Hoorcollege 1
Waarom recht bij bedrijfskunde? Handig wanneer je een nieuw bedrijfspand wil aanschaffen, iemand
rekening niet betaald heeft, samenwerken ander bedrijf, aannemen van nieuw personeel.
Je hebt in feite te maken met twee grote
deelgebieden binnen het recht: het nationale
recht en het internationale recht. Nationaal recht
is het recht dat in een bepaald territorium (gebied)
wordt gehanteerd. Dat komt omdat elk land een
eigen soevereiniteit heeft met betrekking tot de
regels die men daar. Dat kan per land erg
verschillen. Regels over echtscheiding hier en India
zijn bijvoorbeeld volkomen anders. Internationaal
recht bestaat uit volkerenrecht en uit
internationale organisaties. Een verdrag kan
bilateraal of multilateraal zijn. Bij een bilateraal
verdrag zijn er twee landen bij betrokken,
bijvoorbeeld bij vragen over grensvaststelling tussen twee landen. Bij een multilateraal verdrag zijn er
meer dan twee landen bij betrokken, bijvoorbeeld het BENELUX verdrag. Er zijn ook verdragen in het
internationaal recht die niet samenhangen met het volkerenrecht maar komen vanuit internationale
organisaties, dat zijn de Europese Unie (supranationale organisatie, bij deze organisaties doet men
afstand van een deel van eigen soevereiniteit. Bijvoorbeeld bij invoering van de euro deden betrokken
landen afstand van eigen munteenheid.) en de Verenigde Naties (intergouvernementele organisatie,
bij deze organisatie is het inleveren van soevereiniteit veel minder en kun je ook veel minder voor
elkaar krijgen).
EVRM: Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
Publiekrecht en Privaatrecht
Dan kan je nog onderscheid maken in privaatrechtelijke regels
en publiekrechtelijke regels. Bij privaatrechtelijke regels gaat
het om de rechtsverhouding burger <--> burger waarbij het
eigen belang van de ene burger tegenover het eigen belang van
de andere burger gaat. Bij publiekrechtelijke regels gaat het om
de rechtsverhouding burger <--> overheid of rechtsverhouding
overheid <--> overheid, waarbij het eigen belang van de burger
tegenover het algemeen belang van de overheid staat of het
algemeen belang tegenover het algemeen belang. Echter, niet
alle handelingen van de overheid zijn publiekrechtelijk van aard.
Wanneer het een exclusief recht van de overheid betreft behoort het tot publiekrecht. Wanneer de
belastingdienst een bedrijf een aanslag vennootschapsbelasting oplegt behoren hier publiekrechtelijke
regels bij, dit is een exclusief recht van de overheid. Wanneer het geen exclusief recht van de overheid
betreft behoort het tot privaatrecht. Wanneer een gemeente een dienstauto voor haar burgemeester
wil leasen dan behoort het tot het privaatrecht, een auto leasen is geen exclusief recht voor de
overheid. De gemeente heeft dan te maken met de privaatrechtelijke regels.
,Privaatrecht kan zowel nationaal als internationaal worden verdeeld in twee grote groepen en een
kleine groep. De twee grote zijn regels m.b.t. het personen & familierecht en regels m.b.t. het
vermogensrecht. Bij het personen & familierecht horen rechtsregels die betrekking hebben op de
rechtsverhoudingen binnen en buiten het gezin, denk aan huwelijksvoorwaarden en ouderlijk gezag.
Bij vermogensrecht horen de rechtsregels die betrekking hebben op rechtsverhoudingen die primair
op geld waardeerbaar zijn, kan ook een negatief vermogen zijn zoals schulden. Denk verder aan
arbeidsovereenkomsten. De kleine groep die aan het privaatrecht behoort is het erfrecht. Het erfrecht
is een aparte groep omdat het zowel tot het personen & familierecht behoort maar ook tot het
vermogensrecht.
Binnen het vermogensrecht zijn ook weer een aantal rechten te onderscheiden. De eerste is het
goederenrecht, dit is de rechtsverhouding tussen persoon en goed. Hierbij gaat een persoon een
relatie aan met een zaak (goederen). Bijvoorbeeld de vraag of iemand eigenaar is van een bepaalde
zaak of goed. Dat maakt of je bepaalde rechten hebt tot deze goederen, alleen de eigenaar heeft
rechten over het goed. Stel je koopt een gestolen fiets, dan kan je zeggen ik ben eigenaar want ik heb
betaald, maar juridisch slaat dit nergens op want de persoon waarvan je de fiets hebt gekocht was
geen eigenaar in eerste instantie, dan kan je geen eigenaar worden. Alleen de eigenaar kan de
eigendomsrechten overdragen. De tweede is het verbintenissenrecht. Dit is de rechtsverhouding
tussen persoon en persoon. Denk hieraan bij de arbeidsrechtelijke relatie. Je gaat als persoon een
verplichting aan met een andere persoon, namelijk om voor een bepaalde tijd voor een bepaald salaris
werkzaam te zijn. Verbintenissen zijn eigenlijk verplichtingen die je aangaat. Of een
koopovereenkomst, je koopt iets dan ben je verplicht de koopprijs te betalen. De laatste is het
handelsrecht, dit is het geheel aan rechtsregels aangaande handel en verkeer. Dat wil zeggen er zijn
een aantal hele specifieke situaties die hieronder gebracht zijn. Denk aan alles wat met verzekeringen
of transport te maken heeft. Het vermogensrecht is erg relevant met bedrijfskunde.
Ook het publiekrecht kan onderverdeeld worden in drie groepen. De eerste is staatsrecht. Het
staatsrecht regelt de organisatie van de gehele overheid. Bijvoorbeeld dat we een monarchie zijn en
een regering hebben. De tweede is het strafrecht, dit is het geheel aan regels betreffende de
strafbaarstelling van bepaalde feiten en de straffen. Ofwel daar staat in wat niet mag. Staat in het
publiekrecht omdat de wetten die zeggen wat niet mag afkomstig zijn van de overheid. De laatste is
het administratief recht of bestuursrecht. Dit geeft invulling aan de rechtsverhouding tussen burgers
en overheid. Denk aan het belastingrecht. Hoe verlopen bepaalde communicatielijnen tussen u als
burger en de overheid; aan welke voorwaarden moet je voldoen om in aanmerking te komen voor een
bouwvergunning of wat moet u doen als u het oneens bent met een opgelegde belasting.
, Rechtsbronnen
Het geheel aan regels wordt het positief recht genoemd. Dit geheel aan regels komt voort uit vier
verschillende rechtsbronnen, namelijk: wetten, rechtspraak, gewoonte en verdragen.
1. Wetten zijn steeds geschreven regels (staan
altijd op papier), ongeschreven wetten bestaan
helemaal niet. En wetten zijn steeds afkomstig
zijn van een nationaal overheidsorgaan. De
bevoegdheid om wetten tot stand te brengen
komt voort uit de grondwet (Gw).
Deze bevoegdheid hebben twee instanties: 1. De
formele wetgever = regering & Staten Generaal,
zij maken wetten in formele zin. Een wet in
formele zin heeft betrekking op wie heeft de
regel gemaakt, is deze afkomstig van de regering & Staten Generaal dan spreek je van een wet
in formele zin. Bijvoorbeeld de faillissementswet is een wet in formele zin, omdat het een
regeling is die wet heet. Het strafrecht is ook een wet in formele zin omdat er wet in die
regeling staat genoemd. Alle wetten in formele zin worden wet genoemd. een gemeentelijke
regeling die zegt dat de kroegen tot 04:00 open mogen is dus geen formele wet, maar een
verordening. Een wet en een verordening zijn zeker niet hetzelfde, zijn beide regels maar
hiërarchisch heel anders. Wetten in formele zin komen dus van de regering samen met de
Staten Generaal. 2. De lagere wetgevers, deze kom je tegen op centraal niveau (in Den Haag)
en op decentraal niveau (buiten Den Haag). Op centraal niveau spreek je van of (1) regering ,
zonder Staten Generaal dus, die ook regelgeving kan maken, dat heet dan een Algemene
Maatregel van Bestuur (AMVB). Als de regering bijvoorbeeld een avondklok wil instellen kan
dit ook zonder de Eerste en Tweede Kamer, dan gaan ze via de weg van een AMVB. Politiek
niet altijd heel slim, want je moet er voor zorgen dat je een zo breed mogelijk draagvlak krijgt
voor je regels, zo kan je het beter verkopen en beter hanteren. Op centraal niveau kan het ook
dat (2) één of meer ministers regelgeving tot stand brengen, zonder de regering en zonder de
Staten Generaal. Ook hier krijg je de overweging wil je dit wel doen als je weet dat de regering
en Staten Generaal het er niet mee eens zijn, staatsrechtelijk zou het wel kunnen. Dan spreek
je van een ministeriële regeling. Op decentraal niveau kom je ook regelgeving tegen afkomstig
van de overheid, dan hebben we het over provincies, gemeentes, bedrijfschappen &
waterschappen en openbare lichamen. Dit noem je dan geen wetten maar verordeningen.
2. Rechtspraak / Jurisprudentie. Dit hangt nauw samen met wat rechters doen: uitleg geven aan
een bepaalde regeling of bepaalde wetten. Bijvoorbeeld de rechter vindt dat in de huidige
situatie m.b.t. corona dat horecazaken niet de volledige huur hoeven te betalen. Dit is een
vorm van rechtspraak die uitgaat van de gedachte hoe moet je de rechtsregels op dít moment
uitleggen. Is erg tijds- en plaatsgebonden. Bestaande rechtsregels kunnen erg worden
aangevuld, soms is de regel niet geschreven voor een bepaalde situatie omdat de regel
wanneer deze gemaakt werd met deze unieke situatie geen rekening kon houden.
Rechtspraak / Jurisprudentie bepaalt dus een deel van het recht.
3. Gewoonterecht. Deze regels zijn niet afkomstig van de overheid: de overheid heeft er nooit
iets van op papier gezet. Een ander kenmerk is ze vertonen een bestendige gedragslijn /
herhaald gebruik: komt vaker voor. Nog een kenmerk is het besef dat gebruik rechtens moet
worden gevolgd: zijn het er over eens dat het zo hoort. Als de regering om welke reden dan
ook niet meer het vertrouwen heeft van de Tweede Kamer dan wordt de regering geacht op
te stappen. Er staat nergens in de wet dat dit moet, dit is een voorbeeld van gewoonterecht.