Samenvatting theorie leesvaardigheid
Het onderwerp van een tekst
Waar een tekst over gaat, noem je het onderwerp van de tekst. Je kunt met een of
een paar woorden zeggen wat het onderwerp is. Om het onderwerp te vinden, lees je
de tekst oriënterend, dat wil zeggen:
1. Bekijk de tekst:
Kijk naar de titel.
Kijk naar de illustraties (plaatjes, foto’s, lijstjes, rijtjes of schema’s).
Kijk naar eventuele tussenkopjes (de ‘titels’ van tekstgedeeltes).
Let op anders gedrukte woorden (vet, cursief, GROOT of gekleurd).
2. Lees de eerste alinea; soms is die vetgedrukt.
Inleiding, middenstuk en slot van een tekst
In de inleiding wordt duidelijk gemaakt waar de tekst over gaat. Vaak gebeurt dat
met een voorbeeld, een (grappig) verhaaltje (anekdote) of een bijzondere situatie.
Daarmee wordt de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst.
Het middenstuk (kern) is het grootste deel van de tekst. Het is vaak verdeeld
in deelonderwerpen. Een deelonderwerp is een aspect (deel, kant) van het
onderwerp. Het bestaat uit een of meer alinea’s met soms een tussenkopje erboven.
Lees de tekst globaal om een deelonderwerp te vinden: je leest dan vooral de eerste
en laatste zinnen van alle alinea’s.
Het laatste deel van een tekst is het slot. Daar vind je bijvoorbeeld een conclusie of
een korte samenvatting. In het slot wordt ook wel naar de toekomst gekeken of er
wordt aangesloten bij de inleiding, zodat het verhaal mooi ‘rond’ is. Bij
nieuwsberichten ontbreekt vaak het slot, net als bij informatieve teksten in
bijvoorbeeld naslagwerken en op internet.
, Hoofdgedachte van een tekst
De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin, die het belangrijkste samenvat
wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt. De hoofdgedachte staat meestal in
de inleiding of in het slot. Het kan zijn dat je de hoofdgedachte daar letterlijk vindt,
maar soms moet je zelf een zin formuleren. Om te bepalen wat de hoofdgedachte
van een tekst is, moet je de tekst precies lezen: je leest de tekst nauwkeurig van het
begin tot het eind.
Tekstverbanden en signaalwoorden
Een tekst is beter te begrijpen als je weet wat de delen met elkaar te maken hebben.
Je herkent de samenhang (het verband) tussen woorden, zinnen en alinea’s
aan signaalwoorden. Er bestaan verschillende tekstverbanden.
Tekstverband Signaalwoorden
Een chronologisch verband beschrijft vroeger, later, nu, eerst, daarna,
gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde. vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk,
intussen, binnenkort; ook jaartallen
en data
In een opsommend verband worden dingen ten eerste, ten tweede, om te
achter elkaar opgenoemd. beginnen, bovendien, ook (nog),
verder, ten slotte, en, niet alleen …
(maar) ook; ook liggende streepjes
(–), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’ (•)
In een tegenstellend verband worden maar, tegenover, daarentegen, toch,
tegenovergestelde dingen genoemd. echter, hoewel, ofschoon, ondanks,
aan de ene kant … aan de andere
kant