FC2 Belangrijkste Punten
Thema Afweer
• Je kunt uitleggen wat de functie van het afweersysteem in ons lichaam is.
• Je kunt de volgende onderdelen van de niet-specifieke immuniteit uitleggen: fysieke barrières,
fagocyten, immunologische surveillance, interferonen, ontstekingsreactie en koorts. Het
complementsusteem valt buiten het bestek van deze cursus
• Je kunt de 4 verschillende T-cellen en hun functie benoemen (cytotoxische T-cel, T-helpercel, T-
geheugencel, T-suppressorcel)
• Je kunt de cel gemedieerde immuniteit stapsgewijs uitleggen (presentatie antigeen aan T-cel,
activering van T-cel, differentiatie van T-cel naar cytotoxische T-cel, afgifte
lymfotoxine/cytokinen/perforine,
vernietigen geïnfecteerde cel)
• Je kunt de antistof gemedieerde immuniteit stapsgewijs uitleggen (bij eerste infectie
sensibilisering B-cel door antigeen, activering B-cel door T-helpercel, vorming van plasmacellen en
B-geheugencellen,
plasmacellen produceren antistoffen)
• Je kunt de 4 typen van specifieke immuniteit uitleggen.
• Je kunt van de belangrijkste ziekteverwekkers (bacteriën, virussen) benoemen wat de
belangrijkste
eigenschappen van deze verwekkers zijn
• Je kunt de bouw van bacteriën benoemen
• Je kunt bacteriën op 3 manieren classificeren, nl. op soort celwand (gram positief, gram negatief),
op vorm en op zuurstofbehoefte
• Je kent de opbouw van de celwand van bacteriën en kan het verschil tussen Gram negatieve en
Gram positieve bacteriën uitleggen.
• Je kunt uitleggen hoe een bacteriële infectie ontstaat
• Je kunt de 4 aangrijpingspunten (remming celwandsynthese, remming eiwitsynthese (via
ribosomen), remming van de DNA synthese, aangrijpen op de specifieke bacteriestofwisseling) van
antibiotica op de bacterie uitleggen
• Je kunt het werkingsmechanisme van de volgende antibioticagroepen uitleggen: penicillinen,
macroliden, tetracyclinen, chinolonen
• Je kunt het werkingsmechanisme van het geneesmiddel co-trimoxazol uitleggen
• Je kunt de drie belangrijkste mechanismen van resistentie benoemen
• Je kunt het gevaar van antibiotica-resistentie uitleggen
• Je kunt uitleggen hoe multiresistente bacteriën kunnen ontstaan
• Je kunt de volgende termen die te maken hebben met antibiotica uitleggen: bacteriostatisch,
bactericide, smalspectrum, breedspectrum, gram positief, gram negatief.
• Je kunt uitleggen dat een allergische reactie een afwijkende reactie is van het immuunsysteem
• Je kunt uitleggen wat er wordt bedoeld met allergeen (denk in dit kader OOK aan specifieke en
niet-specifieke allergenen, komt aan bod bij astma)
• Je kunt het proces van de type I allergie (direct reactie) stapsgewijs uitleggen (eerste contact,
tweede contact, allergeen presenterende cel, allergeen, mestcel, histamine, type IgE antistof,
allergische reactie)
• Je kunt de meest voorkomende verschijnselen van een allergische reactie benoemen (loopneus,
tranende ogen, geprikkelde slijmvliezen, hoesten, benauwdheid, diarree, uitgebreide huiduitslag,
verlaging bloeddruk)
,• Je kunt uitleggen wat de pathologie is van een anafylactische shock
• Je kunt benoemen welke geneesmiddelgroep er bij een allergische aandoening gegeven wordt en
wat het werkingsmechanisme hiervan is (antihistaminica)
• Je kunt de belangrijkste eigenschappen van virussen als ziekteverwekker uitleggen
• Je kunt de bouw van virussen benoemen
• Je kunt uitleggen hoe afwijkende immuunreacties leiden tot afwijkingen van het immuunstelsel
• Je kunt uitleggen hoe vaccinatie leidt tot immuniteit
• Je kent de definitie van passieve en actieve immuniteit en je kan hierbij voorbeelden noemen.
• Je kunt uitleggen wat de pathologie van een virusinfectie is (in algemene zin)
• Je kunt uitleggen wat de werking is van de verschillende groepen geneesmiddelen die gegeven
worden
bij virale infecties (proteaseremmers, reverse transcriptaseremmers, integraseremmers,
fusieremmers).
Het immuun stelsel is een functioneel systeem en omvat delen van de huid, het beenderenstelsel,
het lymfestelsel, het cardiovasculaire stelsel, het ademhalingsstelsel en het spijsverteringsstelsel. De
verdedigingsreactie van het lichaam tegen schadelijke organismen en gevaarlijke stoffen wordt de
immuunreactie genoemd. De aangeboren, niet-speciefieke afweer verhindert dat micro-organismen
of schadelijke stoffen uit de omgeving binnenkomen of beperken de verspreiding van deze
organismen of stoffen naar of door het lichaam. De zes grote groepen niet-specifieke
verdedigingsmechanismen zijn:
1) Fysieke Barrières, houden gevaarlijke organismen en stoffen buiten het lichaam.
2) Fagocyten, fagocyteren pathogenen en celdebris.
3) Immunologische surveillance, de vernietiging van abnormale cellen door NK-cellen in
perifere weefsels.
4) Interferonen, chemische boodschappers die de verdediging tegen virale infecties
coördineren.
5) Ontstekingsreactie, gelokaliseerde respons op weefselniveau die de verspreiding van een
verwonding of infectie tegengaat.
6) Koorts, verhoging van de lichaamstemperatuur die het weefselmetabolisme en de activiteit
van de afweer versnelt.
De vier belangrijkste celtypen die ontstaan zijn:
1) Cytotoxische T-cellen (Tc’s) of killer-T-cellen zijn verantwoordelijk voor de cel gemedieerde
immuniteit.
2) Geactiveerde T-helpercellen scheiden verschillende cytokinen af die specifieke en niet-
specifieke afweer coördineren.
3) Na de activering van cytotoxische T-cellen en T-helpercellen ontwikkelen enkele van de
cellen zicht tot T-geheugen, waardoor de immuunreactie sneller en effectiever verloopt.
4) Geactiveerde regulerende T-cellen modificeren de reacties van andere T-cellen en B-cellen
door cytokinen af te geven die suppressiefactoren worden genoemd.
Er zijn twee soorten adaptieve (specifieke) namelijk de celgemedieerde en antistof gemedieerde
immuniteit. Bij de celgemedieerde immuniteit worden de cytotoxische, T-geheugen en de suppressor
cellen geactiveerd. Deze vallen en vernietigen het antigeen direct doormiddel van een chemische en
fysische aanval. Bij de antistof gemedieerde immuniteit worden de T-helper en de T-geheugencellen
geactiveerd. De T-helpercellen activeren de B-cellen die plasmacellen produceren. Deze vernietigen
het antigeen doormiddel van secretie van het antilichaam.
, De specifieke immuniteit kent 4 soorten:
- Lymfocyten in het lymfestelsel
T-cellen (uit de Thymus)
B-cellen (uit het Beenmerg)
- Cellulaire immuniteit
Directe fysische en chemische aanval
- Antistof gemedieerde immuniteit
Aanval door antistoffen in het bloed
- Antigeen herkenning
Alles wat een reactie van het afweersysteem kan opwekken
Bacteriën vormen de grootste biomassa op aarde, groter dan alle regenwouden bij elkaar. Ze groeien
snel door celdeling: één bacterie deelt zich tot twee bacteriën , die zich beide weer tot twee nieuwe
delen enzovoort. Onze verteringsenzymen en ons maagzuur zijn mogelijk niet opgewassen tegen het
enorme aantal bacteriën dat door de ongecontroleerde vermeerdering is ontstaan. De bacteriën
kunnen daardoor de maagpassage overleven en in de dunne darm terechtkomen. Daar kunnen ze
een infectie veroorzaken, die gepaard kan gaan met de symptomen van voedselvergiftiging.
In tegenstelling tot eukaryote cellen, hebben bacteriën ook geen mitochondriën, endoplasmatisch
reticulum, golgi-apparaat of een kern. Ze hebben wel DNA, dat de genetische code vormt voor hun
eiwitten, maar dit zit niet in een kern die door een membraan wordt omgeven. De bacterie dankt zijn
beperkte vermogen om zich te verplaatsen aan flagellen, fijne zweephaartjes waarmee hij zich
voortbeweegt. Fimbriae, fijne haartjes die op sommige bacteriën aanwezig zijn, worden niet voor de
voortbeweging gebruikt. Virussen zijn alleen zichtbaar onder een elektronenmicroscoop. Het zijn
obligaat intracellulaire parasieten. Virussen zijn altijd ziekteverwekkend voor hun gastheer. De
meeste organismen zijn vatbaar voor aanvallen door virussen. Dieren, planten, schimmels en zelfs
bacteriën zijn doelwitten van virussen. Virussen hebben een heel eenvoudige bouw. Vaak bestaan uit
niet meer dan een streng DNA of RNA in een eiwitmantel of omhulsel van vet. Doordat virussen zich
vermeerderen binnenin gastheercellen, zijn ze moeilijk met geneesmiddelen aan te pakken. Er zijn
een paar geneesmiddelen ontwikkeld die aangrijpen op de eiwitten die alleen bij virussen