Samenvatting Law and Governance VU Rechtsgeleerdheid Jaar 3
Samenvatting Law & Governance
Week 1 Overlast in de wijk: de burgemeester als sheriff
De uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid in artikel 174a Gemeentewet en de taak van de
burgemeester als sheriff - B. van der Vorm
Er bestaat een voornemen om art. 174a Gemw uit te breiden. Op basis van de huigje bepaling kan de
burgemeester besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die
woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen daarop en daaromheen de
openbare orde verstoord. Een burgemeester mag dit artikel ook toepassen als er sprake is van
ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde.
De bevoegdheid van art. 174a Gemw wordt bijna niet gebruikt, omdat het lastig te bewijzen is dat de
gedragingen in de woning de ordeverstoring hebben veroorzaakt.
Het is niet eenvoudig om toepassing te geven aan art. 174a Gemw, omdat dit artikel uitsluitend van
toepassing is wanneer de openbare ordeverstoring van dien aard is dat die een bedreiging vormt
voor de veiligheid en de gezondheid van mensen, en wanneer ie overlast uitsluitend of overwegend
vanuit de te sluiten woning is ontstaan.
Er zijn plannen voor verbreding van art. 174a Gemw. Het huidige artikel is namelijk niet toereikend
om op te treden bij ernstig geweld. Art. 174a Gemw heeft 3 vereisten waaraan moet worden
voldaan:
1. Een gedraging in een woning
2. Een verstoring van de openbare orde
3. Causaal verband tussen 1 en 2.
Het is voorgesteld om 2 nieuwe sluitingsgronden toe te voegen
Ten eerste wordt het mogelijk om een woning te sluiten wanneer door ernstig geweld, of
bedreiging daarmee, in of in de onmiddellijk nabijheid van de woning of het lokaal of op het
erf of in de onmiddellijke nabijheid van het erf, e openbare rode rond de woning, het lokaal
of het erf wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan daarvan
In de tweede plaats wordt het mogelijk de woning te sluiten indien, door het aantreffen in de
woning of het lokaal of op het erf van een wapen als bedoeld in art. 2 van de Wet wapens en
munitie, de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord of ernstige
vrees bestaat voor het ontstaan daarvan (eerste lid, onderdeel c)
Er lijkt sprake te zijn van een discrepantie tussen de wettelijke taak van de handhaving van de
openbare orde en de ontwikkeling van nieuwe bevoegdheden.
1
,Samenvatting Law and Governance VU Rechtsgeleerdheid Jaar 3
Over nabuurschap en nabuurhaat in het recht - M. Vols
Soms kunnen burenconflicten leiden tot optreden van de overheid. Dit gebeurt bij woonoverlast.
Woonoverlast: de hinder die in hof direct rond een woning wordt veroorzaakt.
We kunnen 3 typen overlastveroorzakers onderscheiden:
1. Gevaarzetters: mensen die zich bijvoorbeeld bezighouden met brandstichting en vervuiling
2. Drugsdealers
3. Hinderlijken: restcategorie, denk aan geluidshinder.
De scheiding tussen de drie categorieën is niet scherp.
De overheid moet een actieve rol hebben bij de aanpak van woonoverlast, omdat:
1. Privaatrechtelijke middelen vaak niet voldoende om woonoverlast goed aan te pakken. Zo
kunnen de kosten voor een civielrechtelijke procedure hoog uitvallen en heb je nog het
probleem dat slachtoffers soms niet durven een privaatrechtelijke procedure te starten
2. Het optreden tegen woonoverlast is een publieke taak, omdat woonoverlast vaak het
publieke belang raakt. Denk aan de openbare orde en leefbaarheid van wijken.
3. Uit art. 2 en 8 EVRM vloeit een positieve verplichting t.a.v. de overheid voort. Zij moten
handelen in situaties waarin de rechten van slachtoffers worden beperkt door de overlast.
Het aanpakken van woonoverlast zijn er 2 beginselen die botsen:
Vrijheidsbeginsel: de overheid moet de autonomie van de burger respecteren en zich zo min
mogelijk bemoeien met diens vrijheid. Volgens dit beginsel mag de overheid zich niet zomaar
bemoeien met de privésfeer van de burger. Dit beginsel vloeit voort uit art. 10 Gw.
Tijdigheidsbeginsel: de lokale overheid moet op tijd tegen overlast optreden
Deze beginselen staan op gespannen voet met elkaar. Als je in een vroeg stadium ingrijpt, tast dit de
vrijheid van de burger aan. Omgekeerd geldt dat wanneer er juist gewacht wordt met ingrijpen om
zo de vrijheid te respecteren, er niet wordt voldaan aan het tijdigheidsbeginsel.
Poortbewaking: ongewenste woningzoekenden krijgen geen toegang tot woning of wijken en
ongewenste bewoners worden uitgezet.
Poortbewaking kan niet altijd worden toegepast; voordat dit kan, moet er eerst een gebied worden
aangewezen op verzoek van de gemeenteraad, waarbinnen zij willen dat deze bevoegdheid
toegepast moet kunnen worden. Het gaat hier vaak om gebieden waar de leefbaarheid al langere tijd
onder druk staat. Indien de minister van Wonen en Rijksdienst een dergelijk verzoek honoreert,
kunnen er bijvoorbeeld eisen gesteld worden aan een persoon die in het gebied willen wonen.
Doordat poortbewaking ervoor zorgt dat de overheid zich bemoeit met de privésfeer van de burger,
wordt veelal gezegd dat dit een schending is van het vrijheidsbeginsel.
Uitzetten
Op grond van art. 17 Woningwet is het College van B&W bij herhaaldelijke overtreding van
de woningwet, die samengaat met de bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de
gezondheid of veiligheid, bevoegd om een woning te sluiten.
Art. 13b Opiumwet bevat een dergelijke bevoegdheid voor de burgermeester indien er in de
woning drugs worden verkocht of aanwezig zijn. Hiervoor hoeft er geen sprake te zijn van
overlast. Overtreding kan een last onder bestuursdwang opleveren door de burgemeester.
Voor de burgemeester is art. 174a Gemw ook een bevoegdheid tot uitzetting opgenomen
indien gedragingen in deze woning de openbare orde verstoren. Enkel geluidsoverlast is
hiervoor echter niet genoeg; er moet sprake zijn van een ernstige bedreiging van de
veiligheid en gezondheid van mensen in de omgeving van de woning, waarbij de gedragingen
op zichzelf ernstig zijn. Sluiting van een woning kan tijdelijk zijn, maar ook definitief.
2
,Samenvatting Law and Governance VU Rechtsgeleerdheid Jaar 3
Uittreksel uit: ‘De burgemeester bewapend’, preadvies voor de Vereniging voor de vergelijkende
studie van het recht van België en Nederland 2019 - J.H.A. van der Grinten en A.E. Schilder
Burgemeesters krijgen steeds meer bevoegdheden wat betreft de aanpak van strafbare feiten.
Handhaving van de openbare orde is de belangrijkste taak van de burgemeester, art. 172 lid 1
Gemw. In dit kader mag hij volgens lid 2 bevelen geven met het oog op de bescherming van de
veiligheid en gezondheid.
Volgens art. 172 lid 3 Gemw (de lichte bevelsbevoegdheid) heeft de burgmeester de bevoegdheid
om bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevelen te
geven die noodzakelijk te achten zijn voor e handhaving van de openbare orde bij het uitoefenen van
deze bevoegdheid mag hij niet afwijken van wettelijke bepalingen.
Art. 174a Gemw bevat de bevoegdheid bevat de bevoegdheid om woningen te sluiten. De
burgemeester mag echter slechts zeer beperkt gebruik maken van deze bevoegdheid. Er moet sprake
zijn vaneen verstoring van de openbare orde in de zin dat aan de hand van concrete, objectieve en
verifieerbare gegeven aannemelijke maakt is dat er sprake is van gedragingen die de veiligheid en
gezondheid van mensen in de omgeving van de woning regelmatig en langdurig in ernstige mate in
gevaar hebben gebracht. Indien sluiting onevenredig is, of gebruik gemaakt kan worden van minder
ingrijpende middelen, mag deze bevoegdheid niet worden toegepast.
Op grond van art. 151 Gemw kan de burgemeester veiligheidsrisicogebieden aanwijzen bij verstoring
van de openbare rode door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het
ontstaan daarvan. Dit kan echter allen als de gemeenteraad hem daartoe bij verordening heeft
gemachtigd. In zo’n gebied kan de OvJ een last opleggen tot het preventief fouilleren van personen
en het doorzoeken van auto’s.
Om problemen door voetbalsupporters te voorkomen, is art. 172a Gemw opgenomen in de
gemeentewet. Volgens dit artikel kunnen overlastgevers voor beperkte periode worden verboden in
een bepaald gebied te komen. Ook kan er een meldplicht worden opgelegd. Deze bevoegdheid ligt
bij de burgemeester.
Op grond van art. 151d Gemw kan de gemeenteraad een verordening vaststellen met daarin kort
gezegd een zorgplicht voor burgers om geen woonoverlast te veroorzaken. Deze norm kan de
burgmeester gericht handhaven met gedragsaanwijzingen, zoals een verbod om luidruchtige
bezoekers ’s avonds laat te ontvangen, om harde muziek te dragen of om honden te laten blaffen. In
extreme gevallen is zelfs de sanctie van tijdelijke uithuisplaatsing (max 10 dgen) mogelijk als reactie
op overlatend gedrag.
In de APV zijn altijd ook bepalingen opgenomen om overlast zo veel mogelijk te voorkomen.
3
, Samenvatting Law and Governance VU Rechtsgeleerdheid Jaar 3
Week 2 Neighbours from hell
Aanpak van woonoverlast door de private woningverhuurder - M. Vols
Tegenwoordig kunnen woningverhuurders samen met lokale (gedecentraliseerde) overheden
optreden tegen huurders die overlast veroorzaken buiten hun directe woonomgeving.
Op grond van art. 174a Gemw (wet Victoria) kan de burgemeester een woning sluiten indien
door gedragingen in en rond deze woning de openbare rode ernstig wordt verstoord. Dit
artikel is niet mogelijk als middel tegen geluidsoverlast.
Art. 17 Woningwet geeft het college van B&W de bevoegdheid een bouwwerk te sluiten als
er sprake is van een overtreding van bepalingen van de eerste hoofdstukken van de
Woningwet.
o De overtreding moet hierbij wel betrekking hebben op de staat of het gebruik van
een gebouw, open erf of terrein
o Gespaard gaan met een bedreiging va de leefbaarheid of een gevaar voor de
veiligheid en gezondheid.
o Gevaar op herhaling
Op grond van art. 13b Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een woning te sluiten
indien de woning of op het bij de woning behorend erf een handelshoeveelheid drugs wordt
verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Doordat eer strenge eisen aan de bovengenoemde bepalingen zijn verbonden, is het aantrekkelijk
om woonoverlast te bestrijden in samenwerking met de woningcorporatie. Dit komt omdat de
middelen van het huurrecht in vergelijking met de bestuursrechtelijke bevoegdheden sneller en
eenvoudiger kunnen worden toegepast.
Middelen uit het huurrecht
Het belangrijkste instrument van de woningverhuurder is de gedwongen ontruiming van de
huurwoning. Hiervoor is ontbinding van de huurovereenkomst vereist. Art. 6:265 lid 1 BW bepaalt
dat iedere tekortkoming van de huurder, de verhuurder de bevoegdheid geeft de overeenkomst te
ontbinden. Uit de jurisprudentie vloeit voort dat het veroorzaken van woonoverlast valt aan te
merken als een tekortkoming in de nakoming, art. 7:213 BW. Een huurder is verplicht zich t.a.v. de
gehuurde zaak als goed huurder te gedragen. Daarnaast is in art. 6:165 lid 1 BW bepaald dat iedere
tekortkoming van de huurder, aan de verhuurder de bevoegdheid geeft de overeenkomst te
ontbinden.
Dat is echter niet het geval als de tekortkoming, gezien haar bijzondere aar dof geringe betekenis, de
ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dit biedt de huurder rechtsbescherming. Omdat de
ontbinding van een huurovereenkomst ingrijpende gevolgen kan hebben, is in art. 7:231 lid 1 BW
bepaald dat een huurovereenkomst in beginsel slechts met tussenkomst van de rechter kan worden
ontbonden.
In art. 7:219 BW is bepaald dat de huurder jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor zijn eigen
gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van hem die met zijn goedvinden het gehuurde
gebruiken of met zijn goedvinden daarop bevinden.
De manier waarop de HR art. 7:213 BW interpreteert, wijst erop dat een huurder het overlastende
gedrag van derden in zekere zin moeten ontmoedigen. Doet hij dit niet, dan schiet hij tekort in de
nakoming van zijn verplichtingen, wat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de
huurwoning mogelijk maakt voldoende-verband-criterium.
4