ex. Art. 21 WvK. Hierdoor wordt de commandiet aansprakelijk voor alle
schulden van de CV (ook voor de schulden die bestonden voor overtreding).
• Uit dit arrest volgt dat dit in beginsel gewoon geldt, maar dat rechter deze straf mag matigen
wanneer deze onevenredig bezwarend zou uitpakken in het licht van de aard en de ernst van
de overtreding, daarbij gelet op de vraag of derden op de hoogte waren van de
vennootschappelijke positie van de commandiet of dat behoorden te zijn en de vraag of de
commandiet verwijtbaar gehandeld heeft.
De vennootschappelijke gemeenschap
• ‘Gebonden gemeenschap’ in zin van Boek 3 (art. 3:166 BW, HR Van den Broek/Van der Linden)
• Afgescheiden vermogen: het vennootschappelijk vermogen dient als exclusief verhaalsobject
voor de zaaks crediteuren van de vennootschap. (HR De Gouw/De Hamer en de Hamer)
• Zaakscrediteuren kunnen uit het privévermogen halen tenzij te maken hebben met
faillietverklaring dan kunnen ze ook uit het afgescheiden vermogen halen.
• De privécrediteuren van vennoot kunnen zich hier dus niet op verhalen in beginsel (maar via
faillietverklaring kun je omzeilen via art. 7A:1683 onder 4 BW en daaropvolgende verdeling)
,HR VDV Totaalbouw-arrest
• Maatschap/vof/cv zijn geen rechtspersonen, maar hebben wel een afgescheiden vermogen.
(Zie HR van der Broeke/van den Linden).
• Een vof wordt door de wet op sommige plaatsen als rechtssubject behandeld dat zelfstandig
deelneemt aan het rechtsverkeer (Art. 4 lid 3 Fw).
• Als gevolg daarvan kan een vof als zodanig failliet gaan, maar brengt niet automatisch (= van
rechtswege) het faillissement van afzonderlijke vennoten met zich mee. Staat op zichzelf los.
Het UWV-arrest (VOF kenmerken, vereisten)
• In dit arrest gaat de HR in op diverse aspecten van de VOF die voor het grootste gedeelte als
zodanig niet of onduidelijk in de wet staan.
1) De grondslag van de vof is art. 16 WvK jo. 7A:1655 BW (bijzondere overeenkomst). De vof
is derhalve geen rechtspersoon (Art. 2:3 BW).
2) De vof heeft in het rechtsverkeer echter wel een bepaalde zelfstandige positie. Zo kan een
vof als zodanig failliet gaan (Art. 4 lid 3 Fw, VDV Totaalbouw arrest)
3) Het vermogen dat de vennoten in een vof hebben ingebracht is geen eigen vermogen van
de vof, maar wel een afgescheiden vermogen. Dat vermogen dient mede als exclusief
verhaalsobject voor de zaaks crediteuren. (HR De Gouw/De Hamer en de Hamer)
4) Nu een vof geen rechtspersoon is, kan deze ook niet als zelfstandige entiteit aan bijv.
overeenkomsten gebonden worden. Wanneer een vennoot in naam van de vof een
overeenkomst sluit, wordt die overeenkomst beschouwd als zijnde een overeenkomst
met de gezamenlijke vennoten à art. 17 WvK
5) Iedere vennoot van een vof is voor het geheel aansprakelijk voor de schulden van de vof
en hoofdelijk verbonden jegens de schuldeisers (Art. 18 WvK).
6) Een schuldeiser kan zijn vordering jegens de vof/de gezamenlijk vennoten op twee
manieren verhalen. Ten eerste kan hij het afgescheiden vermogen van de vof aanspreken
en ten tweede de privévermogens van de vennoten. Hij kan kiezen wie hij aanspreekt en
wanneer hij dat doet.
, Week 2
Oprichting van Rechtspersonen (algemeen)
• In beginsel is altijd notariële oprichtingsakte vereist. Dit staat voor elke rechtspersoon in de
beginartikelen van wet daarover. à Behalve informele vereniging (Art. 2:30 lid 1 jo. Lid 2 BW)
• Ontstaansgebrek: art. 2:4 lid 1 BW
o De rechtspersoon ontstaat niet
o Leidt tot nietigheid; het heeft nooit bestaan
o Voorbeeld: ontbreken van de notariële akte (informele vereniging)
• Oprichtingsgebrek: art. 2:21 lid 1 BW jo. Art. 2:4 lid 1 BW
o De rechtspersoon bestaat rechtens wel
o Voor ontbinding vatbaar na eventuele hersteltermijn
o Voorbeeld: ontbrekende/onjuiste inhoud van de notariële akte
Vereniging en coöperatie
• Art. 2:26 BW: materiële kenmerken van een vereniging: Rechtspersoon met leden die is
gericht op een doel; Oprichting bij meerzijdige rechtshandeling; Verbod op winstuitkering.
• Art. 2:53 BW à als coöperatie opgerichte vereniging; heeft ook leden, maar een ander doel,
namelijk in de stoffelijke behoeften van haar leden voorzien. (Geen verdeling van winst)
• Voor beide geldt: Er is een bestuur, en het orgaan waarin de leden bijeenkomen is de
algemene ledenvergadering.
Hof Arnhem The Lord’s Choir-arrest (vereniging)
• ‘Een vereniging kan ontstaan doordat een samenwerkingsverband van personen als eenheid
gaat deelnemen aan het rechtsverkeer. Niet noodzakelijk is dan dat het doen ontstaan van
een rechtspersoon door de samenwerkenden uitdrukkelijk is gewild.’
• Informele vereniging beperkt rechtsbevoegd, geen registergoederen verkrijgen (2:30 lid 1 BW)
Stichting (art. 2:285 BW)
• Art. 2:285 lid 1 en 3 BW: materiële kenmerken: Een ledenverbod, doelvermogen,
uitkeringsverbod (behalve uitkeringen met een ideële of sociale strekking)
Onderlinge waarborgmaatschappij (Art. 2:53 t/m 63k BW)
• Art. 2:53 lid 2 BW: materiële kenmerken: ‘Als onderlinge waarborgmaatschappij opgerichte
vereniging’, sluiten van verzekeringsovereenkomsten met de leden, uitoefening van een
verzekeringsbedrijf t.b.v. die leden. (Winstverdelingsverbod geldt niet (Art. 2:53a lid 1 BW))
• Er is een bestuur, en het orgaan waarin de leden bijeenkomen is de algemene vergadering.
Agency problem
• Bij verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen kan het agency problem
een rol spelen; het bestuur heeft een informatievoorsprong en het ledenbestand is te groot
om tegenwicht te bieden.
NV en BV (kapitaalvennootschappen)
• Art. 2:64 lid 1 BW: Naamloze vennootschap: een kapitaal dat in aandelen is verdeeld (er zijn
dus een of meer aandeelhouders), de aandelen zijn vrij overdraagbaar (Art. 2:87 BW)
o Jo. Art. 2:105 lid 1 BW: de winst komt de aandeelhouders ten goede.
• Art. 2:175 lid 1 BW: Besloten vennootschap: een kapitaal dat in aandelen is verdeeld (er zijn
dus één of meer aandeelhouders), de aandelen zijn (in beginsel) niet vrij overdraagbaar (Art.
2:195: blokkeringsregeling: eerst aanbieden aan medeaandeelhouders).